De heer Schevenels zag tot zijn tevredenheid dat in de loop van 2016 de melkproductie zich toch aangepast heeft aan de marktrealiteit. Lees: er kwam minder melk, en daardoor kon de prijs stijgen. Hij hoedde er zich evenwel voor om euforisch te worden en waarschuwde voor een overhitting van de markt. “De prijzen voor het melkvet zijn inmiddels zo sterk gestegen dat vraaguitval reëel wordt. De extreme prijsvolatiliteit op de zuivelmarkt blijft nadelig voor alle betrokkenen.”
Jezelf vergelijken
De markt vraagt duurzaamheid, en BCZ wil daar ook een rol in spelen. Gestart op 1 januari 2014 is een eerste ronde auditing op dat vlak afgelopen. Meer dan 99 % van de melkveehouders kregen zo’n audit. Meer dan 1 op 4 produceert groene stroom. De gegevensverzameling van duurzaamheidsinitiatieven op het bedrijf vormt nu een databank. In een volgende ronde zullen melkveehouders hun eigen bedrijf kunnen vergelijken met het gemiddelde melkveebedrijf en zo zien of ze goed bezig zijn.
Efficiënter worden (meer doen met minder) is op zich al een manier om duurzamer te worden. Op tien jaar tijd is de melkophaling met een ronduit spectaculaire 49 % gestegen. Het brandstofverbruik per 1.000 liter is met 9 % gedaald. Ook melkfabrieken werden efficiënter: ze konden de uitstoot van CO2 per ton eindproduct met 22 % terugdringen.
Voorts heeft BCZ zich geëngageerd om het aantal toegevoegde suikers in een aantal categorieën met 8 % te laten dalen tegen 2020. Volgens Jean-Marc Schevenels zit de sector daar op schema.
Productie is gedaald
Gedelegeerd bestuurder van BCZ Renaat Debergh wierp een economische blik op het voorbije jaar. Dat kan uiteraard niet zonder een blik de werpen op vraag en aanbod. De prijsdip tot de eerste helft van 2016 kan niet gezien worden zonder de doorlopend maandelijkse stijgingen in ’ s werelds belangrijkste zuivelexportgebieden. Dat de voorbije heropleving van de melkprijzen samenhangt met maandelijkse krimp van de vijf belangrijkste exportregio’s in de wereld is dus geen toeval. Vooral in de EU was de volumedaling in melkproductie voor de laatste maanden van 2016 uitgesproken. Enkel de VS bleef gedurende geheel 2016 elke maand meer produceren. Voor afgelopen maart produceerde ook Nieuw-Zeeland opnieuw meer, en de EU wordt verwacht in april geen krimp meer te kennen. Dat laatste is geleden van mei 2016. Grote buurlanden Frankrijk, Duitsland en het VK produceerden voor afgelopen maart nog altijd minder dan een jaar eerder. “Ook voor de maand mei kent Duitsland nog altijd een productiedaling”, wist Renaat Debergh daaraan toe te voegen.
Vooral in het laatste kwartaal van 2016 was de productiedaling uitgesproken. Niet toevallig zijn het ook de maanden waarin er een Europese subsidie was voor een productievermindering. Deze kenden een groot succes, ook in ons land. Toch is BCZ een koele minnaar van dergelijke initiatieven. “In België zou de daling wellicht even groot geweest zijn zonder de vrijwillige melkproductiebeperking, maar in andere landen kan het misschien wel een verschil gemaakt hebben. Mogelijks is de aankondiging van juli vorig jaar dat er zo’n initiatief ging komen wel een signaal naar de markten geweest”, schatte de heer Debergh de invloed in. “Maar we zijn geen voorstander; onze ondervinding is dat dergelijke initiatieven qua timing vaak te laat komen.”
Export
Net als ons land, is de EU een zuivelexporteur, en ook op het vlak van export verliepen de eerste maanden van 2017 voorspoedig. “De uitvoer verloopt behoorlijk”, glimlachte de gedelegeerd bestuurder. Zowat alle zuivelproducten laten duidelijke groeicijfers zien. Ook consumptiemelk is meer en meer een exportproduct. “Sedert 2013 is de export ervan zelfs verdubbeld”, wist de heer Debergh. Enkel van boter is de export gedaald, maar dat heeft eigenlijk alleen te maken met de beschikbaarheid ervan.
Wie importeert? China importeert opnieuw, en fors meer dan voorheen. Het land neemt een derde op van alle zuivelproducten die de Unie exporteert. China importeerde vorig jaar 17% meer kaas dan in 2015 en 11% meer weipoeder. Een aantrekkende vraag vanuit China doet herinneren aan de periode van voor 2014, waar na een ongekende stijging de vraag vanuit China als een luchtbel ineenklapte en ook de Belgische boeren met de gebakken peren zaten. “Tot op vandaag zie ik echter geen reden voor oververhitting. De stijging in de vraag is veel bescheidener dan de hype die we gekend hebben. Hoe dan ook zal China nooit zelfvoorzienend zijn. Wel is de concurrentie met Nieuw-Zeeland stevig omdat het land geen importheffingen op zuivel betaalt.
Europeaan verbruikt meer
Niet alleen de export brengt de groene cijfers terug voor de zuivelindustrie, maar ook de interne Europese zuivelconsumptie. Of het nu boter, kaas, yoghurt, melk, of melkpoeder is: de Europese klant vraagt 2 tot 3 % méér. Enkel het verbruik van consumptiemelk liet een lichte min noteren.
En ook al gaat het al bij al om kleine percentages: ze tellen wel op. In 2016 ging het om een meerconsumptie van 1,5 miljard liter melkequivalent, vooral kaas, vollemelkpoeder en boter. Ook voor dit jaar is de verwachting dat er 1 miljard liter extra nodig zal zijn voor de Europese markt.
De boterpiek
Een beter lopende export en intern verbruik leidt tot betere prijzen. Vooral de prijs voor boter is ronduit spectaculair. Wat verklaart die stijging? Renaat Debergh noemde een aantal factoren. Zo is het imago van boter duidelijk verbeterd nu het steeds duidelijker wordt dat boter zeker niet slechter is voor de gezondheid dan de alternatieven. Een tweede verklaring is de stijgende populariteit van (Griekse) yoghurt en kaas. Daarnaast neemt de consumptie toe in de Europese groeilanden en is de melkproductie gedaald. Ook hebben vermoedelijk een aantal kopers verkeerd gespeculeerd.
Wat er ook van waar is, feit is dat de boterprijs een ongekende piek kent. De prijs van boter is zonder twijfel een trekkende kracht aan de melkprijs. Toch is dat volgens Renaat Debergh geen reden tot vreugde. “De prijsniveaus van nu zijn niet goed. Ze zijn te hoog, waardoor afnemers naar alternatieven zoeken en er vraaguitval dreigt bij bijvoorbeeld koekjesfabrikanten. En we weten uit ervaringen met de ijsindustrie dat eens er klanten voor andere opties kiezen, ze niet snel meer terugkomen.”
Een eiwitdal
Een hele andere situatie geldt er voor het magermelkpoeder. Het poeder blijft op een bodemprijs steken, net boven de interventieprijs. Daar komt nog bij dat de Europese Commissie nog over 350.000 ton magermelkpoeder uit interventie beschikt dat nog op de markt moet gebracht worden. Die voorraad blijft natuurlijk boven de markt hangen. “Het wordt tijd dat instanties actie ondernemen om die voorraad af te bouwen”, vond Renaat Debergh. “De Europese Commissie wil de markt niet verstoren, maar wil er evenmin geld op verliezen. Indien de Commissie de voorraad zou beginnen afbouwen zou dit wel een positief signaal naar de markt kunnen zijn”, schatte hij in.
Positief of negatief bekijken?
1 op 4 liter wordt ingevoerd
De wereldmarkt heeft invloed op de
In het kader van de Algemene vergadering gaf Jean-Marc Schevenels na een periode van 4 jaar zijn mandaat van voorzitter door aan Luc Van Impe (Olympia). De Raad van Bestuur van BCZ heeft recent beslist om over te gaan tot een sneller wisselend voorzitterschap en een mandaatduur van 2 jaar als de norm. Luc Van Impe stelde bij zijn aantreden – net zoals bij zijn voorgangers- niet de nood te voelen om grote beleidsverklaringen af te leggen of aan aankondigingspolitiek te doen. Door zowel de aanwezigheid van kleinere ondernemingen, coöperatieven als internationale groepen is overleg en diplomatie binnenin de Belgische Confederatie onontbeerlijk. “Als wij in BCZ een standpunt ingenomen hebben, dan is een Europees standpunt al dichterbij”, wist Luc Van Impe daarover te zeggen.
BCZ wil de komende jaren verder inzetten op haar kerncompetenties en de economische dynamiek in de zuivelindustrie blijven faciliteren. “Daarbij is export, ook voor middelgrote bedrijven zoals het bedrijf dat ik vertegenwoordig, van toenemend belang”, zo klonk het. Voorts ziet hij de verdere verduurzaming van de zuivelketen en het onder de aandacht brengen van de nutritionele troeven van zuivelproducten als belangrijke thema’s voor de komende jaren.
De leden van BCZ zijn goed voor 98% van de melkophaling in België en voor ruim 95% van de omzet van de zuivelindustrie.
Vrees de Brexit
Bijna een jaar geleden stemden de Britten zich uit de EU. Voor een exporterend land als België is dat slecht nieuws, en zeker voor de Belgische zuivelindustrie. “Meer dan de helft van de omzet van de zuivelindustrie wordt buiten België gerealiseerd”, zo benadrukte de heer Schevenels nog eens. “De rol van het Verenigd Koninkrijk voor bijvoorbeeld kaasexport valt moeilijk te onderschatten”, aldus de BCZ-voorzitter. De EU voert 470.000 ton per jaar uit naar het VK. Ter vergelijking: voor de Rusland-boycot voerde de EU ‘slechts’ de helft (240.000 ton) uit. Nu zal het bij een Brexit nooit om een boycot gaan, maar een heffing kan wel de concurrentiepositie aantasten.
Toegespitst op onze zuivelindustrie is het VK de vijfde exportbestemming, in 2016 goed voor 285 miljoen euro aan zuivelproducten (10 % van de totale uitvoer). Eén derde hiervan is kaas. Omgekeerd voerde ons land vorig jaar ook voor 128 miljoen euro aan Britse zuivelproducten in. De heer Schevenels berekende dat een ‘gematigd’ invoertarief onder WTO-regels van 20 % al zou leiden tot een extra last van 57 miljoen euro. “Uitvoer van bepaalde producten kan hierdoor volledig stilvallen”, schetste hij een doemscenario. “Wij hopen op een Brexit die zo weinig handelsverstorend als mogelijk zal zijn”, klonk de oproep.
De voorzitter laakte voorts ook nog een trage afhandeling van de exportcertificaten. Buurlanden blijken vaak gunstigere akkoorden te hebben met derde landen dan ons land.