Dat kalveren die onvoldoende antistoffen opnemen onmiddellijk na de geboorte gevoeliger zijn voor ziekte en sterfte is al langer geweten. Verschillende studies toonden al aan dat FTP nog steeds een probleem is in de rundveehouderij. FTP staat voor failure of passive transfer, wat wil zeggen dat een kalf te weinig biestantistoffen heeft opgenomen in zijn bloed. Hoe het gesteld is met het biestbeleid en in welke mate FTP voorkomt op de Vlaamse rundveebedrijven, was echter nog niet bekend. Veepeiler rund bracht daar met dit onderzoek verandering in.
Goed biestmanagement op Vlaamse veebedrijven
De bedrijven die aan het project deelnamen, vulden een enquête in om meer inzicht te krijgen in hun biestbeleid. En wat bleek? Zowel de Vlaamse melkveehouders als de Vlaamse vleesveehouders gaan op een goede manier om met biest. Het gehalte aan biestantistoffen bij de kalveren van deze beide takken van de rundveehouderij is zeer gelijkaardig. Meer nog, zelfs de gehaltes biestantistoffen bij kalveren die bestemd zijn voor de vleeskalverhouderij waren even hoog als bij kalveren die op het oorspronkelijke bedrijf blijven.
Bovendien doen we het in Vlaanderen met 17% kalveren die onvoldoende biestantistoffen hebben helemaal niet slecht wanneer we onze resultaten vergelijken met deze uit het buitenland. Toch is er ook bij ons nog ruimte voor verbetering.
Veepeiler onderzocht verder ook de aanwezigheid van biestantistoffen in het bloed van 413 kalveren afkomstig van deze 87 deelnemende bedrijven en ontdekte dat kalveren die 2 jaar na de start van het project gestorven waren, opmerkelijk lagere gehaltes aan biestantistoffen in het bloed hadden in vergelijking met kalveren die wel overleefden. Meer specifiek: 2 jaar na de start van het project hadden kalveren met onvoldoende biestantistoffen in het bloed 2,6 keer meer de kans om te sterven dan andere kalveren. Dit bewijst hoe cruciaal een goed biestbeleid is voor de gezondheid van je runderen.
Wat kan je optimaliseren?
Hoe ver de Vlaamse veehouders staan met hun biestbeleid en welke aspecten nog geoptimaliseerd kunnen worden, werd eveneens in dit Veepeilerproject verduidelijkt. Hieronder sommen we de belangrijkste aandachtspunten en bevindingen op.
· Biestkwaliteit Meet de biestkwaliteit en bereken op basis daarvan het aantal liter biest dat een kalf nodig heeft. Een kalf heeft behoefte aan minstens 150 à 200 g antistoffen binnen de 6 uur na de geboorte. Om te
·
Hoe hoger de concentratie antistoffen in het bloed van een kalf, hoe beter. De norm van 10 g/l biestantistoffen in het bloed van kalveren is algemeen aanvaard. Toch doet u er goed aan om te streven naar hogere gehaltes aan biestantistoffen. Tabel 1 geeft een overzicht hoe je de gehaltes aan biestantistoffen in het bloed van je kalveren het best kunt interpreteren.

· Timing Het tijdstip van collectie van biest en biestgift aan het kalf, speelt een belangrijke rol in goed biestmanagement. Hoe vroeger het kalf biest krijgt, hoe hoger de concentratie antistoffen die het opneemt. Omdat er heel vaak een keizersnede wordt uitgevoerd, zijn vleesveehouders bijna altijd aanwezig wanneer een koe kalft. Hierdoor slaagt 75% van de vleesveehouders erin om de biest kort na geboorte aan het kalf toe te dienen. Bij de deelnemende melkveehouders is dit percentage met 47% iets lager.
· Bewaring Bewaar biest steeds in de koelkast. Wanneer je biest die je later op de dag nog aan een kalf wil toedienen op kamertemperatuur bewaart, is de kans groter dat deze besmet wordt met bacteriën dan wanneer je de biest koel bewaart. Besmette biest heeft een nadelige invloed op het verwerven van immuniteit door het kalf en op zijn gezondheid. Ook hier scoren vleesveehouders iets beter: 30% bewaart de biest wel eens bij kamertemperatuur in vergelijking met 65% van de melkveehouders.
Wil je het biestmanagement op jouw bedrijf ook onder de loep nemen en optimaliseren? Neem dan contact op met je bedrijfsdierenarts.
Heb je vragen over dit Veepeileronderzoek rond biestmanagement? Neem dan contact op met de helpdesk van DGZ via tel. 078 05 05 23 of e-mail: helpdesk@dgz.be.