Startpagina Granen

Geïntegreerde ziektebestrijding in wintergranen

De Vlaamse overheid organiseerde, in samenwerking met het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) en lokale verenigingen, naar het einde van de winter toe enkele graanavonden. Daarin werd een overzicht gegeven van de proefervaringen bij geïntegreerde ziektebestrijding in wintergranen in het vorige teeltseizoen.

Leestijd : 7 min

Duiding bij de teelttechniek in granen werd gegeven door Bram Vervisch en Jonas Claeys. Beiden zijn werkzaam bij Inagro en zijn coördinatoren van het LCG. In Kruisem woonden we een graanavond bij die toegelicht werd door Jonas Claeys. Hij gaf bij aanvang aan dat het teeltseizoen 2023-2024 gekenmerkt werd door hogere gemiddelde temperaturen, maar vooral door het feit dat 2024 het natste jaar ooit was met zeer veel regendagen. Dit had een duidelijke impact op de aanwezigheid van ziektes in wintergranen.

Hoge ziektedruk kostte kilo’s

Het effect op de ziektedruk in wintergerst was dat dwergroest al vroeg werd waargenomen. Dat brak echter niet volledig door naargelang het seizoen vorderde. Ramularia was dan weer wel sterk aanwezig. Deze bladziekte komt hoofdzakelijk voor op de bovenkant van het blad, wat kan verward worden met zonnebrand, die ook bovenaan en in mindere mate op de onderkant van het blad bij het wintergerstgewas kan worden waargenomen.

In wintertarwe werd vanaf begin april bruine roest waargenomen in het LCG-netwerk. Dat is uitzonderlijk, want normaal gezien wordt bruine roest veel later op het seizoen verwacht. De warme temperaturen kunnen een verklaring zijn hiervoor. Een nat groeiseizoen leidt ook tot een hoge druk aan septoria. Dit waren de 2 dominerende ziektes in het afgelopen seizoen.

Aarfusarium was algemeen, maar eerder in beperkte mate aanwezig in wintertarwe. Het werd vooral gezien bij de gevoelige rassen en op percelen/rassen die vroeger in bloei gingen, begin juni, wanneer er nog heel wat neerslag viel. Neerslag tijdens de bloei zorgt namelijk voor een grotere aantasting.

Tijdens de graanavonden werd cijfermateriaal gepresenteerd dat een duidelijk verlies aan opbrengst toont door de zware ziektedruk vorig jaar. Volgens berekeningen van het LCG werd in wintertarwe een minopbrengst tot 32% genoteerd en in wintergerst tot 25% ten opzichte van de onbehandelde proefvlakken.

Hoge slakkendruk

Een ander fenomeen dat waargenomen werd tijdens het vorige teeltseizoen was de grote aanwezigheid van slakken door de natte weersomstandigheden. Schade werd vooral vastgesteld door het aanvreten van kiemende jonge planten in het najaar, kort na de zaai. In de spuitsporen bleek er minder schade aanwezig te zijn, doordat er daar minder grove kluiten en bijgevolg schuilplaatsen waren. De grond is er ook aangedrukt, waardoor de slakken zich minder goed kunnen verplaatsen en daar dus minder schade kunnen berokkenen. In een latere fase werden de slakken tot op de aren van de tarwe gezien, waar ze eerder weinig schade aanrichten.

De aanwezigheid van slakken kan vermeden of op zijn minst geminderd worden door na de voorvrucht oogstresten te hakselen of door een stoppelbewerking uit te voeren, door opslag en onkruiden te bestrijden en door te ploegen voor de zaai. Een fijn klaargemaakt zaaibed zonder grote kluiten helpt ook, net als een aangedrukte bodem, om bovenliggend zaad te vermijden en om eventueel een hogere zaaidichtheid aan te houden.

Chemisch ingrijpen met een granulaat om de slakken te bestrijden kan preventief, maar het granulaat kan ook gemengd worden met het zaad of kan curatief toegediend worden na het zaaien. Vanuit het LCG klonk het advies om dit niet te doen bij regen en bij voorkeur ’s avonds, omdat de slakken dan het meest actief zijn.

Proefveldervaring in ziektebestrijding

In wintergerst werd vorig jaar op 3 locaties (Zuienkerke, Lennik en Tongeren) proeven gedaan inzake ziektebestrijding, ondanks de natte omstandigheden. Het LCG heeft meerdere behandelingsschema’s vergeleken, gebaseerd op adviezen die ze uit de sector krijgen (zie figuur 1). Ze gaven aan dat iedere actieve stof zijn sterktes, maar ook zijn tekortkomingen heeft. Daarom moeten schema’s uitgewerkt worden, waarbij de middelen elkaar aanvullen. Als basis wordt een SDHI genomen om preventief in te grijpen bij ramularia. Dit kan dan aangevuld worden met bijvoorbeeld een triazool voor een bredere werking en een langere nawerking.

Figuur 1: prestaties behaald in de ziektebestrijdingsproef in wintergerst door het LCG in 2024.
Figuur 1: prestaties behaald in de ziektebestrijdingsproef in wintergerst door het LCG in 2024. - Bron: LCG/LBL

Als je naar de bruto-korrelopbrengsten van ieder fungicideschema gaat kijken, dan zou je kunnen zeggen dat de schema’s waarbij 3 of meer actieve stoffen gecombineerd worden, ook de betere opbrengsten halen. Belangrijk hierbij is om combinaties te maken uit verschillende chemische families. Overduidelijk is dat het object dat niet behandeld werd tegen de ziektes, de laagste bruto-korrelopbrengst haalt.

De verdere conclusies die uit de proeven gehaald worden, verschillen wat van jaar tot jaar. “Zo zie je dat ieder jaar zijn eigenheden kent en dat afhankelijk van het seizoensverloop het ziektebeeld wijzigt”, stelden de LCG-medewerkers. Bepaalde schema’s doen het heel goed tegen dwergroest, maar minder tegen bladvlekken. Weet dus welke gevoeligheden het ras heeft, welke ziektes dominant zijn en pas je schema aan om gericht te behandelen. Belangrijk hierbij is het prijsverschil tussen efficiënte schema’s.

Behandelen biedt meerwaarde

Ook in wintertarwe kende het proefopzet een gelijkaardige opbouw als in de 3 seizoenen ervoor. Tevens geldt hier dat het belangrijk is om de ziekten, de rassen en de actuele situatie te kennen alvorens gekozen wordt welke actieve stoffen worden ingezet voor de ziektebestrijding.

Zoals we eerder bij wintergerst aanhaalden, zie je uit de proefresultaten duidelijk de meerwaarde van de ziektebestrijding (zie figuur 2). Al is het maar aan de hand van de opbrengstcijfers van het onbehandelde proefobject. Het object waar enkel een aarbehandeling werd toegepast, zonder bladbehandeling, bleef achter in opbrengst, maar bleef net niet zo ver achter in opbrengst als het onbehandelde object.

Figuur 2: prestaties behaald in de ziektebestrijdingsproef in wintertarwe door het LCG in 2024.
Figuur 2: prestaties behaald in de ziektebestrijdingsproef in wintertarwe door het LCG in 2024. - Bron: LCG/LBL

Uit de proeven vorig jaar kunnen de medewerkers van het LCG de betere handelsmiddelen halen die sterker werken op bruine roest. De schema’s met strobilurine in de combinatie deden het beduidend beter inzake effectiviteit tegen bruine roest. Dat bleek uit de waarnemingen, en ook in opbrengst.

Een ander punt dat de LCG-medewerkers aanhaalden, was dat de aar zo’n 20% bijdraagt aan de kilogramopbrengst en het vlagblad of laatste blad zo’n 40 à 45%. Dit gezond houden is dus belangrijk. Dat wil niet zeggen dat een vroege aantasting in het begin van het seizoen niet kan meegenomen worden naar bovenliggende bladetages.

In het proefveldonderzoek werd vorig jaar ook gekeken naar hoeveel behandelingen nodig zijn en wanneer ze het best uitgevoerd worden in functie van de rassenkeuze. De proefveldwerking liet duidelijk zien dat vorig jaar tweemaal behandelen de beste strategie was om de meeste kilo’s te oogsten.. Een derde toepassing bracht maar weinig extra kilo’s op en bleek dus financieel niet interessanter te zijn. Hiertegenover staat namelijk ook een behandelingskost.

Een effect van de behandeling en van het aantal toepassingen op een gevoelige of tolerante variëteit werd maar in heel beperkte mate gezien vorig jaar. Dit komt door wijzigende aanwezigheid van ziektestammen, waardoor toleranties van rassen kunnen veranderen. De onderzoekers geven mee dat toleranties ten opzichte van ziektes en werking van actieve stoffen kunnen wijzigen.

Omwille van het resistentiemanagement dat de graanteler momenteel aan de dag moet leggen wordt erop gehamerd om producten uit verschillende chemische families te mengen, en ook om actieve stoffen af te wisselen. De LCG-coördinatoren wezen er tevens op om het tijdsinterval tussen de behandelingen te respecteren. Dat zit zo ongeveer in de grootteorde van 20 à 25 dagen, afhankelijk van het behandelingstijdstip: 2-3 weken tussen T0 en T1 en 3-4 weken tussen T1 en T2.

Beslissingsbomen

Tot slot werden nog enkele beslissingsbomen getoond om af te wegen of een behandeling verant-woord is. Overweeg of een T0-toepassing nodig is op het moment van einde uitstoeling - eerste knoop. Is er dan gele roest of witziekte aanwezig in het veld én gaat het om een gevoelige variëteit, dan kan een behandeling nodig zijn in functie van de ziekteontwikkeling. In de andere gevallen kan gewacht worden met behandelen tot het tweede knoopstadium.

Of een T1-toepassing nodig is, kan overwogen worden in functie van de tussenperiode met de T0-toepassing. Is er in het eerste knoopstadium niet behandeld en is er geen grote ziektedruk, dan kan gewacht worden met behandelen en dat kan heroverwogen worden in het stadium (voor)laatste blad. Is er wel een grote ziektedruk in het tweede knoopstadium, dan kan de T1-toepassing uitgevoerd worden naargelang de ziekteverschijnselen.

Gaan we kijken of een behandeling in het stadium ‘laatste blad’ nodig is, dan dienen we eerst te kijken naar de tussenperiode met de vorige behandeling. Is er geen grote ziektedruk op dit moment, dan kunnen we de situatie met grote voorzichtigheid opvolgen en een bespuiting overwegen indien nodig. Is er in het stadium van het laatste blad wel een grote ziektedruk, voer dan een compleet behandelingsschema uit, was het advies van de LCG-medewerkers. Bij het begin van het stadium ‘aarvorming - bloei’ dient tot slot de aarbespuiting uitgevoerd te worden.

Als advies voor het komende behandelseizoen werd meegegeven om je variëteiten en eigenheden te kennen, maar ook de actuele omstandigheden en het ziekteverloop. Als je dan nog goed de eigenschappen van de fungicidemiddelen kent, kunnen minder behandelingen nodig zijn door gerichter in te grijpen. Het LCG kan de graanteler alvast bijstaan met product- en rassenfiches, maar ook met advies doorheen het seizoen. Schrijf je hiervoor in op de nieuwsbrief via lcg.be.

Voor het komende seizoen zijn er geen nieuwe actieve stoffen op de markt, maar wel nieuwe handelsmiddelen. Deze graanfungicides vormen nieuwe combinaties van bestaande actieve stoffen en kennen vaak een nieuwe formulering. Het is die specifieke formulering die bijdraagt aan de werking van de middelen op zich.

Tim Decoster

Lees ook in Granen

Handelsconflicten verstoren de zuivelmarkten

Economie Raf Beyers, adviseur bedrijfsontwikkeling en risk management bij United Experts, overliep met ons op 10 maart zowel de financiële situatie in de wereld als de evoluties op de internationale zuivel- en voedermarkten. De beslissingen van Trump blijven hier impact op hebben.
Meer artikelen bekijken