Startpagina Mechanisatie

Goede opbrengst start al bij het poten

Vooruitkijken is belangrijk, zeker in de landbouwsector. Het PCLT staat daarom nu al stil bij de goede machine-instelling van een bekerpootmachine. Zo wordt mee de basis gelegd om bij de oogst een goede opbrengst te halen.

Leestijd : 7 min

Een cruciale factor in het bereiken van een goede aardappelopbrengst is het nauwkeurig planten van de pootaardappelen in optimale bodemomstandigheden. Aardappelen hebben een zwak wortelgestel en zijn daarom gevoelig voor verdichtingen van de bodem. In de aardappelteelt is een gelijkmatige verdeling en diepte van de poters in de grond essentieel voor een goede opbrengt en voor de juiste sorteringsmaten. PCLT start in deze periode met een reeks landbouwmechanisatieopleidingen en beschrijft hieronder de aandachtspunten bij bekerpootmachines.

Bekerpootmachine: de meest voorkomende aardappelplanter

De meest voorkomende pootmachine in Vlaanderen is de bekerpootmachine. Deze plant via een aangedreven band waarop bekers bevestigd zijn. De machine heeft een voorraadbunker en de poters komen via een toevoerplaat tot bij deze bekers. De aangedreven bekerband brengt de knollen in een voor in de grond die door een geulentrekker gemaakt is. Deze poters worden vervolgens bedekt door toedekschijven. Ofwel worden de ruggen direct aangeaard via aanaardkappen ofwel wordt dit in een tweede fase gedaan door een rijenfrees.

Het is het van cruciaal belang om de tijd te nemen om de machine correct af te stellen, zodat elke pootaardappel de best mogelijke start krijgt. Een verkeerde afstelling kan leiden tot ongelijkmatige rijen, onjuiste plantafstanden en veranderlijke plantdieptes. Dat resulteert in een verminderde opbrengst, in onregelmatige sorteringsmaten en in een verhoogd risico op ziekten en plagen.

Instellingen aan de trekker voor koppeling aan tractor

Het is belangrijk om een aantal elementen aan de trekker in te stellen vooraleer de bekerpootmachine wordt gekoppeld aan de tractor. Door dit op voorhand te doen kan je nog veilig alle trekkerinstellingen uitvoeren.

Hefinrichting De hefinrichting van de trekker speelt een belangrijke rol bij het behouden van een constante plantdiepte en een gelijkmatige verdeling van de aardappelen. De hefinrichting moet tijdens het transport op positieregeling staan om de machine stabiel te houden.

Tijdens het poten moet de hefinrichting echter in de zweefstand worden gezet, waardoor de pootmachine onafhankelijk van de trekker op en neer kan bewegen, de oneffenheden van het terrein kan volgen en de geulentrekker in de losse aarde kan drukken.

Stabilisatie De stabilisatoren van de hefinrichting moeten tijdens het poten niet worden vastgezet. Dit geeft de pootmachine een zijdelingse speling van ongeveer 5 cm, waardoor kleine stuurfouten van de trekkerchauffeur worden gecompenseerd en de machine niet direct opzij wordt getrokken. Tijdens het rijden dienen deze wel vastgezet te worden, zodat slingeren wordt vermeden. Vele hedendaagse trekkers hebben een systeem waarbij de stabilisatie zich automatisch vastzet bij het heffen van werktuigen.

Banden en spoorbreedte Bij het poten van aardappelen is de keuze tussen gewone lagedrukbanden en dubbelluchtcultuurwielen een belangrijke beslissing. Wil je de zone waar de aardappelknol komt niet verdichten, dan genieten dubbellucht- cultuurwielen de voorkeur. Vaak worden hier plantcombinaties gebruikt waarbij de frontfrees de grond voor de trekkerwielen wegruimt, waardoor het latere groeigedeelte van de knol niet wordt overreden.

Anderzijds kiezen veel bedrijven ook voor lagedrukbanden op grotere bandenbreedtes. Op deze manier wordt de grond niet op zeer smalle stroken hard aangereden. Beide systemen hebben hun argumenten voor en tegen.

De spoorbreedte van de loopwielen van de trekkerwielen moet nauwkeurig worden afgesteld op de gewenste rijenafstand. De afstand van hart tot hart van de wielen moet een veelvoud zijn van de rijenafstand, zodat de machine perfect in de geplande rijen past.

Hydraulische instelling trekker Bij trekkerhydraulica zijn er 3 hoofdtypes van hydraulische systemen: open center, gesloten center en load sensing. Elk systeem heeft zijn eigen kenmerken en voordelen, afhankelijk van het gebruik. Belangrijk is dat het type hydraulica afgestemd is op de pootmachine. Zowel aan de trekkerzijde als aan de planter moet dit worden nagekeken om schade te vermijden.

Afstellen van bekerpootmachine

Voor je naar het veld gaat, is het belangrijk om op voorhand een aantal onderdelen goed in te stellen aan de machine. Dan hoef op het veld enkel nog nacontroles te doen en hier en daar nog wat te verfijnen. De volgende zaken dien je vooraf in te stellen en te controleren.

Bekers Kies de bekers die passen op de sorteringsmaat van de poters. Ieder pootkanaal bestaat meestal uit 2 rijen bekers die zigzag ten opzichte van elkaar gemonteerd worden. De bekers scheppen de pootaardappelen vanuit de bunker. Iedere beker mag slechts één knol bevatten. Ook de valpijp van het pootkanaal kan ingesteld worden op de potermaat.

Vlak stellen Het is essentieel dat de pootmachine in zowel de lengte- als de breedterichting vlak staat. Een scheve machine kan leiden tot ongelijke plantdieptes en een slechte verdeling van de aardappelen in de rijen.

Pootafstand De pootafstand, de afstand tussen de aardappelen in de rij, is een belangrijke factor die de opbrengst en sorteringsmaat beïnvloedt. De pootafstand wordt mechanisch of hydraulisch geregeld. Mechanisch instellen gebeurt door de aandrijfketting om te leggen op andere kettingtandwielen of door een riem op een variator.

Bij moderne poters wordt de plantafstand hydraulisch ingesteld door een regeling van het oliedebiet aan de hydromotor. Een hydraulische instelling laat toe om deze ook elektrohydraulisch variabel te gaan instellen.

De meest moderne machines kunnen de pootafstand per rij apart instellen, waardoor je variabel kan poten met taakkaarten. Ook zonder taakkaarten worden bij deze machines de knollen in de rijpaden iets denser geplant, omdat deze meer licht, water en nutriënten hebben en bijgevolg meer opbrengstpotentieel.

Pootdiepte De pootdiepte bepaalt de positie van de pootaardappel in de grond en is van invloed op de kieming, de ontwikkeling van de wortels en de groei van de plant. De pootdiepte kan worden aangepast door de hoogte van de geulentrekker ten opzichte van het loopwiel van de pootmachine. Die geulentrekker en pootkanaal zijn bevestigd via een parallellogramconstructie aan het chassis, om een constante pootdiepte te garanderen. Een belangrijk aandachtspunt is dat de vorentrekkers vrij kunnen bewegen en dat de pootband ruim boven de grond blijft.

Toedekschijven De toedekschijven die net na het pootkanaal komen, bedekken de pootaardappelen met grond en vormen de ruggen. De breedte-instelling van de toedekschijven bepaalt de vorm van de ruggen. Door de veer op de toedekschijven op te spannen, worden ze dieper in de grond gedrukt, waardoor ze gemakkelijker een rug vormen. Dit is met name belangrijk bij zwaardere grondsoorten of wanneer er hoge ruggen gewenst zijn.

Markeur of gps De markeur geeft de juiste rijafstand aan voor het wiel van de trekker tijdens het poten. De markeur wordt meer en meer vervangen door gps-instellingen. Toch blijven de principes qua instellingen van de markeur heel belangrijk, want net die moet je ook instellen in de gps.

Accessoires Moderne aardappelpootmachines kunnen worden uitgerust met een reeks van accessoires die het plantproces vervolledigen. Deze accessoires zijn spuitsets voor gewasbeschermingsmiddelen, granulaatstrooiers voor ritnaaldenbehandeling of meststoffen en poederdoseerapparaten voor pootgoedontsmetting. Ook deze moeten zorgvuldig worden afgesteld om hun functie optimaal te vervullen. Sommige grote getrokken planters kunnen uitgerust worden met kunstmestbakken.

In erosiegevoelige gebieden worden automatische anti-erosiesystemen gebruikt. Deze maken achteraan de aanaardkappen op- en neergaande bewegingen, waarbij kleine drempeltjes tussen de aangeaarde ruggen ontstaan. De drempels vermijden dat grond afloopt bij hevige regenval.

Afstelling op het veld

De knol dient in de losse verkruimelde aarde te vallen en niet op de harde, onbewerkte ondergrond. Op die manier dient de grondvoorbereiding afgestemd te worden op de gewenste plantdiepte. Daarnaast moeten een aantal afstellingen aan de bekerpootmachine nagezien worden.

Pootdiepte Een constante pootdiepte juist onder het maaiveld is voldoende. Dieper poten heeft als nadeel dat er bij het rooien te veel aarde moet verzet worden en dat de poters in te natte en te koude grond terecht kunnen komen. Factoren zoals de bodemgesteldheid, het aardappelras en de weersomstandigheden bepalen de hoogte van de ruggen.

Pootafstand Controleer altijd de ingestelde pootafstand door de afstand over 11 knollen te meten en door die afstand te delen door 10. De instellingen van de fabrikant zijn slechts een benadering die gerealiseerd wordt door het aanpassen van tandwielen of oliedebiet. De juiste pootafstand hangt af van het aardappelras, de bodemgesteldheid en de gewenste opbrengst.

Toedekschijven Controleer de gewenste vorm van de ruggen. In lichte grond geeft de voorinstelling een ander resultaat dan in zware grond. Als de toedekschijven te scherp ingesteld staan, kunnen deze zelfs de pootafstand en pootdiepte beïnvloeden door het meeslepen van aarde en knollen. Een mooie rug is symmetrisch en bovenaan afgerond.

Correctiesystemen Iedere beker mag maar één knol bevatten. Bij bekerpootmachines zit er onder de band een mechanisch, hydraulisch of elektrisch aangedreven trilmechanisme. Deze moet ervoor zorgen dat dubbele poters op de bekers afvallen. Het trilmechanisme moet correct ingesteld worden op potermaat en kieming. Bij meerdere knollen per beker, dienen de trillers in het opgaande deel afgesteld te worden. Door de trillers in de bekerriem af te stellen worden de overige knollen uit de beker getrild, tot iedere beker juist één knol bevat.

Bij verkeerde afstelling van de trillers kunnen te veel knollen uit de bekers getrild worden, waardoor heel wat knollen zullen ontbreken tijdens het poten. Die ontbrekende knollen noemen we ook ‘missers’.

Toevoer van aardappelen Op vele aardappelpoters is een trilschijf aanwezig in de bodem van de pootband om brugvorming van de voorraad te voorkomen. Die intensiteit van de trilschijven kan je instellen. Vaak is een maximale werkwijze noodzakelijk. In de bunker zit ook een verschuifbare toevoerplaat, want de voorraad moet groter zijn dan de toevoer onderaan de pootband.

Aanaardkappen Het aanaarden kan plaatsvinden als een aparte activiteit of tijdens het planten zelf. Als men ervoor kiest om direct na het poten een volwaardige rug te creëren, wordt de pootmachine uitgerust met een aanaardkap. Deze kap drukt de aanwezige losse aarde samen en vormt zo een rug. Afhankelijk van de ingestelde druk wordt er meer of minder aarde samengedrukt. Dat resulteert in strakkere of minder strakke ruggen.

Bepaalde constructeurs voorzien een kunststofkap op de aanaardkappen voor nog beter gevormde egale en vlakke ruggen. Andere constructeurs bieden kooirollen aan om de volwaardige rug te creëren. Deze rolletjes behouden meer lucht in de bodem, waardoor deze minder toeslempen bij het beregenen en waardoor deze minder onderhevig zijn aan erosie.

Bart Vandaele (PCLT)

Lees ook in Mechanisatie

Bodemverdichting lijkt Vlaams probleem

Akkerbouw Bodemverdichting is een vorm van structuurbederf die ontstaat wanneer de draagkracht van de bodem wordt overschreden en waardoor de bodem daardoor samengedrukt en/of vervormd wordt. Het gevolg daarvan is dat grote, continue poriën verdwijnen, wat de waterhuishouding verstoort en wortelgroei bemoeilijkt. Dit maakt de gewassen droogtegevoeliger en verhoogt de kans op plasvorming.
Meer artikelen bekijken