Voor het formuleren van een gedetailleerd stikstofbemestingsadvies wordt op Bodemkundige dienst gebruik gemaakt van het N-index expertsysteem. De N-index is een maat voor de hoeveelheid minerale stikstof die op een perceel voor een specifiek gewas gedurende het groeiseizoen beschikbaar wordt. De N-index wordt bepaald door 18 factoren die we kunnen opdelen in drie groepen.
Tot de eerste groep behoort de hoeveelheid minerale stikstof gemeten in het bodemstaal. Omdat granen diep wortelen wordt de staalname uitgevoerd tot een diepte van 90cm. Een tweede groep van factoren heeft eerder een negatieve invloed op de beschikbare hoeveelheid minerale stikstof, zoals een te lage pH en een slechte structuur. Ook de reeds opgenomen stikstof door een vroeg gezaaid gewas wordt hier in rekening gebracht. De derde groep factoren omvat mineralisatie van de organisch gebonden stikstof, uit de bodemorganische stof, eventueel groenbemester of toegediende organische mest voor de zaai.
Uitspoeling naar de diepere bodemlagen
De bodemvoorraad gemeten op het bodemstaal wordt in belangrijke mate beïnvloed door de voorteelt. Deze heeft een groot effect op het nitraatresidu; dat is de hoeveelheid stikstof die op het einde van het groeiseizoen achterblijft in het perceel. Het extreem droge jaar 2018 met opbrengsten die op heel wat percelen veel te laag waren, resulteerde in meerdere regio’s in uitzonderlijk hoge nitraatresiduwaarden, zeker voor droogtegevoelige teelten zoals aardappelen, maïs en uien. Hoeveel van het najaarsnitraatresidu in het voorjaar nog terug te vinden is, wordt zeer sterk beïnvloed door de bodemtextuur, de verdeling over het profiel en de hoeveelheid neerslag tijdens de winterperiode.
Wanneer de neerslag in de periode 15 november 2018 tot 14 februari 2019 wordt opgeteld komen we voor het centrum van het land (Ukkel) tot een som van 217mm neerslag, wat zeer dicht bij het cumulatief gemiddelde van de afgelopen 60 jaar (200 mm) ligt. De voorbije weken vertoonden dan ook een normaal neerslagpatroon. De cumulatieve neerslag over dezelfde periode in de winter 2017-2018 bedroeg 298mm neerslag en voor 2016-2017 136mm.
Er is echter wel een belangrijk verschil. Voor de start van de winter, in de maand oktober, waren heel wat percelen opgedroogd tot het verwelkingspunt. Dit wil zeggen dat de bodem zo droog was dat planten er nagenoeg geen vocht meer konden aan onttrekken. Een droge bodem kan in het bodemprofiel van 0-90cm tussen de 120 en 200mm neerslag opslaan alvorens we effectief van uitspoeling kunnen spreken. Bijgevolg is een belangrijk deel van de neerslag van de afgelopen winter eerst gebruikt om het ganse bodemprofiel vochtig te maken. Pas wanneer het profiel volledig verzadigd is (veldcapaciteit) start de uitspoeling. De hoeveelheid water dat een bodem kan bevatten is veel groter bij een zwaardere textuur (zoals leem) in vergelijking met een veel lichtere zandgrond, deze is dan ook veel gevoeliger aan uitspoeling.
Naast bodemtextuur en de hoeveelheid neerslag heeft ook de verdeling van het nitraat over het bodemprofiel een belangrijke invloed op de bodemvoorraad na de winter. Voor de winterperiode (nitraatresidu) was het grootste deel van de nitraatstikstof aanwezig in de bodemlaag van 0-30cm.
Nitraatvoorraad 2019
In de figuur wordt de gemiddelde nitraatvoorraad van de Belgische wintertarwepercelen weergegeven in functie van de voorteelt. De situatie 2019 wordt er vergeleken met deze van 2

N-adviezen duidelijk lager
Naast gemiddeld hoge stikstofreserves werden dit voorjaar veel grotere verschillen tussen de individuele percelen opgemerkt. Naast percelen met een hoog tot zeer hoge stikstofreserve komen er evenzeer percelen voor waar er zeer lage stikstofreserves worden gemeten. Deze verschillen zorgen voor een behoorlijke spreiding in de stikstofbemestingsadviezen. Gemiddeld zijn de stikstofbemestingsadviezen duidelijk lager in vergelijking met 2018. 15% van de percelen heeft een totaal stikstofbemestingsadvies tussen 150 en 175 kg N/ha en 13% van de percelen zelfs een N-advies lager dan 150 kg N/ha. In 2018 had er slechts 8% van de percelen een stikstofbemestingsadvies lager dan 175 kg N/ha. Er blijft wel een belangrijke groep van percelen (40%) met een stikstofbemestingsadvies boven de 200 kg N/ha. Dit geeft duidelijk aan dat we met een voorjaar zitten met zeer grote variaties.
Grootste effect op de tweede N-fractie
Na het formuleren van het totale stikstofbemestingsadvies wordt dit verdeeld over de verschillende fracties. Voor wintertarwe blijft onze voorkeur uitgaan naar een bemesting in drie fracties. Op die manier leunt de stikstofbemesting het dichtst aan bij de fases in de groeicyclus van de tarwe waar de stikstofopname belangrijk is. Een bemesting in drie fracties resulteert gemiddeld nog steeds in betere opbrengsten. Belangrijk is wel de derde fractie tijdig toe te dienen. Een laatste fractie in het stadium dat de tarwe in aar staat, zal in meerdere jaren te weinig bijdragen aan een hogere opbrengst en heeft enkel nog effect op de kwaliteit (eiwitgehalte).
Voor percelen met een bemestingsadvies in drie fracties wordt voor 47% van de percelen een eerste fractie van 80 tot 85 kg N/ha geadviseerd. Voor 14% van de percelen wordt er zelfs een eerste fractie geadviseerd die lager is dan 60 eenheden. Dat komt dit jaar ook frequent voor. Het grootste effect van de lagere stikstofbemestingsadviezen wordt teruggevonden in de tweede fractie. Percelen met een hoge stikstofreserve in de tweede en vooral de derde bodemlaag, hebben vooral een lager advies voor de tweede fractie. Op dat moment kan de tarwe de stikstof in de diepere lagen volop benutten.
Tijdstip eerste bemesting
Door de zeer goede weersomstandigheden wordt op een aantal percelen momenteel de eerste stikstofbemesting uitgevoerd. De bodemprofielen bevatten momenteel gemiddeld meer stikstof en de tarwe heeft momenteel zeker nog geen honger. Daardoor is er zeker nog voldoende tijd om deze eerste bemesting uit te voeren. De grootste reden om nu toch al tot bemesten over te gaan, is de goede berijdbaarheid van de percelen. Dit kan uiteraard anders zijn wanneer er terug neerslag valt. Echter, een zeer vroege gift van stikstof, op een moment dat het gewas nog niet veel opname kent, geeft altijd kans op grotere verliezen (vervluchtiging en uitspoeling) en resulteert meestal niet in hogere opbrengsten.
Besluit
De stikstofvoorraden in tarwepercelen liggen in het voorjaar 2019 duidelijk op een hoog niveau. De gemiddelde neerslag van de afgelopen weken en de zeer hoge nitraatresidu’s van 2018 zijn hiervoor de verklaring. Het is zeer duidelijk dat het meeste nitraat wordt gemeten in de diepste bodemlaag. Deze hogere reserves zorgen voor gemiddeld lagere stikstofbemestingsadviezen, zeker voor de tweede fractie. Echter, het is zeer belangrijk te benadrukken dat er een enorme variabiliteit is tussen percelen, zowel in stikstofvoorraad als in stikstofbemestingsadviezen.