Tarweopbrengsten liggen lager in 2023
In het Vlaams Gewest werden door het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) 8 rassenproeven op wintertarwe aangelegd tijdens het seizoen 2022-2023. Landbouwleven geeft duiding bij het cijferwerk.

Eind augustus had het LCG de opbrengstresultaten van de rassenproeven in 2023 verwerkt. Deze zijn te raadplegen in de tabellen die bij dit artikel zijn gepubliceerd. Niet alleen het LCG zorgde voor commentaar bij de bekomen opbrengstcijfers, ook Landbouwleven dook de tabellen in om verdere toelichting te noteren.
We raden je aan om je niet blind te staren op 1 cijfer en al zeker niet op cijfers van 1 locatie of proefjaar. Meerjarige cijfers zeggen vaak meer, al is het ook dan niet altijd eenvoudig om de juiste conclusies te maken.
Het rassenonderzoek werd gerealiseerd door:
-de Vlaamse overheid, departement Landbouw en Visserij, afdeling Beleidscoördinatie en Omgeving, team Voorlichting, in samenwerking met Inagro vzw, afdeling Akkerbouw, Rumbeke-Beitem; proefplaats Sint-Martens-Lennik, provincie Vlaams-Brabant: deze proef werd niet weerhouden.
-de Vlaamse overheid, departement Landbouw en Visserij, afdeling Beleidscoördinatie en Omgeving, team Voorlichting, in samenwerking met Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant vzw; proefplaats Bertem, provincie Vlaams-Brabant
-Inagro vzw, afdeling Akkerbouw, Rumbeke-Beitem; proefplaats Koksijde, provincie West-Vlaanderen; proefplaats Zuienkerke-Houtave, provincie West-Vlaanderen; proefplaats Zwevegem-Sint-Denijs, provincie West-Vlaanderen
-Universiteit Gent, faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, vakgroep Plant en gewas, en Hogeschool Gent, faculteit Natuur en Techniek, Gent; proefplaats Melle, provincie Oost-Vlaanderen: deze proef werd niet weerhouden.
-vzw PIBO Campus en het Provinciaal Instituut voor Biotechnisch Onderwijs (PIBO), Tongeren; proefplaats Tongeren, provincie Limburg.
-Inagro vzw, afdeling Akkerbouw, Rumbeke-Beitem, in samenwerking met het Vrij Technisch Instituut, Land- en Tuinbouw, Poperinge; proefplaats Poperinge, provincie West-Vlaanderen: deze proef werd niet weerhouden.
Proeven volgens praktijk
Het rassenonderzoek vond plaats onder praktijkomstandigheden. Er werd een standaard zaaizaadbehandeling toegepast. Een overzicht van de rassen in proef is weergegeven in tabel 1.
De ziektebestrijding werd uitgevoerd op basis van de ziektedruk in het perceel, en omvatte een bladbehandeling en een aarbehandeling op alle proefplaatsen met gemeenschappelijke middelen en dosering. De bladbehandeling werd begin mei gezet, met een spuitcombinatie bestaande uit Aquino 1,5 l/ha aangevuld met 1l/ha Fandango Pro.
Eind mei of begin juni werden de proeven tijdens de aarbehandeling gespoten met 1,5 l/ha Revystar Gold.
In Zwevegem werd op 31 oktober – in het najaar dus – een insecticidebehandeling uitgevoerd met 50 ml/ha Karate Zeon. In Bertem werd 100 ml/ha Sherpa gespoten op 6 juni. In Tongeren werden 2 insecticidebehandelingen uitgevoerd, een op 1 juni en een op 19 juni, telkens met 50 ml/ha Karate Zeon. In Koksijde werd deze bespuiting uitgevoerd op 5 april.
De groeiregulatie werd op de verschillende proeflocaties in april uitgevoerd, zonder gemeenschappelijk middelenpakket, maar volgens regionale landbouwpraktijken. Toegepaste groeiregulatoren over de locaties heen zijn: Prodax, Jadex, Medax Top, CCC, Percival of Moddus.
Op alle proeflocaties werd de stikstofbemesting uitgevoerd volgens advies en in meerdere giften opgesplitst. Bertem, Tongeren en Koksijde kenden suikerbieten als voorvrucht. In Zwevegem (Sint-Denijs) was dit ui en in Zuienkerke (Houtave) was dit vlas.
De proeven werden ingezaaid in de periode van 11 oktober (Zuienkerke) tot 2 december (Bertem). De zaaidichtheid in de kustpolder lag op 400 zaden/m2 (hybriden 240), in Zwevegem en Tongeren waren dit 350 zaden/m2 en 210 voor de hybriden. In Bertem, waar merkelijk later werd gezaaid, verhoogde dit tot 450 en 270 zaden/m2.
Seizoen 2022-2023
Dit seizoen lagen er in het LCG-netwerk 29 rassen wintertarwe in proef. Hiervan zijn er 3 hybride rassen: SU Hyacinth, SU Hyking en SU Hyntact. Er zijn ook enkele nieuwkomers beproefd, dit zijn Celebrity, KWS Erruptium, Newton, SU Addiction, SU Hyntact, SU Shamal, SY Revolution en Thipic.
Als getuigerassen zijn de rassen gekozen die reeds 4 jaar of meer zijn beproefd door LCG: Campesino, Chevignon, Gleam, Johnson, KWS Extase en WPB Calgary. De korrelopbrengst per ras wordt steeds weergegeven in relatieve cijfers (%) ten opzichte van het gemiddelde resultaat van deze rassen.
De rassenproeven werden op 8 locaties gezaaid, geografisch verspreid in Vlaanderen. In de Kustpolder (West-Vlaanderen) werden er 2 proeven geoogst: Koksijde en Zuienkerke (Houtave). In het binnenland, op zand- of zandleemgrond, zijn er 6 proeven aangelegd: Sint-Martens-Lennik en Bertem in Vlaams-Brabant, Zwevegem (Sint-Denijs) en Poperinge in West-Vlaanderen, Melle in Oost-Vlaanderen en Tongeren in Limburg.
Op de locaties Poperinge en Melle werd er aantasting door dwergvergelingsvirus vastgesteld. Daarom zijn deze niet opgenomen in de resultaten. De proef in Sint-Martens-Lennik vertoonde legering en schot door de uitgestelde oogst vanwege de weersomstandigheden. Deze proef is finaal ook niet weerhouden.
De resultaten van het poldergebied (kleigrond) worden steeds apart van de resultaten op zand- of zandleemgrond geanalyseerd. Het rassenonderzoek vindt steeds plaats onder praktijkomstandigheden, met standaard zaaizaadbehandeling, bemesting volgens advies en ziektebestrijding op basis van het waarschuwingssysteem van LCG (Epipre).
Vroege ziekteaantasting
Vroeg in het seizoen – midden februari – werd hier en daar wat gele roest vastgesteld, maar deze heeft zich niet verder verspreid, vermoedelijk door de felle neerslag die we hadden in maart. Het natte weer bood vooral kansen voor de ontwikkeling en verspreiding van meeldauw en bladvlekkenziekte.
Tot de eerste helft van mei werd veel meeldauw waargenomen in de proeven, ook aan kust, terwijl dit traditioneel amper voorkomt. Pas later in het seizoen werd een duidelijkere aanwezigheid van gele roest genoteerd, en dan hoofdzakelijk in de gevoeligste rassen. Door het natte voorjaar kon 2023 dus bestempeld worden als een seizoen met heel wat meeldauw en bladvlekkenziekte. Op het einde van het seizoen werd vervolgens bruine roest vastgesteld, zelfs heel sterk in bepaalde gevoelige variëteiten.
Zeer versnipperde oogstperiode
De oogst van de wintertarwe in 2023 is zeer versnipperd verlopen. Vanaf half juli is de oogst van start gegaan, maar in veel regio’s lag het vochtgehalte nog te hoog, vooral in het binnenland. Tussen 24 juli en 10 augustus viel er aan de kust 65 mm neerslag (Koksijde), terwijl er in het binnenland 110 mm was in Kruishoutem, tot 125 mm in de regio rond Sint-Truiden en 130 mm in Ukkel. Er is gewacht om te oogsten, om droogkosten te vermijden.
Door de uitgestelde oogst kregen veel percelen te maken met schot. Door het opnieuw natter worden van het graan, kan het kiemingsproces in principe van start gaan als de korrel nog in de aar zit. Ook al is het niet direct zichtbaar, het heeft wel meteen een impact op de graankwaliteit. De suikers, die belangrijk zijn voor de kwaliteit, worden namelijk al omgezet in het graan.
Het graan zwelt ook telkens als het nat wordt, en keert niet volledig terug naar de oorspronkelijke grootte. De grotere korrels nemen dan meer plaats in, maar wegen niet meer, wat invloed heeft op het hectolitergewicht (HL). De proeven geoogst in juli hebben zo ongeveer 80 kg/HL, terwijl de later geoogste proeven tussen 70 en 75 kg halen.
Daarnaast is er ook aanwezigheid van zwartschimmel of ‘black head mold’, waardoor de percelen een zwarte schijn hebben. Deze groeien over het algemeen op de oppervlakte en hebben geen invloed op de korrel. De mycotoxines DON en ZEA, veroorzaakt door de schimmel Fusarium, kunnen echter accumuleren bij een uitgestelde oogst. Aandacht hiervoor is vereist.
Rassenkeuze en korrelopbrengst
Bij de rassenkeuze zijn, voor wat de korrelopbrengst betreft, 2 criteria belangrijk. Eerst en vooral is de regelmatigheid van het ras over de verschillende proefplaatsen binnen hetzelfde jaar van belang. Daarnaast is ook de regelmatigheid van het ras over meerdere jaren belangrijk.
Om het opbrengstpotentieel van een ras correct te kunnen evalueren, is het noodzakelijk om de resultaten over meerdere proefjaren te bekijken. De opbrengstcijfers van één jaar zijn namelijk eigen aan de groei- en klimaatomstandigheden van het betreffende jaar. Het meerjarige gemiddelde van een ras is betrouwbaarder, naarmate de korrelopbrengst van het ras over de jaren stabieler is.
Naast het opbrengstpotentieel is het interessant om ook de andere factoren in overweging te nemen, zoals vroegrijpheid, ziektegevoeligheid, strolengte en kwaliteitsparameters bij oogst.
In functie van het uit te zaaien areaal wintertarwe, is het daarnaast aan te raden om meerdere rassen te kiezen, om zo aan risicospreiding te doen. De proefresultaten leren dat het opbrengstpotentieel van rassen wisselend kan zijn in functie van het perceel en het jaar. De perceels- en jaarverschillen kunnen zeer groot zijn.
Er wordt ook vastgesteld dat in functie van de vroegrijpheidsklasse (vroege tegenover late rassen) de resultaten wisselend kunnen zijn tussen de jaren. Hetzelfde wordt ook vastgesteld met de zaaidatum (vroege tegenover late zaai). Om dit te ondervangen is spreiding van de rassen in vroegrijpheid aan te bevelen en is het ook aangeraden om bij de zaai ook te spreiden in zaaidatum. Dit alles moet uiteraard ook bekeken worden met de mogelijkheden op perceelsniveau.
In de tabellen bij dit artikel is de korrelopbrengst per ras weergegeven in relatieve cijfers (procenten) ten opzichte van het gemiddelde resultaat van de getuigerassen. Dit zijn de rassen die reeds 4 jaar of meer in de rassenproeven van het LCG-netwerk zijn opgenomen. De gemiddelde opbrengst van een ras over de proefplaatsen is uiteraard betrouwbaarder naarmate het op een groter aantal proefplaatsen slaat en naarmate de korrelopbrengst over de proefplaatsen regelmatiger is.
Stevig verschil met vorig jaar
De resultaten van de locaties Tongeren, Bertem en Zwevegem worden weergegeven in tabel 2 (oogstjaar 2023) en tabel 3 (meerdere proefjaren). In Tongeren en Zwevegem lagen 27 rassen aan, in Bertem lagen er met SU Shamal en Thipic nog 2 bijkomende rassen aan.
De gemiddelde korrelopbrengst in Tongeren is dit jaar 11.407 kg/ha, in Bertem 10.205 kg/ha en in Zwevegem 12.752 kg/ha. Gemiddeld over de 3 proeflocaties komt dit neer op 11.337 kg/ha.
We zijn gaan kijken naar de resultaten van vorig jaar (oogst 2022). Daar zagen we toen dat er in Tongeren een gemiddelde korrelopbrengst was van 13.708 kg/ha, in Bertem van 14.265 kg/ha en in Zwevegem van 14.096 kg/ha. Gemiddeld over voornoemde 3 locaties was dit 14.358 kg/ha. De prestaties van afgelopen oogst liggen dus merkelijk een eindje onder de resultaten van vorig jaar.
De jaarverschillen lopen op van 1.344 kg in Zwevegem over 2.301 kg in Tongeren tot zelfs 4.060 kg in Bertem. Het oogstmoment kan hier mee een verklaring aan geven. Zo werd in Zwevegem al op 18 juli gedorst, waar dit in Bertem bijna een maand later was, namelijk op 14 augustus. Als we wat verder kijken, komt ook de zaaiperiode in beeld. In Zwevegem was dit op 13 oktober 2022 aan 350 zaden/m2 (hybriden 210). In Bertem werd er pas gezaaid (herzaai) op 2 december 2022 aan 450 zaden/m2 (hybriden 270).
Resultaten leem- en zandleemgebied
In tabel 2 zien we dat SU Shamal zeer goed scoorde in Bertem. Uiteraard moet hier de bemerking gemaakt worden dat dit het resultaat is van 1 jaar op 1 locatie. Tabel 2 leert ons verder dat er 3 rassen stevig boven het gemiddelde scoren, dan hebben we het over meer dan 5%. Dit zijn de rassen Newton, Debian en SU Hyking. Dit laatste is een hybride tarwe. Hiervan lagen er 3 rassen aan. De 2 andere hybrides, namelijk SU Hyntact en SU Hyacinth vinden we terug in de groep die ‘tot 5% boven het gemiddelde’ scoorde. Met 13 variëteiten is dit de grootste groep in de rangschikking van de resultaten van 1 oogstjaar.
Kijken we naar tabel 3, dan zien we hoe de rassen presteren over meerdere proefjaren. Het LCG gaat hier tot 2018 terug, of 6 proefjaren. Chevignon, Gleam en Johnson liggen zo al 6 jaar aan in proef. Vergelijken we hun prestaties van dit jaar met het gemiddelde van de laatste 6 jaar, dan viel hun opbrengstpotentieel in 2023 ietsje terug. Speelt het afgelopen teeltseizoen hier een rol of de evolutie inzake gewasgenetica?
De rassen die 5 jaar in proef liggen, namelijk Campesino, WPB Calgary en KWS Extase scoren over de jaren heen gezien boven het gemiddelde. KWS Extase zit dit jaar wel net onder het gemiddelde met zijn korrelopbrengst.
Bij de rassen die 4 jaar beproefd worden zit KWS Keitum mooi boven het gemiddelde en SU Ecusson er merkelijk onder in 2023. Bekijken we hun prestaties over 4 jaar heen, dan scoren ze nog allen boven het gemiddelde. Vooral het ras KWS Keitum valt op. Dit komt volgens ons door zijn zeer hoge prestatie in 2021, namelijk 111%.
Vijf rassen liggen 3 jaar aan in proef. Vooral KWS Sverre weet al 3 jaar op rij mooi boven het gemiddelde te scoren. Met 109,2% liet KWS Donovan in 2021 een heel mooi resultaat zien. SU Hyking, een hybride, laat zich dit jaar dan weer opmerken, met een opbrengst van 105,5%.
Debian, een ras dat 2 jaar in proef ligt, laat dit jaar een mooie prestatie zien, met 105,6%. Van de rassen die 2 jaar beproef worden laten er 5 een ‘gemiddeld’ resultaat zien, dit wil zeggen tussen 98 en 102%.
Dit jaar scoren 7 van de 8 nieuwe rassen – de rassen die dus slechts 1 proefjaar aanliggen – ‘gemiddeld’. Vooral SU Shamal (109,6%), Newton (105,7%) en SY Revulution (104,2%). Ook naar de hybride SY Hyntact mag met 102,4% nog gekeken worden.
Kustpolder presteerde beter
Resultaten uit de kustpolder
Hectolitergewicht en duizendzadengewicht lager in 2023
Voor andere eigenschappen van de beproefde rassen kijken we naar tabel 6.
Het hectolitergewicht (hl) van de wintertarwe bedraagt in 2023 gemiddeld over alle rassen en proefplaatsen 77,1
Strolengte en legergevoeligheid
Gevoeligheid voor bladziekten
Werkten mee aan de LCG-wintertarweproeven: Bram Vervisch en Jonas Claeys (Inagro, afdeling Akkerbouw, Rumbeke-Beitem), Jean-Luc Lamont en Mathias Abts (Vlaamse overheid, departement Landbouw en Visserij, afdeling Beleidscoördinatie en Omgeving, team Voorlichting), Veerle Derycke en Geert Haesaert (Universiteit Gent, faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, vakgroep Plant en gewas, Gent), Damien Xhonneux en Dorien Vanderveken (PIBO Campus en het Provinciaal Instituut voor Biotechnisch Onderwijs, Tongeren), Patrick Vermeulen (Vrij Technisch Instituut, Land- en Tuinbouw, Poperinge), Wim Fobelets (Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant, Herent).