Startpagina Actueel

MAP 7: bijkomende maatregelen om de waterkwaliteitsdoelen te behalen

Op 18 december 2024 keurde het Vlaams parlement wijzigingen aan het Mestdecreet goed. Delphine Druant, adviseur bij studie- en adviesbureau DLV, geeft ons meer duiding over wat dit concreet zal inhouden voor de sector.

Leestijd : 6 min

De wijzigingen aan het Mestdecreet zijn gebaseerd op het principeakkoord tussen landbouw-, milieu- en natuurorganisaties van 7 maart 2023, aangevuld met enkele aspecten uit het akkoord dat de toenmalige Vlaamse regering sloot met een aantal landbouworganisaties op 15 februari 2024. Bijkomende maatregelen zijn nodig om de waterkwaliteit in het landbouwgebied te verbeteren. Ze zijn ook noodzakelijk om de Europese en Vlaamse waterkwaliteitsdoelstellingen te behalen.

Figuur 1: Gebiedstypes MAP 7 (2025 - 2026)
Figuur 1: Gebiedstypes MAP 7 (2025 - 2026) - Bron: VLM

Gebiedsgericht beleid blijft bestaan

“Ook in MAP 7 blijft de opdeling in de 4 gebiedstypes (GT) bestaan en in de gebiedstypes waar de doelafstand nog niet is gehaald (GT 1, 2 en 3) blijven er extra maatregelen gelden”, start Delphine Druant (tabel 1). “In plaats van de verplichting om in GT 2 en 3 vanggewassen in te zaaien volgens een vastgelegd doelareaal, wordt er nu een keuze aan de landbouwers gelaten. Daarnaast geldt een korting op de bemestingsnormen die groter is voor de gebiedstypes met een slechtere waterkwaliteit en die ook hoger is voor nitraatgevoelige teelten tegenover niet-nitraatgevoelige teelten. Deze korting op de bemestingsnormen kan wel helemaal of deels teruggewonnen worden, door als landbouwer een duurzame teelt-, bemestings-, of bodemtechniek toe te passen. Per duurzame techniek wordt een terugverdienpercentage toegekend. Naast de inzaai van vanggewassen zullen nog andere praktijken voorzien worden. In de loop van 2025 komt hier meer duidelijkheid over.”

04-Schema-01-web

Mesttransporten door een erkend mestvoerder

Druant: “Elk vervoer van vloeibare dierlijke mest naar percelen in gebiedstype 2 en 3 (geen gras of geen blijvende teelt) moet door een erkend mestvoerder gebeuren. Deze maatregel blijft bestaan, maar moet al toegepast worden vanaf 1 juli in plaats van 1 augustus.”

De mogelijkheid om een vrijstelling te behalen blijft bestaan. “Deze kan verkregen worden op basis van een positieve bedrijfsevaluatie van het nitraatresidu”, legt Delphine Druant ons uit. “Hierdoor moet een landbouwer zich niet meer aan bovenstaande strengere maatregelen houden, want hij heeft dan al aangetoond dat hij individueel geen negatief effect heeft op de waterkwaliteit.”

De gebiedsgerichte maatregel (MAP 6) dat de gebruiker van 1 januari ook de hoofdteelt moet verbouwen, wordt veralgemeend voor heel Vlaanderen in MAP 7. De bemestingsrechten worden voortaan toegekend aan de gebruiker van de hoofdteelt en niet langer aan de gebruiker van 1 januari.

Nitraatresidumetingen voortaan accurater!

Het nitraatresidu wordt voortaan gerichter en accurater gemeten. Accurater omdat vanaf 2026 overgestapt wordt naar een nieuwe bemonsteringsmethode (de gestratificeerde bemonsteringsmethode). “Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat deze methode de meetonzekerheid aanzienlijk vermindert”, verklaart Druant. “Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de verzuchtingen over de mogelijke afwijkingen op de metingen. De tweede drempelwaarde, die een vertaling is van de meetonzekerheid, wordt verlaagd. Daarnaast wordt het nitraatresidu-instrument vanaf 2025 gerichter ingezet. Er zullen enkel nog bedrijfsevaluaties uitgevoerd worden bij bedrijven die geselecteerd worden op basis van risicoanalyses. Bovendien zal bij de evaluatie van het nitraatresidu rekening gehouden worden met het koolstofgehalte in de bodem.”

Wat bij slechte evaluatie?

Welke gevolgen zijn er dan voor landbouwbedrijven met een slechte evaluatie? “Er komt een verplichte begeleiding voor landbouwers die met hun bedrijfsevaluatie boven de tweede drempelwaarde uit komen. Landbouwers die meermaals heel hoge nitraatresiduresultaten hebben (recidive), kunnen zich verwachten aan een boete. Daarbij zal tegelijk rekening gehouden worden met de weersomstandigheden”, vervolgt Delphine Druart. “Door de klimaatverandering zijn de groeiseizoenen langer geworden. Daarom wordt vanaf 2026 de staalnameperiode met 2 weken verlengd. Die loopt dan van 1 oktober tot 30 november.”

Uitrijregeling

Vanuit het stikstofakkoord was al ingevoerd dat de sleepslangtechniek op grasland vanaf 1 januari 2028 zal worden uitgefaseerd. Enkel zode-injectie, zodenbemester of sleufkouter zijn vanaf dan toegelaten op grasland.

Vaste kunstmest moet verplicht met een kantenstrooier worden uitgereden, vloeibare kunstmest met driftreducerende technieken. “Het uitrijden van alle vloeibare mesttransporten naar derden moet met de AGR-GPS-app gebeuren”, vult Delphine Druant aan.

Eigen mest op eigen grond blijft mogelijk zonder AGR-GPS-app tot 30 juni. Vanaf 1 juli moeten ook deze transporten met AGR-GPS-app. Let op: vloeibare dierlijke mest in GT 2 en 3 is met erkend vervoer (zie hierboven).

“Vanaf 2025 wordt de start van de uitrijperiode voor maïs en late aardappelen zonder voorteelt verlaat naar 16 maart”, gaat Delphine Druart verder. “Daarnaast geldt er ook een verkorting voor de uitrijperiode van effluent vanaf 2026 tot 31 augustus, in 2025 gelden intussen wel al verstrengde maatregelen. Op kleigronden blijft het uitrijden van effluent wel mogelijk tot 15 oktober.

Bij ongunstige weersomstandigheden kan er 14 dagen afgeweken worden van verschillende data rond bemesting, zaaien en planten en het aanhouden of oogsten van teelten. Daarvoor is een advies nodig van een op te richten adviescommissie.”

Uitbreiding AGR-GPS bij mesttransporten

Voor alle vloeibare dierlijke mest die wordt getransporteerd, is het gebruik van de AGR-GPS vanaf 2025 verplicht. De enige uitzondering is eigen mest op eigen grond, daar geldt de verplichting jaarlijks vanaf 1 juli, met start in 2025.

Er geldt vanaf 2025 ook een algemene verplichting om AGR-GPS te gebruiken voor alle transporten van dierlijke mest naar mestverwerking en naar mestzakken. Die mestzakken moeten voortaan op minstens 10 m liggen van een waterloop om ervoor te zorgen dat er geen nutriënten in het milieu terechtkomen.

Met AGR-GPS wordt steeds bedoeld: ofwel via een erkend mestvoerder, ofwel via de AGR-GPS-app die gebruikt wordt bij bijvoorbeeld burenregelingen.

Bredere beschermingsstroken

De huidige 1 m teeltvrije strook langs waterlopen blijft overal bestaan, maar om onze waterlopen nog beter te beschermen, maakt die langs alle VHA-waterlopen (Vlaamse Hydraulische Atlas) deel uit van bredere beschermingsstroken.

Delphine Druart licht het verder toe: “De breedte van een beschermingsstrook is 3 m, behalve op de percelen met een nitraatgevoelige hoofdteelt in de gebiedstypes 2 en 3 en in natuur- en bosgebieden waar de beschermingsstrook 5 m moet zijn. In deze beschermingsstrook mag niet bemest worden, zijn er teeltbeperkingen, beperkingen op bodembewerkingen en mogen geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt worden. Op die manier worden de VHA-waterlopen veel beter beschermd.

De aanleg van de stroken gebeurt in fases (tabel 2). In 2025 moeten op de percelen die in de gebiedstypes 2 en 3 liggen en waarop een nitraatgevoelige hoofdteelt verbouwd wordt, de beschermingsstroken van 5 m aangelegd worden. In 2026 worden de overige stroken van 3 m ingericht. De oppervlakte van de stroken wordt afgetrokken van de bemestingsruimte van het perceel.

04-KleurOpVA-01-web

De VHA-waterlopen zijn de blauw aangeduide waterlopen in de app LV-AgriLens. Langs de andere waterlopen (paarse aangeduide waterlopen in de app LV-AgriLens) is de 1 m teeltvrije strook van toepassing, samen met een bemestingsvrije strook van 5 m. Langs steile hellingen en op percelen in VEN-gebied blijft de bemestingsvrije strook van 10 m langs de waterlopen bestaan.”

Mestafzet en bedrijfsbenadering

De bedrijfsbenadering wordt aangepast, zodat er een opdeling komt per meststoftype. Voor werkzame stikstof kan tot 125% op perceelsniveau gewerkt worden, voor drijfmest is dit 150% en voor stalmest 200%. “Zo kan optimaal gebruikgemaakt worden van de circulaire nutriënten in mest en moet er minder kunstmest gebruikt worden”, verduidelijkt Druart. “De werkingscoëfficiënt van boerderijcompost wordt gelijkgeschakeld met gft- en groencompost.”

Op basis van een wetenschappelijke studie van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) werden de uitscheidingscijfers van hoogproductieve melkkoeien (> 10.000 kg melk per jaar) en zoogkoeien aangepast. Voor zoogkoeien worden deze over een tijdspanne van 3 jaar stapsgewijs verhoogd naar 31 kg P2O5 en 75 kg N.

Autocontrolesysteem mestverwerkers

Vanaf 31 december 2026 moeten mestverwerkers een autocontrolesysteem hebben ingevoerd. VCM heeft zo een systeem opgesteld en ondertussen ook uitgetest en geëvalueerd op verschillende bedrijven. Op basis hiervan is de autocontrolegids quasi klaar voor gebruik.

Tuinbouwactieplan

“Voor de tuinbouwsector werd een tuinbouwactieplan opgesteld”, vertelt Druart. “De grote kapstokken hiervan zijn opgenomen in het voorstel van decreet, maar veel van deze maatregelen moeten nog verder via het uitvoeringsbesluit worden ingevoerd.”

Geen eindpunt

“De maatregelen die voortvloeien uit de wijzigingen aan het Mestdecreet zijn geen eindpunt”, besluit Delphine Druant. “Ze kunnen bijgestuurd worden als blijkt dat de waterkwaliteitsdoelen niet worden gehaald. Daarvoor wordt het milieu-effectenrapport (MER) afgewacht, dat momenteel in opmaak is.”

Het gewijzigde Mestdecreet voorziet ook in een opvolgingsorgaan. Dat orgaan komt opnieuw samen in januari. In dat orgaan zetelen een vertegenwoordiger van de minister, vertegenwoordigers van de administratie, van de landbouworganisaties en van de milieu- en natuurorganisaties.

Anne Vandenbosch

Lees ook in Actueel

Beheerovereenkomsten in de lift bij landbouwers in Riemst

Akkerbouw De belangstelling voor beheerovereenkomsten onder landbouwers in Riemst zit in de lift. Dit jaar zijn liefst 24 landbouwers gestart met een beheerovereenkomst, goed voor een oppervlakte van 46,8 ha. Vorig jaar waren dat slechts 4 landbouwers op 2,8 ha. Dat brengt het totale areaal aan beheerovereenkomsten in beheer door landbouwers in Riemst (36 in totaal) op 73,8 ha.
Meer artikelen bekijken