Startpagina Veeteelt

PAS-reeks (2): Hoe wordt de PAS-referentie 2030 bepaald?

De term ‘PAS-referentie 2030’ is een nieuw, maar bepalend begrip die in het stikstofdecreet is opgenomen. De bepaling van de PAS-referentie 2030 kan aanzien worden als het invoeren van een emissieplafond dat elk bedrijf moet gerealiseerd hebben tegen 31 december 2030.

Leestijd : 2 min

Het is belangrijk om te weten wat deze nieuwe term voor elk bedrijf omvat.

Voor wie?

Voor elk varkens-, pluimvee- en rundveebedrijf dat op 23 februari 2022 vergund was, wordt een PAS-referentie 2030 bepaald. Dit geldt ook voor een bedrijf dat al een vergunning van onbepaalde duur op zak heeft of dat een vergunning heeft die afloopt na 31 december 2030.

Hoe wordt de PAS-referentie 2030 berekend?

Als basis voor de berekening van de PAS-referentie 2030 wordt de gemiddelde veebezetting van het productiejaar 2021 gebruikt. Deze dierenaantallen worden vermenigvuldigd met een emissiefactor in functie van het stalsysteem dat op het bedrijf aanwezig is, en met een mogelijk leegstandspercentage. Tot slot worden de generieke reductiedoelstellingen per sector in rekening gebracht.

In een voorbeeld van een bedrijf met 1.000 vleesvarkens in 2021 wordt de berekening uitgevoerd voor de bepaling van de PAS-referentie 2030 (tabel 1). De berekening komt in dit voorbeeld uit op een maximaal emissieplafond van 1.100 kg NH3. Dit wordt dan de maximale toegelaten ammoniakemissie die tegen 31 december 2030 moet gerealiseerd worden.

10-3435-PAS-web (2)

De emissiefactoren en de leegstands percentages zijn vastgelegd en opgenomen in verschillende tabellen per diercategorie als bijlage bij het decreet.

Er is nog niet voor elke situatie een één-op-éénlink tussen de diercategorieën uit de Mestbankaangifte en de diercategorieën waarvoor een emissiefactor is bepaald. Een voorbeeld hiervan zijn de verschillende huisvestingssystemen die voor zeugen toegepast worden, terwijl in de Mestbankaangifte enkel het aantal zeugen wordt opgegeven. Er zal door de overheid een tool ter beschikking gesteld worden zodat op eenduidige manier de PAS-referentie 2030 kan bepaald worden.

Toetsing met bestaande vergunning

Niet onbelangrijk is de toetsing die zal uitgevoerd worden met de vergunde situatie. Indien de berekening van de PAS-referentie 2030 hoger zou uitvallen dan de vergunde situatie, dan zal de PAS-referentie 2030 begrensd worden tot de bestaande vergunningstoestand.

Wanneer is een afwijkende berekening mogelijk?

Er kan een afwijkende berekening gevraagd worden als:

- Er sinds 2017 investeringen zijn gedaan in dierplaatsen;

-Voor bedrijven die vergund zijn na 1 januari 2022 en waar in 2021 geen varkens, pluimvee of rundvee aanwezig waren;

- Of in geval van een overmachtssituatie die een impact had op de dierbezetting in 2021.

In alle gevallen moet de landbouwer de nodige nutriëntenemissierechten ter beschikking hebben gehad op 1 januari 2024.

Er zullen nog nadere regels opgemaakt worden door de Vlaamse regering om te bepalen hoe deze situaties moeten berekend worden en hoe dit kan aangevraagd worden.

Tot slot

De PAS-referentie 2030 wordt een heel belangrijk criterium in de vergunningsverlening. Indien de emissies bij een vergunningsaanvraag voldoen aan de PAS-referentie 2030, kan een vergunning van onbepaalde duur mogelijk zijn.

Agentschap Landbouw en Zeevisserij

Lees ook in Veeteelt

Michael Gore: “Als het zo doorgaat, glijden we opnieuw af naar een crisis in de vleesveesector”

Vleesvee Het aantal runderslachtingen staat op een historisch laag niveau. We produceren vandaag de dag minder rundvlees dan in 1970 en als je het aan Michael Gore, afgevaardigd bestuurder van de nationale beroepsvereniging voor slachthuizen, uitsnijderijen en groothandels (Febev), vraagt is de bodem nog niet in zicht. “We kunnen deze neerwaartse trend alleen stoppen bij de basis: de boer, alsook de tussenschakels in de vleesproductieketen, moeten een eerlijke prijs ontvangen voor hun product. Dat is de impuls die we nodig hebben om de hele keten draaiende te houden.”
Meer artikelen bekijken