Physalis: een oude bekende

in een (nieuw) jasje

Parallel echter met de evolutie van de nutstuin naar de moderne siertuin verdwenen een aantal planten onherroepelijk uit de tuin, zo ook de lampionplant. Ook judaspenning (Lunnaria annua) en strobloemen (Helichrysum bracteatum), om er maar twee te noemen, waren hetzelfde lot beschoren en verdwenen langzaam maar zeker uit de moderne siertuin.

Maar Physalis is een taaie klant en maakte, zij het in een ander jasje, langs de achterdeur van de exotische keuken, zijn rentree in de moestuin. Hoog tijd voor een overzicht van het geslacht Physalis.

Botanisch

Het geslacht Physalis behoort tot de familie van de nachtschade (Solanaceae) en is dus een neef van de tomaat en de aardappel. Het geslacht omvat een 80-tal soorten 1-jarige en doorlevende kruidachtige planten die gekenmerkt worden door ronde, besachtige vruchten die na de bloei omsloten worden door een bladachtig omhulsel dat in rijpe toestand perkamentachtig wordt. De letterlijke vertaling van Physalis is trouwens «blaas» en is afgeleid van de typische vorm van het opgeblazen lampionachtige omhulsel van de bes. Algemeen gesproken zijn Physalis soorten woekerende planten met wijdgeopende klokvormige, vaak onopvallende bloemen, meestal blauw, geel of witachtig. Van de meeste soorten zijn de bessen eetbaar, maar niet echt smakelijk en in onrijpe toestand vaak giftig (vergelijkbaar met aardappel en tomaat). De meeste soorten (een 60-tal) groeien in Amerika en Azië, enkele soorten zijn inheems in Europa en de echte lampionplant (Physalis alkekengi) kwam vroeger ook verwilderd in België voor. De belangrijkste vertegenwoordigers van dit geslacht zijn de zonet genoemde echte lampionplant, omwille van zijn fraai oranjerood gekleurde lampionvruchten, de ananaskers (Ph. peruviana) en de Tomatillo (Ph. ixocarpa), omwille van hun culinaire kwaliteiten.

Echte lampionplant (Ph. alkekengi)

Dit zijn de lampionplanten, in oude botanische werken omschreven als 'Criecken van over zee', die men vroeger vaak aantrof in de tuinen en die vooral geteeld werden omwille van hun gekleurde omhulsels die de roodgekleurde, weinig smakelijke bes, omgeven. Omwille van zijn groot verspreidingsgebied (Midden- en Zuid-Europa en Azië) is er heel wat variatie binnen de soort. Bij ons wordt meestal de variëteit 'Franchetii' aangetroffen, die tot 60 cm hoog wordt en rijkelijk grote en spitse lampions voortbrengt. Het is een winterharde, doorlevende plant, die omwille van zijn krachtig groeiende ondergrondse uitlopers de neiging heeft om te gaan woekeren. Om dit te voorkomen dienen de uitlopers in het najaar met de spade afgestoken en uitgegraven te worden. Wie de lampions als decoratie wenst te gebruiken, dient de stengels af te knippen als de lampions op kleur zijn en ze ondersteboven te drogen op een goed geventileerde, droge plaats. Als de stengels en de vruchten goed droog zijn, kan men de verdroogde bladeren verwijderen en zijn de lampions klaar om gedurende vele maanden binnenskamers gebruikt worden als decoratie.

Ananaskers (Ph. peruviana)

Deze Physalissoort wordt in de feestperiode rond het eindejaar vaak in de groenteafdeling van supermarkten of in groentewinkels aangeboden als eetbare garnering. Ananaskersen hebben strokleurige lampionnetjes en geeloranje bessen met een fris zoetzure smaak. Deze van oorsprong uit Zuid-Amerika afkomstige plant, kan ook bij ons in de moestuin geteeld worden, maar is vanwege haar herkomst bij ons niet winterhard en de opbrengst kan in flauwe zomers wel eens tegenvallen. Voor wie het eens wil proberen, geven we een beknopte teeltbeschrijving. Zaaien gebeurt rond half maart bij kamertemperatuur. Zaai niet te vroeg want uitplanten in volle grond mag pas na half mei, zaai ook niet te laat, anders rijpen de bessen niet tijdig af en is er geen opbrengst. Geef de planten het warmste plekje in de moestuin of nog beter een plekje tegen een zuidermuur. Meng wat goed verteerde compost door de grond waarin geplant wordt, de planten hebben dan verder geen behoefte aan meststof (te veel stikstof zorgt voor te sterke groei en te weinig vruchten). Hou er wel rekening mee dat de volwassen planten gemakkelijk een meter hoog worden en de stengels niet zo heel stevig zijn en dus best een steunstok kunnen gebruiken. De teelt verloopt optimaal als er tijdens het groeiseizoen regelmatig regen valt (of er op droge dagen extra water wordt gegeven), maar eens de vruchten beginnen af te rijpen (eind augustus) blijft het beter droog. De bessen zijn plukrijp als de lampionnetjes strogeel worden. Eens geplukt kunnen de bessen gemakkelijk enkele weken bewaard worden. Vaak wordt zaad van ananaskers verkocht onder andere benamingen zoals: Physalis edulis, Kaapse kruisbes of goudbes.

Tomatillo (Physalis ixocarpa)

Deze Physalis soort is een onmisbaar ingrediënt in de Mexicaanse keuken waar hij onder meer wordt verwerkt in de 'salsa verde' (groene saus), fruitsalades, compote, guacamole en allerlei soepen en sausen. In Europa werd de plant in de middeleeuwen geïntroduceerd vanuit Mexico en Midden-Amerika en werd met succes gekweekt in Spanje. Maar de tomaat kende meer succes en drukte de tomatillo al vlug naar de achtergrond. De Bes is opvallend groter dan de ananaskers (tot 6 cm), bij het afrijpen scheurt het omhulsel vaak open, afhankelijk van de soort is de rijpe bes groen, geel, roodachtig, blauw of violet van kleur, maar deze wordt meestal onrijp, in groene toestand geoogst. De teelt is gelijklopend aan de teelt van ananaskers, maar de tomatillo doet het in ons klimaat iets beter dan de ananaskers. De eerste vruchten verschijnen al in juli en de oogst gaat door tot de eerste vorst. In tegenstelling tot de ananaskers wordt deze bes voornamelijk gekookt gegeten. Wie deze 'tomaat-bes' met zijn wasachtige wat vettig aanvoelende schil wil proeven, kan ze beter zelf telen, want ze zijn bijna niet te vinden in de gebruikelijke verkoopkanalen. Voor de nieuwsgierigen: het vruchtvlees is vast en stevig en bevat weinig sap, de smaak doet wat aan onrijpe tomaten denken, friszurig, ietwat zoetig met een tomaatachtig aroma.

GB

Meest recent

Meest recent