Definitief einde voor exportsubsidies

Volgens WTO-directeur-generaal Roberto Azevêdo is het afschaffen van de exportsubsidies de “meest significante uitkomst op landbouwgebied” in de twintigjarige geschiedenis van de organisatie. De tiende ministeriële conferentie vond van 15 tot 19 december plaats in Naïrobi, Kenya.

Aflopend verhaal

De exportsubsidies voor landbouwproducten waren sowieso een aflopend verhaal. Dik twintig jaar geleden gaf de EU nog bijna 10 miljard euro per jaar uit aan exportsubsidies. In 2011 was dat nog maar 160 miljoen euro. Exportsubsidies werden verantwoord met het argument dat het verschil tussen de wereldmarktprijzen en de EU-prijzen diende overbrugd te worden. Beide prijsnoteringen evolueren echter steeds meer naar elkaar. Bovendien wordt het marktverstorend effect van gesubsidieerde export als steeds kwalijker gezien.

Afgeschaft met GLB

Het definitief afschaffen van die exportsubsidies komt niet uit de lucht vallen. In de Hong Kongverklaring uit 2005 besloten de meer dan 160 leden-landen om nagenoeg alle vormen van exportsubsidies af te schaffen. Tegen de WTO-bijeenkomst in Bali (2013) was dit doel nog niet bereikt, maar het afschaffen ervan werd opnieuw als hoofdprioriteit bevestigd. Europa schrapte exportsubsidies met intrede van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).

Europa was voorstander

De definitieve afschaffing van de exportsubsidies was in de eerste plaats een vraag van de ontwikkelingslanden. Zij zien in exportsubsidies mogelijk een enorme verstoring voor binnenlandse productie en handel, maar ook Europa bij monde van Europees Commissaris voor Handel Cecilia Malmström en Europees Commissaris voor Landbouw Phil Hogan waren voor, daarbij gesteund door een reeks andere landen zoals Brazilië, Argentinië, Paraguay, Uruguay en Nieuw-Zeeland. Landen zoals de VS, India en China moesten overtuigd worden, wat dus uiteindelijk ook gebeurde.

Ontwikkelingslanden krijgen nog tot 2018 om hun exportsubsidies af te schaffen, en transport- en marketingkosten voor landbouwproducten mogen ze nog vergoeden tot het einde van 2023. De armste en voedselimporterende landen krijgen zelfs nog wat extra tijd.

Uitzondering voor voedselzekerheid

Alle vormen van exportsubsidie worden verboden, waaronder ook financieringen voor exporteurs, of overheidsorganen die zelf handel voeren. Er is nog een (voorlopige) uitzondering voor overheden in ontwikkelingslanden die stocks aanhouden omwille van voedselzekerheidsmotieven. Tegen 2017 wordt er hierover naar een definitieve oplossing gezocht. Ook hebben ontwikkelingslanden het recht om tijdelijk importttarieven te verhogen bij een sterke importstijging.

Gelijk speelveld

Achteraf toonde de Europese Commissie zich tevreden. Voor de gesprekken in Naïrobi had de Commissie erop gehamerd dat Europa maar bereid was om zijn recht om exportsubsidie te verstrekken, af te schaffen wanneer ook andere landen en werelddelen gelijk zouden bijdragen. Een ‘begrijpelijke, evenwichtige deal gebaseerd op parallelliteit’ was het doel, en blijkt volgens Europa ook verwezenlijkt. “EU-producenten zullen voor het eerst een gelijk speelveld in exportcompetitie zien, wat een hoofdprioriteit was voor de EU-onderhandelaars”, zo klonk het in een EU-mededeling. “In de laatste jaren heeft Europa de weg gebaand in het bereiken van een akkoord om van exportsubsidies af te zien. Nu zijn er voor het eerste dwingende mechanismen op subsidies zoals exportkredieten waar onze concurrenten voor miljarden aan subsidies geven”, aldus Phil Hogan. Europa ziet directe voordelen voor Europese boeren en dan vooral voor producten zoals tarwebloem, suiker en zuivel.

Het EU-team, geleid door commissarissen Malmström en Hogan, zag ook mogelijkheden voor de armste en meest kwetsbare landen om beter te integreren in de wereldhandel. “Dit akkoord bewijst ook de relevantie van de WTO en diens mogelijkheid om tot resultaten te komen. Dat is goed nieuws voor het werk dat de komende jaren op tafel ligt”, aldus commissaris Malmström.

Wat waar afspreken

Die relevantie van de World Trade Organisation was de voorbije jaren wat in vraag gesteld. De Doha-onderhandelingsronde met als doel handelsbarrières in de wereld op te heffen en vrije internationale handel mogelijk te maken werd gestart in 2001, maar werd nog altijd niet tot een eind gebracht. Omdat grote beslissingen in de Doharonde uitbleven, ontstonden Regionale Handelsovereenkomsten (RTA’s), waarvan TTIP, de onderhandelingsronde tussen de VS en de EU, de bekendste is. WTO-directeur-generaal Roberto Azevêdo bevestigde dat er een “persistente en fundamentele onenigheid” is in hoe de Doha-agenda er moet uitzien, en dat WTO-leden dit probleem moeten aanpakken. In Naïrobi herbevestigden de deelnemende landen evenwel dat regionale handelsovereenkomsten enkel multilaterale handelssystemen zoals Doha kunnen aanvullen, maar niet vervangen.

Volgens directeur-generaal Azevêdo schaadt de huidige Doha-impasse de vooruitzichten van al diegenen die zich vandaag en morgen op handel toeleggen.

In de marge van de onderhandelingen in Kenia was er ook de officiële toetreding van Liberia en Af-ghanistan toe tot de Wereldhandelsorganisatie. Het aantal deelnemende landen komt daarmee op 164.

Meest recent

Meest recent