Startpagina RULA Ambachten

Klompenmakers moeten uit het juiste hout gesneden zijn

Veiligheidsschoenen en rubberen laarzen hebben houten klompen verdrongen van Vlaamse boerenvelden. Landbouwleven sprak met 2 van de laatste klompenmakers in Vlaanderen over hun ambacht. “Als ik nu geen moeite doe, is het gedaan met de klompenmakerij in Vlaanderen”, zegt een van hen.

Leestijd : 7 min

In Vlaanderen waren houten klompen tot voor de Tweede Wereldoorlog alomtegenwoordig. Zo droegen boeren klompen om in wisselvallig weer door modderige velden te ploeteren. In de zomer ademde de houten schoen, waardoor de voeten van de boer koel bleven. Voor fabrieksarbeiders boden ze dan weer bescherming tegen verwondingen van gevaarlijke machines.

“Vroeger droeg iedereen klompen, maar nu zie je bijna niemand ze nog dragen”, zegt Ronny Mondelaers. Hij is een van de weinige mensen in Vlaanderen die het ambacht nog beheerst. Samen met Tim Van Goethem, ooit zijn pupil, spreken we af in Klompenmuseum Den Eik in Laakdal.

Klompen maken in het bloed

Bij zowel Ronny als Tim zit klompen maken in het bloed. “Mijn vader Sam Mondelaers was meer dan 75 jaar lang klompenmaker”, zegt Ronny. Zijn grootvader, overgrootvader en over-overgrootvader zaten ook in de klompenmakerij. “Ik ben er letterlijk in opgegroeid. Zo sliep ik als kind in de heulbank, een werkbank om klompen te maken. Niet moeilijk dus dat ik er ook ingerold ben.”

Vanaf de jaren 70 demonstreerden Ronny, zijn vader en zijn broers op beurzen hoe je op ambachtelijke wijze klompen maakt. “We zijn naar Nederland, Duitsland en zelfs naar Casablanca gegaan.”

Tim is 40 jaar en waarschijnlijk de jongste klompenmaker van Vlaanderen. Hij leerde het ambacht van Ronny Mondelaers, nadat hij zelf gefascineerd raakte door klompen door een ontdekking in zijn stamboom.

“Toen ik mijn stamboom aan het uitpluizen was, bleek dat 5 of 6 generaties van mijn voorouders klompenmakers waren”, vertelt Tim. “Ik ben dan tweedehands materiaal om klompen mee te maken beginnen verzamelen en heb mensen opgezocht die er meer van kennen. Zo kwam ik uiteindelijk in contact met Ronny en zijn vader.” Ondertussen heeft hij in zijn tuin een eigen atelier uitgebouwd.

Immaterieel erfgoed

Eind jaren 50, begin jaren 60 daalde de vraag naar klompen door de opkomst van rubberen laarzen. Landbouwers hadden voortaan een betere manier om hun voeten droog te houden. Dit betekende langzaamaan de doodsteek voor de klompenmakerij als industrie. “Het bedrijf van mijn grootvader maakte op een bepaald punt 500 paar klompen per dag en had 36 werknemers”, zegt Ronny. In 2008 moest Ronny’s vader echter finaal de brui geven aan het familiebedrijf na jarenlange krimp.

“Enkele jaren geleden stopte ook Verreydt-Verboven in Grobbendonk met zelf klompen te maken. Zij halen nu hun klompen in Nederland”, zegt Ronny. Verreydt-Verboven was de laatste commerciële klompenmaker actief in Vlaanderen, die onder andere de klompen voor de Gilles de Binche in Wallonië levert. Ze verkopen nog steeds klompen, die nu in Nederland gemaakt worden op basis van hun eigen modellen.

Een paar ‘patijnen’, de voorloper van deklomp, zijn te zien op de voorgrond van het ‘Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw’ van Jan van Eyck (1434).
Een paar ‘patijnen’, de voorloper van deklomp, zijn te zien op de voorgrond van het ‘Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw’ van Jan van Eyck (1434). - Foto: publiek domein

Zowel Ronny als Tim geven aan bang te zijn dat de kennis om klompen te maken in Vlaanderen zal verdwijnen. Ze hebben hun schouders al gezet onder verschillende initiatieven om de klompenmakerij levendig te houden. Beiden maken bijvoorbeeld deel uit van het Klompenforum Vlaanderen. Deze vereniging bundelt de meeste overgebleven spelers in de wereld van de Vlaamse klompenmakerij.

In 2017 werd de klompencultuur in Vlaanderen ook opgenomen op de lijst met immaterieel erfgoed. Op die lijst staan ook andere ambachten, zoals handweven en molenaar, maar ook de Gentse feesten, de reuzencultuur en frietkoten.

“Opname in de lijst heeft een kleine boost gegeven aan de interesse in klompen, maar dat hebben we niet volgehouden”, zegt Ronny. “Je leert ook niet zomaar hoe je een klomp moet maken. Het vraagt tijd en genoeg interesse om de juiste expertise te ontwikkelen. Mensen geraken daardoor moeilijker in de ambacht.”

Er zijn ook pogingen ondernomen om de klompenmakerij op de lijst van Unesco-erfgoed te krijgen, maar tot nu toe tevergeefs. “Ik vrees dat het een beetje te hoog gegrepen is. Alleen gaat het Vlaanderen niet lukken, maar zelfs als we samenspannen met alle overgebleven klompenmakers van Noord-Frankrijk en Nederland zal het nog steeds moeilijk zijn”, zegt Ronny.

Klompensleutelhangers

“In Nederland zijn ze momenteel nog iets actiever, terwijl de klompenmakerij in Vlaanderen zwak staat”, concludeert Ronny. “Nederlanders komen nu hier op beurzen en events tonen hoe je klompen moet maken, met de kennis die ze van mij, mijn vader en mijn broers geleerd hebben toen wij daar gingen demonstreren.”

In Nederland zijn er nog streken waar mensen klompen dragen. De grootste klompenmaker van Nederland — Nijhuis in Beltrum — produceerde 5 jaar geleden nog een miljoen paar klompen. “Maar sindsdien is de productie van Nijhuis elk jaar met 10% gedaald”, aldus Ronny.

Ook in Nederland gaat de klompenindustrie in dalende lijn. Naast Nijhuis zijn er volgens Ronny nog 13 bedrijven die klompen maken. De oplage is echter zo klein, dat zij zich moeten beperken tot de meest courante maten. De rest kopen ze bij Nijhuis. Traditionele klompenmakers moeten ook klompensouvenirs, zoals sleutelhangers, maken om rond te komen. “Zo proberen klompenmakers zichzelf een beetje te handhaven, want met de draagklomp gaat het in Nederland dezelfde richting uit als in België”, waarschuwt Ronny.

Dat mensen meer geïnteresseerd zijn in hebbedingetjes dan dat ze de ambacht van binnen en buiten willen leren kennen, merkte Tim ook op tijdens een klompendemonstratie die hij gaf op de Dag van de Landbouw in Westmalle. “Veel mensen hadden interesse in de dasklompen, terwijl ik vooral de ambacht wilde tonen. Mensen zitten vast in een commerciële logica van dingen kopen en denken niet meer na over hoe producten gemaakt worden.”

Nederland klompenland?

Nederland staat internationaal dan wel bekend als klompenland, oorspronkelijk hebben zij juist van de Belgen geleerd hoe je klompen moet maken. “De moderne klomp is ontstaan in Noord-Frankrijk en via België naar Nederland gegaan”, weet Ronny.

Houten schoeisel kent een lange geschiedenis. “De Romeinen liepen al op houten plankjes, zodat ze niet vuil werden door de modder op straat”, zegt Ronny. Dergelijke ‘patijnen’ werden ook in de middeleeuwen door de gegoede burgerij gedragen: op het ‘Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw’ van Jan van Eyck van 1434 kan je een paar spotten.

Patijnen zijn de voorlopers van klompen. Door de kleine ijstijd werd het in de late middeleeuwen in Europa enkel maar kouder. In de natte polderlandschappen van Vlaanderen kon men toen een warm en droog schoeisel, zoals de klomp, dan ook goed gebruiken. Vanuit Noord-Frankrijk kwam de moderne klomp overgewaaid naar België, waar in de middeleeuwen elk dorpje wel zijn eigen klompenmaker had.

Vanaf het einde van de 19e eeuw tot en met de eerste helft van de 20e eeuw was de klompenmakerij in Vlaanderen een ware industrie, met zwaartepunten in het Waasland, Meetjesland en in de Antwerpse Kempen. In Vlaanderen stond de klompenmakerij toen zelfs sterker dan in Nederland, waar tot 1936 meer klompen ingevoerd werden uit België dan de Nederlanders zelf internationaal verhandelden. België produceerde dan ook meer klompen dan ze zelf nodig hadden en exporteerde naar Nederland, Frankrijk en Duitsland. De mechanisatie van de klompenmakerij begon in de jaren 30 (zie kader ‘Machinaal klompen maken’). “Mijn grootvader kocht zijn eerste machine in 1928”, aldus Ronny. Die mechanisatie kon echter het einde van de klompenmakerij niet afweren.

Kennis ontbreekt

Mochten landbouwers terug klompen dragen, dan zou dit goed zijn voor de klompenmakerij, meent Ronny. “Maar boeren kunnen moeilijk klompen dragen in moderne landbouwmachines. Die zijn daar net een beetje te breed voor.” Klompen hebben hun primaire functie als werkschoeisel verloren en zullen die ook niet snel terugwinnen.

Het verlies van enig commercieel belang zorgt volgens Ronny voor een perceptieshift voor de klompenmakerij. “Vroeger waren klompenmakers vakmensen. Zij hebben alle technieken ontwikkeld. Sinds de economische activiteit weggevallen is, is het een ambacht met ambachtslieden geworden.”

“We mogen fier zijn dat we de kennis om klompen te maken nog hebben en kunnen tonen”, zegt Tim. Ronny is onlangs grotendeels gestopt met demonstraties geven, maar Tim doet dapper voort in de hoop de fascinatie voor klompen die hij voelt, aan te wakkeren bij andere mensen. “Maar het is niet gemakkelijk voor hem om in zijn eentje te proberen om de ambacht te redden”, zegt Ronny. Het kost Tim bijvoorbeeld veel moeite om het juiste hout te vinden voor een demonstratie. Hij wandelde zelfs al 50 km lange tochten in klompen om aandacht te vragen voor het ambacht. “Als ik nu geen moeite doe, is het gedaan met de klompenmakerij in Vlaanderen”, geeft Tim aan.

Een aantal opleidingen leren geïnteresseerden leerlingen de beginselen van de klompenmakerij aan. In Nederland zijn er zo een aantal opleidingen met elk een tiental leerlingen. In het dorp de Klinge aan de Nederlandse grens kan je ook terecht voor een korte cursus. “Maar die basisopleidingen zijn nog niet ideaal. Om de kennis op een hoog genoeg niveau te bewaren, heb je een expert nodig die het meesterlijk kan vertellen”, besluit Ronny. Voorlopig is het hout vasthouden voor de toekomst van de klomp.

Thor Deyaert

Lees ook in RULA Ambachten

Meer artikelen bekijken