
Voorzichtig herstel
Minister Brouns ziet een voorzichtig herstel van de markt na de stagnatie in 2022, maar zegt dat de resultaten van 2024 dat nog moeten bevestigen. Het marktaandeel voor bio in Vlaanderen steeg vorig jaar en het aantal kopers van bio bleef gelijk. Men kende zelfs een lichte groei voor de meeste producten. In 2023 was er een groei qua volume vlees, vis en brood per capita, maar biozuivel en -eieren daalden. Het prijsverschil tussen bio en gangbaar verkleinde ook in 2023 verder.
Als antwoord op de vraag die volksvertegenwoordiger Arnout Coel (N-VA) hem daarover stelde in de commissievergadering Landbouw van 23 oktober in het Vlaams parlement zei minister Brouns dat het marktperspectief in 2023 onvoldoende was. Daardoor kon de primaire producent niet overtuigd worden om naar bio over te schakelen of om nieuwkomers in de biosector aan te trekken.
Minister Brouns: “Als prijzen niet stimulerend zijn, schakelen producenten in sommige sectoren over naar de gangbare productie, zoals de geitenhouderij, pluimvee en eieren.” Door de relatief korte cycli in de pluimveesector kunnen die bedrijven ook snel weer naar bio overschakelen als de markt opnieuw gunstiger evolueert.
Consumentenacties
Aanbodzijde
De toegekende investeringssteun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) is heel specifiek voor de biolandbouw verantwoordelijk voor de stijging van de overheidsuitgaven voor de biosector. Deze heeft een aandeel van 17% in de totale toename aan overheidssteun. In 2023 werden 16 VLIF-dossiers voor bio-investeringen goedgekeurd, tegenover 8 in 2022.
Verschillende opleidingen
Los van de acties aan de consumptiezijde wil Brouns blijven inzetten op het verstrekken van info over de marktsituatie en op opleidingen op verschillende niveaus. Het strategische plan bio bevat hiervoor een afzonderlijke doelstelling: ‘Toekomstige biolandbouwers kunnen zich voldoende scholen in het Vlaamse land- en tuinbouwonderwijs.’
Wat naschoolse vorming betreft, zijn de subsidies voor starterscursussen en stages specifiek gericht op personen die de intentie hebben om een actieve landbouwer te worden. Alle geregistreerde vormingscentra die starterscursussen aanbieden, zijn verplicht om het onderwerp ‘biologische teelt’ aan bod te laten komen. De cursist, ook diegene die de intentie heeft om in de gangbare landbouw te starten, moet op het einde van de cursus de principes van biologische landbouw, de wetgeving rond biologische landbouw en de overgangsperiodes van gangbare naar biologische landbouw kennen. Ook moet hij weten welke specifieke ondersteuning er wordt gegeven voor de biologische landbouw. Een groot deel van de subsidie naschoolse vorming werd toegekend aan Landwijzer, dat specifiek starterscursussen en stages voor de biologische landbouw organiseert.
Op vraag van de biosector en gezien de complexiteit in de biologische landbouw, werd het aantal gesubsidieerde uren in de starterscursus en het aantal gesubsidieerde stagedagen in de regelgeving nog verhoogd ten opzichte van wat de vormingscentra aanbieden in de gangbare landbouw. Dat alles getuigt volgens minister Brouns van het grote belang dat gehecht wordt aan startende landbouwers in de biologische teelt.
“Met het oog op het nog meer stimuleren en informeren van potentiële starters in de biologische landbouw, kende ik recent nog een subsidie toe aan Landwijzer voor het uitvoeren van een actieplan dat zich hierop richt”, zegt hij.
Met het strategische plan bio wordt eveneens ingezet om bio nog meer op de kaart te krijgen bij het land- en tuinbouwonderwijs, zowel in secundaire scholen als in hogescholen.
VLIF-verdienmodelmaatregel
Bestaande biobedrijven hebben grote interesse in de nieuwe VLIF-maatregel ‘Opstart van of omschakeling naar een toekomstgerichte duurzame ondernemingsstrategie op een landbouwbedrijf’ of kortweg de VLIF-verdienmodelmaatregel.
Van de 34 ingediende steunaanvragen waren er 11 afkomstig van bestaande biobedrijven. Van deze 11 werden er 9 geselecteerd op een totaal van 24 geselecteerde projecten. Dit zijn bedrijven die biologisch willen blijven produceren, maar hun bedrijfsstrategie verder aanscherpen door in te zetten op bijkomende producten of bijkomende diensten.