Bodembedekkers: praktisch en mooi
Bodembedekkende planten of bodembedekkers zijn planten die door hun groeiwijze (kruipende of spreidende groei), hun karakteristieken (dichte groei, grote bladeren, woekerend, wintergroen…) en de manier waarop ze aangeplant worden, ervoor zorgen dat de bodem praktisch vrij blijft van onkruiden.





Kortom, de droom van iedere tuinier. Maar opgelet, de keuze van de juiste plant in functie van de groeiplaats is bij een bodembedekker van cruciaal belang. Een bodembedekker die aangeplant wordt op een voor hem minder geschikte bodem of groeiplaats (schaduw, zon, wind, beschut…) zal niet optimaal groeien waardoor het onkruid toch zijn kans ziet om aan de groei te gaan. En geloof me, onkruid wieden of hakken tussen een bestaande bodembedekkende beplanting is niet de leukste tuinklus en een chemische onkruidbestrijding uitvoeren tussen kruipende planten is in de meeste gevallen niet mogelijk. Een goede voorbereiding van de aanplant en een goede plantkeuze zorgen voor een goede groei en geven de garantie dat de bodembedekker ook echt doet wat hij moet doen: onkruiden onderdrukken en mooi zijn.
De beste bodembedekkers
Het begrip bodembedekker is heel breed. Niet alleen kruipende planten worden als dusdanig aangeprezen, ook grotere (half-) struiken zoals lavendel, grassoorten, breed uitgroeiende coniferen uit het Juniperus geslacht en planten die gebuikt worden voor vakbeplanting (Prunus l. ‘Otto Luyken’, Symphoricarpos, Lonicerasoorten…) worden vaak als bodembedekker omschreven. Eigenlijk kunnen alle compact groeiende, laagblijvende planten die dicht genoeg bij elkaar geplant worden, worden beschouwd als bodembedekkend. In dit artikel beperken we ons tot de wintergroene vaste planten die door middel van langere of kortere, boven- of ondergrondse uitlopers de bodem (snel) bedekken en zo een dichte, onkruidwerende mat vormen.
Vinca minor (kleine maagdenpalm): dit inheems, 20 cm laag blijvende halfheestertje heeft langwerpige tot eironde, donkergroen leerachtige blaadjes die ook in de winter aan de plant blijven. Met zijn vlot wortelende, lange, niet-bloeiende scheuten zorgt hij voor een dicht gesloten tapijt. In het hart van de plant, aan de wat meer opgerichte stengels, verschijnen vanaf maart blauwe bloemen. Er zijn ook cultivars met witte, violette en purperen bloemen en met goud- of zilverbonte blaadjes op de markt. Vinca groeit bij voorkeur in
Thymus praecox (kruipende tijm): tijm kennen we best als keukenkruid en er zijn heel wat soorten op de markt zoals de echte tijm, citroentijm, grote tijm…, die allen bladhoudend zijn en als ze dicht genoeg bij elkaar geplant worden goede bodembedekkers zijn. Meest geschikt is de zogenaamde kruiptijm, een plantje dat niet hoger wordt dan 5 cm. Het plantje heeft uiterst kleine blaadjes en nietige, roze bloemetjes die in juni-juli aan de plant tevoorschijn komen. Doordat ze met veel bij elkaar in enigszins bolvormige schijnaren zijn geplaatst is de bloei onder gunstige groeiomstandigheden zeer opvallend. Er zijn witte en paarsroze bloeiende rassen op de markt. Kruipende tijm geeft de voorkeur aan een
Hypericum calycinum (hertshooi soort): is een groenblijvende plant die zich sterk uitbreidt met behulp van ondergrondse uitlopers waardoor de planten op den duur een gesloten geheel vormen van ongeveer 30 cm hoog. De langwerpige bladeren zijn enigszins leerachtig en van juli tot september is de plant getooid met vrij grote, alleenstaande gele bloemen. Kort terugknippen in het vroege voorjaar, voor het uitlopen van de nieuwe loten, zorgt voor een dichtgesloten tapijt. Deze Hypericum groeit in
Ajuga reptans (kruipend zenegroen): de naam van deze (eerder half-) wintergroene plant zegt het al: met zijn talloze bovengrondse uitlopers, die op verschillende plaatsen inwortelen, klasseert deze kruiper (15 tot 25 cm hoog) zich moeiteloos als uitstekende bodembedekker. Van mei tot juni verschijnen de typische lipbloemen die in korte aartjes bij elkaar staan. Het loof is kruidachtig en ziet er wat frêle uit. Er zijn heel wat cultivars op de markt met uiteenlopende bloem- en loofkleuren. De bloemkleur varieert in alle tinten van blauw tot violet en de bladeren variëren van witbont over witbruin tot bruingroen en zelfs veelkleurig. Ajuga is goed toe te passen op
Lamiastrum galeobdolon (gele dovenetel): is een praktisch wintergroene dovennetel waarvan de kruipende stengels (tot 15 cm hoog) niet en de opgaande stengels (tot 60 cm hoog) wel bloeien. De korte bloei bestaat uit vrij grote, gele lipbloemen die, zoals bij de andere dovenetels, in schijnkransen bij elkaar staan. De gewone soort heeft groene bladeren maar de soorten die in cultuur zijn, hebben bijna allemaal zilverbonte (gerande, gestreepte of gevlekte) bladeren. Deze dovenetel kan sterk woekeren en heeft een voorkeur voor
Geranium macrorrhizum (ooievaarsbeksoort): deze ooievaarsbeksoort is misschien wel de beste bodembedekker die als geen ander onkruid kan onderdrukken. Deze vrijwel volledig wintergroene plant is bovendien zeer decoratief en kent een rijke en langdurige (juni -juli) bloei met de typische purperroze bloemetjes. De planten bereiken een hoogte van ongeveer 30 cm en verspreiden zich met grove wortelstokken. Er zijn verschillende cultivars op de markt, waarbij sommigen sterk geurende bladeren hebben, die vaak heel lang bloeien (soms tot eind oktober) met bloemkleuren in allerlei tinten roze. Deze kruipende ooievaarsbeksoort geeft de voorkeur aan
Tuintip
Bodembedekkers beletten de groei van onkruiden omdat ze ervoor zorgen dat het zonlicht niet tot op de onderliggende bodem kan doordringen. Bij gebrek aan voldoende zonlicht sterven de kiemende onkruidzaden snel af. Bij een nieuwe aanplant dient men regelmatig en grondig te wieden zodat het onkruid niet de bovenhand haalt op de bodembedekkers. Men kan dit probleem omzeilen door gebruik te maken van afdekmateriaal (bodemdoek, snippers, schors…). Dit materiaal zorgt ervoor dat de bodem onkruidvrij blijft tot de planten een voldoende dichte mat gevormd hebben.