Startpagina Maïs

2024: weer een moeilijk maïsjaar

Bij de opmaak van het teeltjaaroverzicht 2024 voor maïs, bemerkte het Landbouwcentrum voor Voedergewassen (LCV) dat het kletsnatte weer waarmee 2023 eindigde naadloos overging in een kletsnat begin van 2024 en dat het natte weer zowat het ganse jaar bleef duren.

Leestijd : 4 min

Bij het KMI in Ukkel werd een recordhoeveelheid neerslag gemeten van 1.170,7 l/m². De verschillen waren regionaal echter groot. De provincies Ant-werpen, Limburg en Vlaams-Brabant kregen in hun totaliteit meer neerslag te verwerken dan Oost- en West-Vlaanderen.

Bij de oogst van bieten, aardappelen, korrelmaïs… werden in het najaar van 2023 op sommige percelen diepe sporen gereden. Door het aanhoudende natte weer konden die sporen niet opgetrokken worden, laat staan dat er een groenbedekker kon worden gezaaid. De diepe sporen bleven door het aanhoudende natte weer in de winter en het voorjaar van 2024 nog eens vol met water staan of konden moeilijk opdrogen.

Late zaaiperiode

Het zaaiseizoen van 2024 verliep met horten en stoten. De afwisseling van droge dagen met (klets)- natte dagen zorgde ervoor dat er niet doorgewerkt kon worden. In april werd het droger in delen van Vlaams-Brabant, Zuid-Limburg en in oostelijke delen van de Kempen. In mei waren grote delen van Oost- en West-Vlaanderen aan de beurt. Deze drogere periode werd benut om de percelen die het toelieten te bewerken en in te zaaien. Zodoende bleek er half mei toch een behoorlijk areaal mais gezaaid.

Evengoed waren er echter regio’s en/of percelen waar(op) nog geen veldwerk kon gebeuren. Omstreeks 5 juni waren er opnieuw een aantal dagen waarop er maïs kon worden gezaaid. Daarna was het wachten tot de laatste dagen van juni voor we opnieuw droog weer kregen. Begin juli werd bijgevolg nog volop maïs gezaaid.

Snelle kieming

De combinatie van warm weer en een vochtige bodem deed de maïs zeer snel kiemen. Op 4 à 5 dagen stond de maïs boven en groeide daarna snel door; zeker de maïs die na 10 juni werd gezaaid. Bij een vroegere zaaidatum kregen de jonge maïsplanten het nog zwaar te verduren door de regelmatige neerslag; bijkomend waren er begin juni nog enkele frissere dagen.

Door de snelle opkomst en groei moest de onkruidbestrijding ook binnen een korte tijdspanne gebeuren. Voor een vooropkomstbehandeling waren er dikwijls maar een paar dagen tijd. Zij die kozen voor een vooropkomstbehandeling waren doorgaans echter wel beter af. De naopkomstbehandelingen dienden immers ook in een ijl tempo te gebeuren.

Door de snelle groei werden heel wat percelen te laat gespoten, met een minder goed resultaat als gevolg. Enerzijds nam de gevoeligheid van de onkruiden af en anderzijds ging het paraplu-effect bij een grotere maïsplant ook een rol spelen. Daarnaast waren sommige percelen te nat om te behandelen, zodat in een aantal gevallen de spuitmachine kwam vast te zitten, met de nodige schade aan gewas en bodem tot gevolg. Door de aanhoudende regen verliep de mechanische onkruidbestrijding tevens moeilijk.

Grote verschillen

Enerzijds zorgde het warme weer voor een snelle groei, maar anderzijds lieten de moeilijke groeiomstandigheden toch hun sporen na. Veel percelen stonden er dan ook heterogeen bij. Deze grote verschillen tussen en binnen percelen werden bij aanvang van de bloei duidelijk zichtbaar: sommige percelen of delen van percelen kwamen in bloei en andere niet, hoewel ze op hetzelfde moment en met hetzelfde ras ingezaaid waren. Op dat moment werd het duidelijk dat de oogst ook geen gemakkelijke opgave zou worden.

De eerste bloei werd omstreeks 15 juli waargenomen bij de vroegst gezaaide percelen. Begin september stonden er echter nog steeds planten in bloei. Bij de percelen die tot circa 15 mei gezaaid konden we spreken van quasi normale ontwikkeling en afrijping, maar bij de latere zaaidata doken er heel wat problemen op inzake kolfontwikkeling en afrijping.

Lange oogstperiode

De oogst startte in oktober en duurde tot een stuk in december. Net als de zaai verliep de oogst ook met horten en stoten. Enerzijds waren er de verschillen in afrijping tussen de percelen. Percelen die tijdig konden worden gezaaid, haalden nog een drogestofgehalte van circa 35%, terwijl laat gezaaide percelen nauwelijks 25% drogestof haalden.

Op veel bedrijven zijn de kuilen bijgevolg ook een mengelmoes van droge(re) en natte maïs. De bewaring van zulke kuilen zal dan ook niet van een leien dakje lopen. Daarbij is de vraag hoeveel problemen met broei er te verwachten zijn. Het zal dan ook een uitdaging worden om vooral de nattere maïs in een productief rantsoen in te passen.

Opbrengstverschillen

Qua opbrengst zijn de verschillen ook groot. De beste kuilmaïspercelen haalden een productie van 20 ton drogestof/ ha, maar evengoed zijn er veel percelen die op 10 ton drogestof/ha of lager bleven steken.

Niet alleen de grote verschillen in afrijping bemoeilijkten de oogst. In oktober viel er niet meer neerslag dan gemiddeld, maar concentreerde de regenval zich op een paar dagen. In combinatie met een natte septembermaand zorgde dat ervoor dat de bodem verzadigd was met water. Wederom werden er op sommige percelen diepe sporen gereden en was oogsten op rupsen noodzakelijk, zowel op hakselaar als dorser.

Aangezien het nog nat bleef tot het jaareinde, is het beeld eind 2024 net hetzelfde als in het begin van het jaar: nat…

Gert Van de Ven, An Schellekens (Hooibeekhoeve)

Femke Moors (PIBO-Campus)

Ellen Versavel (Inagro)

Sander Palmans (PVL Bocholt)

Patrick Vermeulen (VTI Poperinge)

Eva Wambacq, Joos Latré (HoGent)

Lees ook in Maïs

Kies voor geteste vroege of late maïsrassen

Maïs 2024 was een slecht maïsjaar. An Schellekens van het Landbouwcentrum voor Voedergewassen (LCV) ging in het kader van ‘LCV Actueel’ – 13 studievergaderingen over voedergewassen in heel Vlaanderen – onder meer in op wat maïstelers konden leren uit dat jaar. “Vroege rassen bieden dankzij hun kortere teeltduur gewoonlijk iets meer zekerheid dan late rassen. Belangrijk is vooral dat je kiest voor rassen die getest werden.”
Meer artikelen bekijken