Startpagina Klimaat

ILVO-Klimaatdag volgt reis van ons voedsel

Op de ILVO-Klimaatdag van 7 november in Melle volgden we de reis die voedsel aflegt voor het op ons bord terechtkomt. We leerden ook bij over het ILVO-onderzoek naar klimaatmitigatie en -adaptatie in elke stap van dat proces, van zaadje tot maaltijdslaatje.

Leestijd : 11 min

Het voorbije jaar ging de geschiedenisboeken in als het warmste jaar dat ooit gemeten werd. Begin november meldde de Europese klimaatdienst Copernicus dat 2024 het eerste volledige kalenderjaar was waarin de wereldwijde opwarming boven 1,5 °C uit komt. Die opwarming is nog niet structureel, maar wetenschappers verwachten dat ze dat wel wordt rond 2030. Er is dus werk aan de winkel.

Brood, sla, kaas, kipfilet… : elk van die ingrediënten legt een lange weg af voor het in onze lunch terechtkomt. Welke klimaatimpact heeft dat productieproces? Hoe kunnen we die verminderen? En welke invloed heeft de klimaatverandering op de productie van ons voedsel? Dat waren de vragen waarop de ILVO-klimaatexperts tijdens de Klimaatdag een antwoord trachtten te bieden. Ze namen je mee doorheen de keten, van plant en bodem tot dier en boer, en legden uit welke rol elk onderdeel speelt in het klimaatverhaal.

Expertisecentrum

Het ILVO-Expertisecentrum Landbouw & Klimaat (ILVO-ELK) is een onafhankelijk kennisplatform waar je terechtkan voor wetenschappelijk gebaseerde inzichten en onderzoek over landbouw en klimaat. “Intern volgen we al het klimaatonderzoek op en coördineren het, extern trachten we objectieve cijfers en feiten mee te geven in het klimaatdebat, onder meer via onze website (www.elk.ilvo.vlaanderen.be) en een viermaandelijkse nieuwsbrief”, zei ELK-coördinator Jonas Vandicke.

De voorbije 2 jaar lag de gemiddelde wereldwijde luchttemperatuur elke dag boven het gemiddelde van de laatste 30 jaar. Dat komt door de toename van de broeikasgassen, met als belangrijkste CO2. De laatste 200 jaar zijn de CO2-concentraties fel gestegen. De klimaatverandering is een feit, maar toch is er hoop. Op Europees vlak moet de totale emissie van broeikasgassen met 55% dalen tegen 2030 en tegen 2050 moet Europa volledig klimaatneutraal zijn. Vlaanderen wil zijn uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met 40% verlagen, waarbij de landbouw 30% minder moet uitstoten. De industrie- (25%), energie- en transportsector (beide 23%) stoten in Vlaanderen het meest broeikasgassen uit; landbouw staat voor 10% van de totale broeikasgasuitstoot. Landbouw is in vergelijking met andere sectoren een buitenbeentje qua type broeikasgasuitstoot. Voor de helft gaat het om methaan (vooral vanuit de veeteelt geproduceerd), een kwart om CO2 (vooral vanuit de tuinbouw uitgestoten) en een klein kwart om lachgas (vooral vanuit de bodem bij toediening van kunst- of dierlijke mest en vanuit de mestop-slag zelf). De uitstoot van landbouw is sinds 1990 al verminderd met bijna 17%.

Figuur: De industrie-, transport- en energiesector stoten het meest broeikasgassen uit, de landbouw staat voor zo’n 10%.
Figuur: De industrie-, transport- en energiesector stoten het meest broeikasgassen uit, de landbouw staat voor zo’n 10%. - Bron: VMM

Klimaatmitigatie en -adaptatie

KMI-cijfers tonen dat de gemiddelde jaartemperatuur in Ukkel 2,7 °C hoger ligt en dat de gemiddelde jaarlijkse neerslag met 9% steeg in vergelijking met pre-industriële tijden. Verder duren droogtes ook langer en wordt de neerslag steeds heviger. Vlaanderen ligt in de Atlantische regio, waar er vooral meer kans is op hevige regenval en op daarbij horende rivier- en kustoverstromingen. Klimaatextremen worden steeds heviger en verrassender. ELK doet onderzoek op het vlak van klimaatmitigatie (het tegengaan van broeikasgasemissies) en klimaatadaptatie (hoe kunnen we ons aanpassen aan die weersextremen?) in elke stap van het voedselproces. Vandicke waarschuwde nog voor het feit dat een maatregel wel goed kan zijn voor het klimaat, maar niet noodzakelijk ook voor het milieu of voor dierenwelzijn. “Als we maatregelen voorstellen, moeten die altijd zoveel mogelijk met al die thema’s (ook economische en sociale factoren) rekening houden.”

Klimaatrobuust telen

Isabel Roldán-Ruiz, wetenschappelijk directeur van de ILVO-afdeling Plant, schetste hoe de klimaatverandering onze gewaskeuzes beïnvloedt. Eerst legde ze de focus op het veranderende regenpatroon. “Elk jaar is anders, maar over het algemeen worden de winters natter en de zomers droger. Daardoor worden seizoenen ook wat korter voor de landbouwer. Door diverse factoren steeg de gewasopbrengst de voorbije jaren. Nu beginnen we in sommige gewassen te zien dat die stijging stagneert en dat er zelfs een daling dreigt als we niets doen.

Het onderzoek helpt via 3 sporen naar meer klimaatrobuust telen. Een deel van de oplossing zit in plantenveredeling, wat betekent dat de gewasrassen qua genetische samenstelling beter gewapend zijn voor de toekomst. Dat is niet evident, omdat veredeling een traag proces is. Je moet de dag van vandaag de juiste keuzes maken voor de problemen die we over 10 jaar zullen ervaren. Het proces van veredeling en commercialisering van een nieuwe variëteit duurt gemiddeld 10 jaar. Daarvoor zijn een consequente selectie van variëteiten en een geavanceerde infrastructuur (mobiele regenkappen, thermale camera’s…) nodig.

Een tweede optie is iets nieuws proberen door je teeltmanagement te optimaliseren, bijvoorbeeld door mulching (het toedekken van de bodem met een laag tuinresten, om minder vocht te laten verdampen) toe te passen of door je gewasrotatie te optimaliseren (zoals het telen van een graangewas na een peulvrucht in plaats van een ander graangewas).

De derde optie is kiezen voor andere gewassoorten, zoals quinoa of kikkererwt, die van nature meer droogtetolerant zijn dan de gewassen die we hier tot nu toe kennen, maar die ook voldoende ziekteresistent moeten zijn.”

Werken aan waterzekerheid

Sarah Garré, experte water bij ILVO Plant, ging in op de uitdagingen rond waterzekerheid. Ze stelde dat een plant voldoende water moet kunnen vinden en opnemen, want net als een mens transpireert een plant. “De waterbeschikbaarheid verandert door de grotere weersextremen. Zo was 2020 een heel droog en 2024 een heel nat jaar. De hoge bevolkingsdichtheid, het intens landgebruik, verharding en bodemverdichting maken het niet makkelijker om waterzeker te kunnen boeren”, aldus Garré.

Het ILVO werkt aan maatregelen om de waterbe-schikbaarheid te verhogen. “Zo is bodemzorg heel belangrijk. In een gezonde bodem met een goede structuur kan water makkelijker indringen, waardoor er meer water voorradig is. In het algemeen moeten we meer ruimte maken voor water in het landschap. Water opslaan in reservoirs of waterbekkens is een goede piste, maar onze beste buffer is ons grondwater. Daarom moeten we inzetten op ondergrondse locaties die potentieel hebben om water op te slaan. Klimaatadaptatie gaat niet enkel over droogte, maar ook over hoe we met te veel water omgaan.”

Het ILVO voert ook onderzoek rond kleinschalige maatregelen om het water langzaam te laten infiltreren en vast te houden, zoals stuwen, peilgestuurde drainage (het water dynamischer beheren op een perceel) en agroforestry (structuren met bomen die water tegenhouden als het begint af te stromen). “Landschapsplanning is heel belangrijk: we moeten nadenken over welk type landgebruik waar thuis-hoort in een landschap. Zo hebben natte graslanden een belangrijke functie in natte gronden. Het ILVO wil meer werken rond natte landbouw, waarbij er keuze zou zijn voor geschikte, robuuste, nieuwe teelten.”

Het ILVO voert ook onderzoek rond kleinschalige maatregelen om het water langzaam te laten infiltreren en vast te houden, zoals stuwen (zie foto), peilgestuurde drainage en agroforestry.
Het ILVO voert ook onderzoek rond kleinschalige maatregelen om het water langzaam te laten infiltreren en vast te houden, zoals stuwen (zie foto), peilgestuurde drainage en agroforestry. - Foto: ILVO

Garré trekt de problematiek ook open tot een maatschappelijke uitdaging. “Naast het verhogen van de waterbeschikbaarheid moet ook de watervraag naar beneden. In de landbouw kan dat door te kiezen voor klimaatrobuuste gewassen en alternatieve teeltsystemen, maar ook door een efficiënt watergebruik, bijvoorbeeld door in te zetten op meer precieze irrigatietechnieken in plaats van een haspel te gebruiken en door in te zetten op de juiste timing van de watergift. Zelfs al bereiken we bijna 100% efficiëntie, dat is echter geen reden om niet ook de algemene waterconsumptie te verminderen. Beter kijken naar het menselijk gedrag en naar de besluitvorming is hierbij zeker aan de orde.”

Bodem: schakel naar klimaatneutraliteit

Als alle sectoren hun emissies maximaal reduceren, dan blijven er wellicht toch nog resterende emissies (zoals lachgasemissies) en is er dus geen werkelijke klimaatneutraliteit. Naar de bodem wordt gekeken als een mogelijke oplossing om het gat dicht te rijden, door – meer dan nu het geval is – koolstof uit de atmosfeer te halen en ondergronds op te slaan. “Planten kunnen dat: ze zorgen ervoor dat CO2 uit de lucht gehaald wordt om zelf te groeien en wortels te ontwikkelen. Een deel van die koolstof verwordt tot bodemorganische koolstof (of humus) die lange tijd vast blijft zitten in de bodem. Een deel van de bodemorganische stof kan ook weer verloren gaan, als lachgasemissie, en dan vergroot het klimaatprobleem juist”, vertelde Greet Ruysschaert, bodemspecialiste bij ILVO. “Het leuke is dat bodemkoolstof ook gunstig is voor een betere bodemgezondheid en voor allerlei bodemecosysteemdiensten.”

Met een doordacht bodem- en gewasbeheer kan de landbouwsector bevorderen dat er voor een langere tijd meer koolstof in de bodem opgeslagen blijft. In het onderzoek is men erg actief om de in-spanningen van de landbouw en de daadwerkelijke en vermoedelijke koolstofopslag in cijfers om te zetten, zodat er ook een hoeveelheid stimulerende bodemkoolstof zou kunnen groeien. “Het verzamelen van betrouwbare data, modellen en monitoringstrategieën is nodig voor het beleid (om te kijken of we de doelstellingen kunnen behalen en of de in-spanningen van landbouwers zichtbaar zijn in een – stimulerende – klimaatboekhouding.

Er wordt ook gewerkt aan beslissingsondersteunende en duurzaamheidstools (zodat landbouwers effectieve, haalbare maatregelen leren kennen) en aan verdienmodellen (om robuustere en kostenefficiënte systemen te kunnen ontwikkelen).” Ruysschaert waarschuwt wel voor overdreven enthousiasme. “Er is in onze contreien zeker potentieel om de koolstofopslag in de bodem te verhogen, en om de boeren daarvoor te belonen, maar we zullen binnen de sector via de bodeminspanningen niet alle landbouwemissies kunnen compenseren.”

Dieren en klimaat

Dieren hebben een impact op het klimaat (er is een relatie tussen rantsoenkeuze en de hoeveelheid uitgestoten broeikasgassen, dus mitigatie), maar het klimaat heeft ook een (negatieve) impact op de dieren (adaptatie). Nico Peiren, ILVO-onderzoeker dierlijke emissies, omgeving en klimaat, ging in op beide aspecten. “Wat de vermindering van uitstoot door varkens betreft, zijn we in Vlaanderen op de goede weg, blijkt uit de cijfers. Bij varkens is het voederaandeel 65% van hun uitstoot. Voedersamenstellingen aanpassen heeft dus een grote in-vloed. De dalende emissies vanuit deze tak zijn ook wel te verklaren door de opkoopregeling.” Veel onderzoek richt zich op het verminderen van broeikasgasemissies afkomstig van rundvee, want als herkauwer produceert het veel methaan. Methaan is op zich een ‘dankbaar’ gas, omdat het, in tegenstelling tot CO2 en lachgas, slechts een 12-tal jaar in de atmosfeer actief is en je dus duidelijk het effect van een reductie in 1 generatie kan zien. Er bestaat een wereldwijde belofte, de ‘globale methaanpledge’ om een vermindering van 30% methaan van runderen te realiseren tegen 2030 (vergeleken met 2020). Volgens het Vlaams Energie en Klimaatplan 2021-2030 moeten de emissies in de landbouwsector 29% lager liggen tegen 2030, vergeleken met 2005.”

Specifiek voor enterische emissies (methaangas dat ontsnapt tijdens het herkauwen) is er een convenant opgezet (meer info via www.rundveeloket.be/CEER). De doelstelling is daar om -14% ten opzichte van 2005 te behalen. Door de toename van de melkveestapel moet er intussen 23% worden gereduceerd. De voorgestelde maatregelen situeren zich op het vlak van veestapel-, dier- en voedermanagement, genetica en selectie. ILVO voert vooral onderzoek naar voedermanagement. “We bekijken hoe we met voedercombinaties de maat-regelen kunnen uitbreiden. Met Bovaer (een methaanreducerend voederadditief) in het voeder kan je de methaanuitstoot met 26% reduceren, met begrazing erbij wordt dat zelfs 29%. Verder speelt de samenstelling van het krachtvoeder een belangrijke rol. We onderzoeken ook hoe we de reductie van enterische emissies en het gebruik van lokale en circulaire eiwitrijke voeders – waarbij bierdraf en koolzaadschroot sojaschroot vervangt – kunnen combineren.” Voor enkele van de voorgestelde maatregelen kan je een subsidie krijgen, maar die is niet volledig kostendekkend. Mede daardoor worden ze slechts door een 200-tal veehouders toegepast.

Adaptatie-onderzoek in de melkveesector is er ook: “We trachten klimaatrobuuste teelten zoals rietzwenkgras en Engels raaigras in te passen in de rantsoenen. Een ander aandachtspunt rond klimaatadaptatie is hittestress. Het dier, én de melkproductie, lijden onder te veel hitte. Zowel bepaalde temperatuurdrempels als de relatieve luchtvochtigheid maken dat de hittestress harder optreedt”, aldus Peiren.

Klimaatvriendelijk boeren

“Wil je een klimaatvriendelijk agrarisch productiesysteem bereiken, dan moet je wel een paar belangrijke vaststellingen meenemen”, stelde Laure Triste van de ILVO-afdeling Landbouw en Maatschappij. “Elke boer is anders en werkt ook vaak anders. Bovendien werkt hij binnen een groter agrovoedingssysteem, met veel input, vragen en verwachtingen van afnemers, consumenten en industrie. Dat, en de geofysische context van het bedrijf, bepalen mee de keuzes op het bedrijf.” Triste legde uit in welke processen het onderzoek meehelpt. “Vooreerst wil de boer inzicht krijgen in hoe hij persoonlijk scoort op zijn klimaatimpact, wat interessante maatregelen zijn en wat die betekenen voor zijn bedrijf. Daarna gaat hij testen en experimenteren. Zijn die testen succesvol, dan kan hij die successen delen en opschalen.”

De ontwikkeling van een benchmarksysteem is dus nuttig. Een mooi voorbeeld hiervan is de Klimrek-klimaatscan, een wetenschappelijk onderbouwde ILVO-tool waarmee boeren op basis van een analyse van hun bedrijfsgegevens inzicht krijgen in de klimaatimpact van hun bedrijf. De tool werd al bij meer dan 250 bedrijven uitgevoerd en leverde al meer dan 500 scans op. Bij het testen en experimenteren spelen pionierlandbouwers een heel belangrijke rol. “Ze delen hun ervaringen met collega-landbouwers in lerende netwerken. Andere boeren zijn immers vaak de belangrijkste kennisbron voor boeren.”

Volgens Laure Triste van de ILVO-afdeling Landbouw en Maatschappij is de ontwikkeling van een benchmarksysteem nuttig.
Volgens Laure Triste van de ILVO-afdeling Landbouw en Maatschappij is de ontwikkeling van een benchmarksysteem nuttig. - Foto: ILVO

Triste ziet de voordelen van een aanpak waarbij boeren een veel actievere rol in het onderzoek krijgen van bij het begin. In zogenaamde living labs gebeurt dat al. Dit zijn gemengde groepen waarin de stielkennis en de dagelijke landbouwrealiteit naast de theoretische kennis van de wetenschapper staat. Een laatste fase waarin onderzoekers kunnen bijspringen, is in de uitrol van nieuwe inzichten. Successen delen en opschalen kan via praktijkgerichte, interactieve demonstraties. Gekwalificeerde adviseurs helpen de boer doorheen al deze processen en leggen ook de link met de omgeving.

Maaltijdslaatje

Veerle Van Linden, onderzoekster Klimaatslimme landbouw en energie, sloot de Klimaatdag af met een uiteenzetting over de levenscyclusanalyse (LCA). “Sectoren en bedrijven worden gestimuleerd om de volledige impact van hun productieproces te kennen en te verbeteren, en om daarbij alle schakels en milieuthema’s in rekening te nemen. De LCA maakt dus een ‘grote foto’ van de impact van een product of proces: de schade aan de menselijke gezondheid, de ecosysteemkwaliteit en de uitputting van grondstoffen worden ingeschat door de bijdrage aan diverse milieuthema’s te kwantificeren. Dat laat toe om knelpunten aan te wijzen en om oplossingen te vinden die op meerdere milieuthema’s positief zijn. De methode kan tonen waar er verbeterpotentieel zit en hoe de schakels in een productieketen het samen beter kunnen doen.”

De LCA-methode kent echter nog beperkingen, zeker in relatie tot voeding. Er bestaan wereldwijd een aantal databases die per voedingsproduct aangeven wat ruwweg de globale milieu- en klimaatimpact is. Maar als er productiepraktijken (bijvoorbeeld in de landbouw) worden gebruikt die lokaal een positieve impact hebben, worden die meer genuanceerde cijfers nog niet meegenomen. Ook enkele specifieke milieuproblemen, zoals microplastics, zijn nog niet in detail opgenomen in deze LCA-analyses.

Aan de andere kant krijgen land- en tuinbouwers vaak de vraag om hun carbon footprint (ecologische voetafdruk) door te geven aan hun afnemers. Bij melk en vlees ligt (volgens de internationale databases) grofweg zo’n 90% van de klimaat-impact op het landbouwbedrijf, waar de verwerker met zijn energie- en waterverbruik slechts 10% aan toevoegt. De druk om te verduurzamen komt dan richting landbouw. ILVO is actief in uitgebreide analyses van lokale landbouwprocessen. Dat gebeurt met online rekenmodellen die actuele en bedrijfsspecifieke data genereren. Daarbij kunnen boeren het bestaande datadeelplatform DjustConnect gebruiken om de datastromen automatisch en gecontroleerd te laten verlopen. ILVO werkt ook hard aan de ontwikkeling van een eigen databank met primaire data van Vlaamse landbouwers, dus aangepast aan de lokale praktijken.”

Duurzame transitie

Crelan ondersteunt sinds maart 2024 de structurele werking van ILVO’s ELK. De samenwerking leidt tot de organisatie van een jaarlijkse klimaatstudiedag (waarvan die op 7 november de eerste was) en de lancering van een klimaatnieuwsbrief, beide voor de brede land- en tuinbouw. Koen Verniest, hoofd Go-to-market customer journey bij Crelan en samen met zijn team verantwoordelijk voor de contacten met professionele klanten (kmo’s en landbouwers), verduidelijkte de rol van de bank in het financieren van de duurzame transitie. “Dat willen we doen op een faciliterende manier door in gesprek te gaan met onze klanten en daarbij onze inzichten en kennis mee te geven. We willen samen met landbouwers kijken wat er kan en niet kan. Het is een kwestie van voortschrijdend inzicht.”

Joris Relaes, administrateur-generaal van ILVO, riep nog op tot samenwerking in het onderzoek, ook met andere spelers in de keten. Hij maakte zich zorgen over de landbouwers op de vele gezinsbedrijven, die vaak alleen moeilijke beslissingen moeten nemen. “De volgende 20 jaar zullen we enorme veranderingen in de landbouw zien. Het gezinsbedrijf staat sterk onder druk en moet vaak grote kapitalen verzamelen. Daar moeten we aandacht voor hebben. Samenwerking met voedingsbedrijven rond het verminderen van de klimaatimpact is zeker aan de orde. Er zijn vele oplossingen, maar vaak is er maatwerk nodig.”

Jan Van Bavel

Lees ook in Klimaat

Belgische diervoedersector harmoniseert berekening klimaatimpact

Actueel De Belgian Feed Association (BFA) uniformiseert de berekening van de klimaatimpact van voeders (life cycle analysis of LCA). Dankzij een geharmoniseerde aanpak, gebaseerd op Europese rekenregels (PEFCR) en een wereldwijde grondstoffendatabank (GFLI), kunnen bedrijven voortaan objectief en consistent de milieu-impact van hun voeders berekenen.
Meer artikelen bekijken