Controleer tarwe op volgende ziekten

De aanplantingen van het begin van oktober bevinden zich in de herstelfase. De tweede toepassing van stikstof kan worden gedaan. Als het bemestingsschema in twee doorgangen verloopt, moet de eerste fractie worden toegepast.

De tarwe ontwikkelt zich tot nu toe normaal:

- zaai midden oktober: tussen volle en late uitstoeling;

- zaai midden november: 2 tot 3 uitlopers;

- de late zaai in midden december: 3 tot 5 bladeren.

Herkennen van bladziekten in tarwe

Niet kiemen bij opkomst en bruine vlekken (rot) op zaailingen: deze symptomen kunnen te wijten zijn aan zaadinfectie door verschillende soorten schimmels Fusarium en Microdochium. De kwaliteit van de zaden speelt hierbij een grote rol.

Daarnaast zijn verschillende soorten schimmels verantwoordelijk voor bladvlekken en kan men ze onderscheiden aan de hand van hun symptomen.

Septoria

Septoria wordt veroorzaakt door Zymoseptoria tritici en heeft als symptomen lichtbruine necrose met zwarte puntjes (pycnidia) in die necroseplekken. De schimmelsporen worden verspreid door regendruppels en via de lucht. Het is vaak aanwezig op de bodem van het gewas in de herfst of winter, maar is alleen schadelijk wanneer het de laatste bladstadia bereikt. De klimatologische omstandigheden tijdens de oprichting zijn dus bepalend voor het tijdstip van besmetting van deze stadia, de mogelijke gevolgen van de ziekte en dus ook voor de bestrijding.

Gele roest

Veroorzaakt door Puccinia striiformis f. sp. sp. tritici, verschijnt deze ziekte in het veld in de vorm van haarden met gele planten. De aangetaste bladeren hebben gele ‘puistjes’ (sporenhoopjes) parallel aan de bladnerven. Deze verdeling van gestreepte vlekken onderscheidt gele roest van bruine roest. Rasbestendigheid is het meest effectieve bestrijdingsmiddel. Nieuwe gele roest rassen kunnen af en toe die de rasresistentie omzeilen. Het observeren van alle percelen in het voorjaar vanaf de oprichting (30) wordt aanbevolen. Gele roest kan bij vroeg optreden, al bij de uitstoeling, in het geval van een milde winter. Omdat de resistentie van een ras soms enkel tot expressie komt vanaf de oprichting, mag u niet behandelen als er vóór dit stadium bij resistente rassen enkele ‘puistjes’ zichtbaar zijn. Behandeling tegen deze ziekte is alleen gerechtvaardigd bij rassen die gevoelig zijn in het stadium van 1 cm (31) en alleen wanneer de aanwezigheid zeer vroeg en duidelijk is.

Bruine roest

Puccinia triticina veroorzaakt ook ‘puisten’, maar is oranje tot bruin van kleur, en verspreid over het blad. De verspreiding van besmette planten in de velden is homogener. Epidemies van bruine roest beginnen meestal pas in het laatste bladstadium (39), omdat de schimmel hogere temperaturen nodig heeft dan de temperaturen die bevorderlijk zijn voor gele roest. De keuze van het ras is ook essentieel voor deze roest omdat het de ernst van de ziekte bepaalt. Het opvolgen van deze ziekte in het seizoen wordt aanbevolen vanaf het 2-knoopstadium.

Meeldauw

Blumeria graminis veroorzaakt meeldauw. Deze ziekte wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een katoenachtig wit dons dat voornamelijk op de bovenkant van de bladeren verschijnt. Na verloop van tijd kan de aantasting bruin of grijs worden en kunnen er kleine zwarte puntjes ver schijnen. Na een regenbui is de ziekte nog zichtbaar als chlorotische verkleuringen. Deze ziekte komt de laatste jaren minder vaak voor en is niet erg schadelijk, vooral als men rekening houdt met bemesting en gewasdichtheid. Het is alleen van belang als het de bovenste bladeren bereikt. Als het lager blijft zitten, is behandelen niet nodig.

B. Bodson, R. Blanchard en R. Meurs, wetenschappelijke coördinatie

"fytotechniek"; A. Legrève, A. Nysten, "ziekten"; Xavier Bertel, Cepicop

en Cadco

Ga voor een correcte behandeling op T0, T1, en T2

Op T0 behandelen doe je als er gele roest aanwezig is. Dit jaar werd gele roest voor het eerst in Limburg gespot. Deze schimmel ontwikkelt het beste bij matige temperaturen en vochtige omstandigheden. Hierop controleren - zeker vanaf april - is dus aan te raden. Het probleem met gele roest is dat het een moeilijke schimmel is, met heel veel stammen. Akkerbouwexpert Geert Verhiest: “Elk jaar zien we niet-gevoelige variëteiten die opeens gevoelig zijn en andere variëteiten die gevoelig zijn, dat opeens niet meer zijn.” Bestrijden kan met de triazolen tebuconazole en cyproconazole. “Dat doe je als het echt nodig is, en dus sterke ontwikkelingen ziet. Houd er rekening mee dat na de bespuiting gele roest mogelijk nog kan uitbreiden.”

Op T1 - rond 5 mei - volgt de belangrijkste behandeling tegen bladziekten septoria, witziekte en bruine roest. “Doe deze behandeling zeker niet te vroeg. Er mag geen vier weken tussen T1 en T2 zitten”, klinkt het. Mei is de maand waarin de tarwe het snelste groeit. Dat is een probleem bij Septoria, want als het in mei dan nog veel regent komen de sporen van de schimmel hoger in het gewas terecht. Deze schimmel kan je veel kilo’s kosten. “Het is bijna even erg als het dwergvergelingsvirus”, geeft Verhiest mee. Omdat het een sterke schimmel is, zijn ook de sterkere triazolen nodig, zoals epoxiconazole, prothioconazole en metconazole. Deze sterkere triazolen kan je ook mengen met Spiroxamine of Nissodium. Om een goede bestrijding te verkrijgen is het ook aangewezen verschillende triazolen te mengen. Als er ook witziekte in de percelen zit, kan je best ook hiertegen een middel inzetten op T1. Die schimmel ontwikkelt zich bij warm weer, en ‘s morgens wat mistig is. In het binnenland en bij een standdichtheid van het graan, wat dezer dagen vaak het geval is, is de kans op witziekte groter. “Zie je witziekte onderaan de plant, dan moet je niets doen en heb je geen problemen. Pas wel op als witziekte naar boven komt in het gewas. Dan is bestrijden wel nodig.” Bruine roest komt later voor, bij het laatste blad-aarstadium, eind mei. Het kan op T1 en T2 behandeld worden.

T2 valt drie tot weken na T1, en liefst niet langer dan dat. Op T2 behandelt men eerder tegen aarziekten. Soms is er ook sprake van een T3, wanneer de periode tussen T1 en T2 langer is dan vier weken. “Maar dat is eerder de uitzondering, dan de regel”, klinkt het. Op T2 kan behandeld worden tegen fusarium. Ook deze schimmel is belangrijk, vanwege de mycotoxines, maar ook door de lage opbrengsten. Fusarium zorgt vaak voor kleine aren en veel vernepen graankorrels die niet mee geoogst konden worden. Net zoals bij septoria is regen tijdens de bloei is een belangrijke factor voor de ontwikkeling. “De laatste jaren waren er iets minder problemen met septoria en fusarium door de droge omstandigheden in mei.” In de selecties wordt er meer aandacht besteed aan fusarium. Vooral de Duitse variëteiten zijn variëteiten die hier vrij goed tegen kunnen. “Spijtig genoeg is het ook zo dat wanneer men op de ideale moment spuit met het perfecte middel, je niet het volledig perfecte resultaat behaalt.” De bestrijding op T2 gebeurt best met triazolen en SDHI-remmers. Veel gewasbeschermingsbedrijven hebben daarom ook producten waarbij een SDHI-remmer gecombineerd wordt met een triazool. Zo heeft BASF bijvoorbeeld Adexar en Cereax in het gamma, Bayer bijvoorbeeld Skyway Xpro en Evora Xpro en Syngenta Velogy Era.

MV

 

Raadpleeg steeds Phytofar en Phytoweb voor de juiste behandelingen.

Meest recent

Meest recent