Startpagina Schapen

Aandachtspunten inzake voeding en mogelijke aandoeningen nu schapen met lammeren terug de wei op gaan

Na een kletsnat najaar en een natte winter zijn we sinds een paar weken in een droogte beland. Die kwam een vlotte grasgroei zeker niet ten goede, mede door de lage temperaturen ‘s nachts. Intussen is de grasgroei toch op gang gekomen. De piek van de aflamperiode is achter de rug en ooien en lammeren kunnen opnieuw de wei op. Wat zijn aandachtspunten voor elke schapenhouder in deze periode?

Leestijd : 8 min

In dit artikel besteden we aandacht aan de voeding van ooien en lammeren en bekijken we enkele ziekteproblemen die zich kunnen voordoen.

Voeding van ooi en lammeren

Eenmaal de ooien met hun lammeren de wei op gaan – en we gaan ervan uit dat we over normaal bemest grasland praten – kan de ooi op basis van kwalitatieve grasopname voldoende energie en eiwit opnemen om 2 of 3 lammeren van voldoende melk te voorzien. Krachtvoeder bijvoederen aan de moeders in de wei hoeft dus echt niet.

Wat de lammeren betreft, zijn er 2 opties. Ofwel kan men ze bij de moeder in de wei laten en niet bijvoederen, dan zullen ze in functie van de beschikbare melk (eenling, tweeling, drieling) en in functie van de kwaliteit van het gras, extensief doorgroeien. Een uitzondering hierop zijn de eenlinglammeren, die het meest vlot doorgroeien. Ofwel kan men de lammeren de mogelijkheid laten om wat krachtvoeder op te nemen, om ze op een goede groeisnelheid te houden, buiten bereik van de moeders. Bij grote worpen is het zeker aangewezen om de lammeren tijdig de kans te geven om wat krachtvoeder op te nemen.

Hoe kan men de lammeren krachtvoeder bijvoederen, zonder dat de moeders hen te snel af zijn? Dat kan onder meer door een speciaal ontworpen voederbak in de wei te plaatsen. Door de beperkte opening kunnen de ooien met hun grote (dikke) kop dan niet bij het krachtvoeder geraken. Een andere optie is om binnen in een schuilhok in de wei of in de stal een afsluitend hek met een opening te gebruiken, waar de lammeren doorheen kunnen om aan de voederbak krachtvoeder op te nemen, maar waar de oudere ooien niet doorheen kunnen. Een probleem kan zijn dat jonge ooien ook de kans grijpen om doorheen deze opening te glippen om mee van het krachtvoeder te genieten. De juiste dimensie van de opening is dus wel belangrijk.

Moederloze lammeren, die men op de wei laat, verdienen aandacht. Ze kunnen tot een gewicht van 30 kg niet optimaal groeien op basis van gras alleen. Het is wenselijk dat ze, naast gras, ook krachtvoeder kunnen opnemen. Hoe jonger ze zijn, des te meer van hun voederbehoefte via krachtvoeder moet ingevuld worden. Jonge moederloze lammeren worden naar ons gevoel beter nog een tijd binnengehouden met krachtvoeder en hooi tot ze ruim 30 kg wegen.

Enterotoxaemie of ‘het bloed’

De overgang van stal naar weide is voor de ooien met lammeren ingrijpend. Het verteringsproces bij herkauwers is gebaseerd op de werking van bacteriën in de pens en in het verteringskanaal. Als de voedersamenstelling wijzigt, moet ook deze bacteriënflora zich aanpassen, maar dit duurt wel even. Op stal heeft men de ooien meestal wat krachtvoeder bijgevoederd om voldoende energie- en eiwit-opname te hebben om de melkgift te bevorderen. Eens de staldeur opengaat en ze onbeperkt van goed weidegras kunnen genieten, is het aan te raden om te stoppen met krachtvoeder bij te voederen aan de moeders. De hoge energieopname in een combinatie van lentegras en krachtvoeder kan soms leiden tot enterotoxaemie (en sterfte) bij de moeders. We komen onmiddellijk op dit begrip terug. Het is bij wijze van overgang ook goed dat de ooien tijdens hun eerste weidedagen nog wat hooi of voordroog kunnen opnemen.

Soms kan men bij rijkelijke voeding plots een van de best groeiende lammeren dood aantreffen op de wei. Dit fenomeen is ook het gevolg van enterotoxaemie of ‘het bloed’. Dit is een vorm van zelfvergiftiging als gevolg van overvloedige bacteriële ontwikkeling in maag en darmen. Het afsterven van deze bacteriën stelt toxines (gifstoffen) vrij, die op het zenuwstelsel inwerken en die op korte tijd, na wat spastische pootbewegingen, tot de dood leiden.

Hiertegen bestaat geen remedie, alleen preventie. Preventie betekent voor de eerste 2 à 3 levensmaanden van het lam dat men in de maand vóór de geboorte de moeders vaccineert of laat vaccineren tegen ‘het bloed’. Dan krijgt het lam via de biestmelk antistoffen mee, zodat het 2 à 3 maand beschermd is. Het verdient daarnaast aanbeveling om bij het spenen van de lammeren deze tegelijk te (laten) vaccineren tegen ‘het bloed’, om ze in hun tweede levensfase verder te beschermen voor deze plotse dood.

Coccidiose

Jonge lammeren zijn op een leeftijd van 5 à 8 weken ook vatbaar voor coccidiose. Coccidieën zijn eencelligen die zich in de darm vermenigvuldigen, de darmwand beschadigen en zo bij de lammeren (donkergroene) diarree veroorzaken. Men kan signalen van (reeds gevorderde) aantasting opvangen als lammeren steeds staan te persen op stoelgang en daarbij soms klagende geluiden maken. Coccidiose komt het meest voor in vochtige omstandigheden. Vooral zwakke lammeren zijn er vatbaar voor en kunnen zonder tijdig ingrijpen sterven.

Als er behandeld moet worden, dan verdient het de voorkeur dat alle lammeren van de groep behandeld worden. Als er te laat behandeld wordt, kan het darmkanaal al dermate beschadigd zijn dat deze lammeren op latere leeftijd niet vlot meer zullen groeien en ook mager blijven. Er wordt geleidelijk resistentie opgebouwd en wanneer oudere lammeren samen gelaten worden met een jongere groep, is er een duidelijk besmettingsrisico voor de jongsten.

‘Zere bekjes’

‘Zere bekjes’ of ecthyma is een besmettelijke aandoening van de huid en de slijmvliezen, die zorgt voor (pijnlijke) blaasjes en korstjes op de huid. Meestal duiken deze op rond de muil, maar dit kan ook overgezet worden op de uier en dan aanleiding geven tot uierontsteking. De veroorzaker is een virus dat behoort tot de pokkenvirussen (parapox-virus). Dit probleem komt vooral bij lammeren voor, maar ook oudere dieren zijn er vatbaar voor. Via het zuigen kan de uier van de moeder geïnfecteerd worden. De problemen verdwijnen na enkele weken, maar het virus is zeer persistent en kan lang overleven (onder andere in de afgevallen korstjes, maar ook op wanden en dergelijke). Het wordt overgedragen door rechtstreeks contact.

Een lam met ecthyma of ‘zere bekjes’.
Een lam met ecthyma of ‘zere bekjes’. - Foto: AC

Er bestaat geen echte medicatie tegen, alleen een noodvaccinatie is mogelijk bij een ernstige uitbraak. Opgelet: het is ook besmettelijk voor de mens. Als er ecthyma op het bedrijf is en je krijgt bijvoorbeeld een pijnlijke ontsteking aan een wonde op je handen, ga dan spoedig langs bij je huisarts voor de nodige medicatie! (Ik spreek uit ervaring).

Binnen een bedrijf wordt het virus meestal binnengebracht door aankoop van dieren (of door deelname aan manifestaties). Na een uitbraak bouwen de dieren resistentie op, en men ziet elk jaar in mindere mate nog her en der bij de jonge lammeren een (kleinere) aantasting. Als er van buiten uit opnieuw een virulenter type het bedrijf binnenkomt, dan kan er echter opnieuw een grote uitbraak zijn. Bedrijfshygiëne en het grondig reinigen van stallen en hok-afscheidingen is ten zeerste aangewezen om dit probleem in te dijken.

Wormen: omweiden of standweiden?

Wanneer ooien met lammeren de wei op gaan, dan verdient het beheersen van de wormproblematiek alle aandacht. De wormdruk stijgt op een constant begraasd weiland tussen maart en de zomer. Het best ontwormt men de ooien kort na het lammeren en voor ze de wei op gaan. Zo wordt de uitscheiding van wormeieren beperkt en verlaagt men de wormdruk voor de lammeren. Dit is een goede managementsmaatregel om de wormproblematiek onder controle te houden. Daarbij is het meest optimale scenario dat de ooien met lammeren in het voorjaar op een weiland gebracht worden, waar in het najaar daarvoor geen schapen liepen, en dat in de loop van het grasgroeiseizoen alle weiden na het begrazen ook eens gemaaid worden. Dit is op het vlak van wormen een opruimoperatie en nadien kunnen op het gemaaide grasland terug lammeren gelaten worden.

Geregeld omweiden is goed, maar veroorzaakt ook onrust in de kudde, want aan de andere kant van de heuvel (= de afsluiting) is het gras altijd groener. Het weiland dient hiertoe in percelen opgedeeld te worden. Dat kost niet alleen geld, maar is voor het gebruik van machines niet altijd even handig. Bij standweiden daarentegen blijven de dieren continu op eenzelfde perceel en blijven ze rustig. Het kan nodig zijn om op een standweide de lammeren om de 4 à 6 weken (naargelang het gebruikte product) te ontwormen om de groei in stand te houden. Het is echter opletten geblazen, want er komt meer en meer resistentie voor ten aanzien van ontwormingsmiddelen. De ontwormingsmiddelen zijn in groepen ingedeeld. Geregeld afwisselen met een product uit een andere groep voorkomt resistentie.

Het meest optimale scenario om duurzaam te werken en om niet onnodig te veel producten te gebruiken, is dat men zelf aanleert om mestonderzoek te doen. Zo kan men uit de eitelling vaststellen of ontwormen wel nodig is. DGZ organiseert af en toe dergelijke opleidingen. Via wormeitellingen kan ook onderzocht worden of er resistentie is of niet. Het is aan te raden om dit met uw dierenarts te bespreken.

Belang van beschutting

In de winterperiode is beschutting tegen regen, wind en koude een must, maar in de zomer is vooral beschutting tegen te felle zon noodzakelijk. Een bomenrij aan de zijkant (oost of zuid) van het perceel of solitaire bomen op het perceel zijn hier zeer nuttig. Bij een jonge aanplant dienen de stammen afgeschermd te worden tot 1,5 à 2 m hoogte, om het pellen tegen te gaan. Het nadeel van hoge beplanting is dat de dieren het gras in de schaduwzone minder graag lusten.

Straks komt de scheerperiode eraan. Zeker wanneer er kort na het scheren felle zon is, is schaduw in de wei noodzakelijk, zodat de pas geschoren dieren niet verbranden.

Jaarrond beschutting op elke wei voorzien wordt een belangrijke verplichting de komende jaren voor alle veebedrijven in het kader van het recent goedgekeurde dierenwelzijnsdecreet.

Fris water

Melkgevende ooien hebben behoefte aan kwaliteitsvol drinkwater, maar in warme periodes geldt dit voor alle volwassen en jonge dieren. De waterreserve bevindt zich het best op een schaduwrijke plaats.

In kuipen is er nogal eens ontwikkeling van algen en wieren, die de smaak negatief beïnvloeden. Daardoor is het noodzakelijk dat kuipen geregeld gereinigd worden.

Vaccinatie tegen blauwtong

Het is een plezier om de jonge lammeren in het vroege voorjaar te zien rondcrossen in de wei bij valavond. De grote zorg van de geboorteperiode is achter de rug, maar ook in de lente is er uiteraard aandacht nodig voor dit jonge leven. Het is belangrijk om de volwassen dieren te (laten) vaccineren tegen blauwtong BTV3 en BTV8 (verplicht tegen 1 juni). Vergeet echter ook niet om de lammeren te (laten) vaccineren als ze 2 à 3 maand oud zijn, om niet opnieuw in een rampscenario te belanden als in het afgelopen jaar. Momenteel is het echter nog wachten op de beschikbaarheid van het vaccin tegen BTV8.

André Calus

Lees ook in Schapen

Voer geen schapen en geiten in België in zonder officieel gezondheidscertificaat

Overdraagbare ziekten Na recente uitbraken van besmettelijke dierenziekten in Europa benadrukt het FAVV dat schapen en geiten die in België worden ingevoerd voor hun vertrek moeten worden gecontroleerd door de veterinaire diensten van het land van herkomst. De invoer van schapen en geiten zonder officieel gezondheidscertificaat in België is niet toegelaten en betekent een gevaar voor de Belgische veestapel.
Meer artikelen bekijken