Startpagina Melkvee

John Arink: ‘Met pleegmoeders kan elk kalf op ons bedrijf blijven’

Al sinds 2000 experimenteert de familie Arink uit het Achterhoekse Lievelde met kalveren bij het melkvee. Dat beviel hun zo goed, dat ze sinds 2015 met ‘pleegmoederkoeien’ werken. Een klein deel van het melkvee wordt pleegmoederkoe en de rest wordt gewoon gemolken. Verder heeft de familie een ‘biotel’, Biotel Achterhoek. Op de bovenste verdieping en de zolder kunnen er 10 mensen blijven slapen. Daaronder is een restaurantgedeelte voor 40 personen.

Leestijd : 7 min

In Nederland zijn er al diverse melkveehouders die de kalveren bij het melkvee houden. Sommigen houden de kalveren 3 weken bij de koe en mesten het kalf daarna zelf af op het eigen bedrijf. Anderen houden het kalf de gehele melkperiode bij de eigen moederkoe en er zijn er ook, zoals dus de familie Arink uit Lievelde in het uiterste oosten van Nederland, die met pleegmoeders werken. John Arink moest het bedrijf in 1985 abrupt overnemen van zijn ouders, omdat zijn vader ziek werd. “Mijn moeder leeft nog steeds overigens en is inmiddels 90 jaar”, vertelt John, terwijl wij hebben plaatsgenomen in het restaurantgedeelte van het biotel van het bedrijf.

Het bedrijf Arink is inmiddels biologisch-dynamisch, maar Johns vader was al niet zo’n heel intensieve landbouwer. Ze hadden voorheen 40 stuks melkvee op 20 ha grond, met daarbij ook een kleine varkenstak aan de andere kant van Lievelde dan waar de familie Arink nu met de boerderij zit. De grond was daar dermate versnipperd dat de familie in 1990 vrijwillig verplaatste naar de andere kant van Lievelde, aan de Gasteveldsdijk, waar het bedrijf nu gevestigd is. John: “Nu hebben wij één mooie grote kavel van 30 ha rondom de boerderij liggen.”

Via biologisch naar biodynamisch

De eerste 5 jaren na de overname in 1985 runde John het gangbare bedrijf van zijn ouders gewoon verder. “In 1990 ben ik eerst biologisch geworden, om vervolgens in 2003 biologisch-dynamisch te worden. Ook heb ik in 1990 de varkens weggedaan en ben met het melkvee doorgegroeid naar 55 stuks melkvee. Op dit moment hebben wij echter weer een drietal zeugen die zo’n 50 à 60 biggen per jaar krijgen. We doen dit voor de vleesproductie, om zo de eigen boerderijwinkel van varkensvlees te kunnen voorzien.”

De vader van John was geen liefhebber van grootschalige landbouw, dus liet hij zijn zoon een bedrijf na dat makkelijk naar biologisch-dynamisch was om te schakelen. John nam een koppel melkvee over, dat bestond uit Holstein Friesians (HF), maar hij besloot in 2000 om het Fries-Hollandse ras in te kruisen. Het Fries-Hollandse ras is inmiddels dermate zeldzaam dat hij er vanuit de Europese Unie zelfs subsidie voor krijgt. Hij krijgt er 200 euro per Fries-Hollandse koe voor, tot een maximum van 20.000 euro subsidie in 3 jaar tijd.

Kalveren bij melkvee

Waar hij sinds 2000 ook al mee experimenteert, is om soms kalveren bij het eigen melkvee te houden. De kalveren die wel weggingen, verkocht hij aan een Nederlandse biologische kalvermester. John: “Ik deed dit tot 2015. Toen besloot ik om alle kalveren op het eigen bedrijf te houden. Ook omdat ik ze zo zonder antibiotica kan grootbrengen."

Omdat hij natuurlijk wel voldoende melk wil kunnen blijven leveren aan de melkfabriek, besloot hij om met pleegmoeders te werken. Daarom zet hij standaard 3 à 4 kalveren vlak na hun geboorte bij een pleegmoederkoe, die zelf ook net afgekalfd heeft. Ze blijven minimaal 3 maanden bij hun pleegmoeder in de weides rondom de boerderij. “Of ik daarbij bang moet zijn of de wolven deze kalveren aanvallen. Absoluut niet! Een wolf begint niets tegen een paar pleegmoeders die bij kalveren lopen.” Hij heeft nu 55 stuks melkvee en 7 pleegmoederkoeien.

Volgens John Arink is het wel zo dat, al ben je ideologisch ingesteld, je ook het financiële plaatje altijd scherp in het oog moet houden. “Dat is gezien het huidige politieke klimaat echter niet altijd even makkelijk in Nederland, omdat vrijwel alles nog ingesteld is op de gangbare melkveehouderij.” De melk van Arink gaat naar Aurora en komt wellicht in de supermarktschappen van Albert Heijn te liggen onder de naam ‘kalverliefde’, de nieuwe melklijn van de supermarktketen.

Kruising met Belgisch witblauw

John Arink werkt dus volgens een bepaald principe. Vlak na de geboorte van het kalf wordt het kalf onmiddellijk in een hok geplaatst bij een pleegmoeder. “Het is belangrijk dat dit snel gebeurt, want dan kan het kalf goed wennen aan de pleegmoeder en andersom.” De pleegmoeder krijgt 3 à 4 kalveren te zogen en de moeders van de kalveren worden gewoon gemolken. Soms wil een kalf echter niet of soms is het te zwak en dan voert de melkveehouder het kalf gewoon met de hand bij, zodat het dier het toch redt. Ook zijn er soms kalveren die op het land worden geboren en die hij niet naar binnen krijgt. “Die laat ik dan maar bij hun eigen moeder, want anders loeit zo’n koe de hele nacht door. Dat is geen doen natuurlijk.”

Er gaat dus geen kalf meer naar een kalverhouderij. Ze blijven 2,5 jaar op het eigen bedrijf. Een deel wordt dan melkkoe, de rest gaat naar de slager. De moeders van de kalveren die bestemd zijn voor de slager, zijn gekruist met Belgisch witblauw vanwege de betere vleeskwaliteit. In totaal houdt John Arink continu zo’n 120 stuks jongvee en vleesvee. Het melkvee graast op de 30 ha rondom de boerderij. De in totaal 120 stuks jong- en vleesvee graast iets verderop in de graslanden van het Korenburgerveen (een Natura 2000-gebied), dat John pacht van Natuurmonumenten. De grond die hij van Natuurmonumenten pacht, betreft zo’n 40 ha akkerland en zo’n 60 ha grasland. De 100 runderen die hij afmest, leven dus zo’n 2 seizoenen jaarrond in dit natuurgebied. Tijdens de winter staan ze in de hellingstal.

De 120 stuks jong- en vleesvee grazen in een Natura 2000-gebied, dat John pacht van Natuurmonumenten.
De 120 stuks jong- en vleesvee grazen in een Natura 2000-gebied, dat John pacht van Natuurmonumenten. - Foto: DvD

Alles zo duurzaam mogelijk

De familie Arink voert de biodynamische gedachte overigens niet alleen door bij het melkvee, maar in alles wat de bedrijfsvoering betreft. John:“Wij kiezen er daarom bewust voor om een lowtechmelkveebedrijf te blijven. Energie gaat de komende jaren natuurlijk een enorme rol spelen.” In de optiek van de biodynamische boer hoort daar geen melk-robot bij, omdat een melkrobot 2 keer zo veel energie vraagt als een gangbare melkinstallatie. “En dan is de productie van de melkrobot nog niet eens meegenomen, want het kost heel veel materiaal en energie om die te produceren.” De Achterhoekse melkveehouder melkt in een melkput met een 2 x 5 visgraatmelkinstallatie van Westfalia uit 1990. Over het melken van de 55 stuks melkvee doet hij een uurtje.

Ook wat het werktuigenpark betreft, houdt John rekening met energieverbruik. Zo maait hij het land met een Kema F-275-Z-maaibalk. John: “Je maait er net zo goed mee als met een gangbare cirkelmaaier, alleen is het energieverbruik maar liefst 80% minder.”

Biotel ‘Achterhoek’

Sinds 2016 heeft familie Arink een zogeheten ‘biotel’ – een naam die door de familie werd verzonnen – genaamd ‘Biotel Achterhoek’. Daar kunnen zo’n 10 mensen blijven slapen en het restaurant beschikt over zo’n 40 plaatsen.

IMG_7926 - Het Biotel (enige in de wereld)

John is ook heel open over de inkomsten van het biodynamische bedrijf. Van de half miljoen aan bruto-inkomsten komt zo’n 130.000 euro van het melkgeld (de melk gaat naar Aurora) en zo’n 250.000 euro van de directe vermarkting van onder meer de eigen melk, brood, zuivelproducten, aardappelen (ook nog 0,5 ha) en vlees via de eigen boerderijwinkel en de verkoop aan de biologisch dynamische afnemer Odin. Verder komt zo’n 60.000 euro van de biotelopbrengsten. De resterende 60.000 euro bestaat uit subsidies, verkoop van mest (inderdaad, dat levert geld op in dit geval), boerderij-educatie en rondleidingen. Hij krijgt van Aurora geen meerprijs, omdat hij de kalveren bij een pleegmoeder laat lopen. Hij krijgt echter sowieso wel een hoge melkprijs, omdat hij biodynamisch is. John: “Nog een leuk cijfer om te noemen. Wij produceren per kg melk 30 g rundvlees en dat vlees wordt volledig vermarkt in onze boerderijwinkel.”

Op zich zou hij zo nog een ‘biotel’ kunnen plaatsen op het erf, maar toch doet John dat niet. “Dan wordt het gewoonweg te druk voor mijn vrouw, zoon en schoondochter en 2 medewerkers die ook meehelpen op het bedrijf.” De boerderijwinkel beslaat momenteel 60 m2. Hiervoor heeft de familie Arink wel plannen. Ze willen de winkel op termijn vergroten, ook omdat de verkoop van producten uit de winkel momenteel de grootste inkomstenbron is. John: “Wij kunnen gelukkig heel eenvoudig inpandig de winkel vergroten.”

De familie Arink heeft plannen om de boerderijwinkel  op termijn te vergroten.
De familie Arink heeft plannen om de boerderijwinkel op termijn te vergroten. - Foto: DvD

‘Bescherm Europese markt meer’

Een ander traject waar de familie Arink in zit, is het ‘Boer voor Natuur’-project. Dit betekent dat de familie op het bedrijf naar 0-input gaat werken, dus geen aanvoer van krachtvoer, kunstmest of chemische middelen. En verder moet je 10% van je areaal omzetten naar landschapselementen. Dat levert een maximale vergoeding vanuit de Europese Unie (EU) op van 1.250 euro/ha.

Wat het EU-beleid betreft, blijft de Achterhoekse boer wel kritisch. “Ik zeg altijd: de EU geeft ons geen verdienmodel, maar wij zíjn het verdienmodel en wel voor de Europese agro-industrie, de gangbare agrarische sector nog meer dan wij overigens.” Europa kan volgens hem niet volledig zelfvoorzienend worden. “Europeanen zullen toch exotische producten willen blijven eten, bijvoorbeeld bananen. Die kun je hier eenvoudigweg niet telen, alleen in kassen. Ik ben overigens voorstander van het beschermen van de Europese markt, dus zo min mogelijk CETA- en Mercosur-verdragen.” John vindt dat er wel een einde moet komen aan de import van bijvoorbeeld soja uit Zuid-Amerika en aan de import van fosfaat uit Marokko. “De grondstoffen voor veevoer en kunstmest moeten zo veel mogelijk uit Europa zelf komen. Om de biologische landbouw te stimuleren is het verder zaak dat de biologische consumptie door de overheid gestimuleerd wordt. Dan volgt de biologische landbouwproductie namelijk vanzelf.”

Dick van Doorn

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken