Duurzaamheid: een lange en kronkelige weg voor de aardappelsector
De aardappelsector wordt geconfronteerd met talrijke uitdagingen. Dit komt doordat deze sector gericht is op de industrie. Het gaat echter ook over uitdagingen op economisch, ecologisch en maatschappelijk vlak.

Een analyse van de uitdagingen is nodig om te bepalen waarop als eerste actie ondernomen moet worden, om te komen tot een duurzamere productie en verwerking, en dit in het belang van alle schakels in de keten.
Jean-Pierre Goffart en Pierre Lebrun, respectievelijk adjunct-directeur-generaal van het Centre wallon de Recherches Agronomiques (CRA-W) en directeur van Fiwap, hebben zich tijdens een studiedag afgelopen najaar gefocust op de productie en verwerking van de kostbare aardappel in België.
Een markt gericht op de industrie
Jean-Pierre Goffart gaf tijdens het studiemoment een overzicht van de situatie in België. Hij herinnerde eraan dat ons land quasi exclusief gericht is op de productie van consumptieaardappelen. Daarvan is 85-90% bestemd voor de industrie, terwijl de rest op de versmarkt verkocht wordt. De productie van pootaardappelen schiet ernstig tekort en beslaat slechts 1.000 ha. “Het gaat hier dus over een typisch industrieel model”, stelde hij vast.
Deze situatie is gemakkelijk te verklaren door het feit dat de landbouwgrond in Noordwest-Europa zeer interessant is voor de aardappelteelt, vanwege de historisch gunstige bodem- en klimaatomstandigheden. De gemiddelde opbrengst in België, Frankrijk, Duitsland en Nederland bedraagt 42 ton/ha, wat de hoogste opbrengst van de wereld is. De gemiddelde opbrengst in de Europese Unie en op wereldvlak is respectievelijk 23 ton en 20 ton/ha.
Het areaal in België getuigt van deze hoge opbrengst: 60.000 ha in 2001, 75.000 ha in 2011 en bijna 102.000 ha in 2024, waarvan 45% in Wallonië (Tabel 1). “De opbrengst is snel gestegen in de laatste 25-30 jaar. Dit kan worden verklaard door de sterke aanwezigheid en groei van de verwerkende industrie in onze regio”, vervolgde Jean-Pierre Goffart.
Om precies te zijn werd er meer dan 6,2 miljoen ton aardappelen verwerkt in 2023, voor een inkoopwaarde van de grondstof van ongeveer 1,5 miljard. Dit werd vertegenwoordigd door een vijftiental bedrijven, met in totaal meer dan 5.500 werknemers en een cumulatieve omzet van meer dan 4 miljard euro. Op het veld betekent dit een sterke stijging van het areaal dat aan aardappelen wordt besteed: 11% in 2021 vergeleken met 7% in 2001. “Deze cijfers zullen nog verder stijgen, gezien de ambities van de industrie.”
Naast de sterke industriële aanwezigheid zijn er nog andere factoren die de evolutie verklaren: “De sector heeft een hoge mate van professionaliteit die mogelijk wordt gemaakt mede dankzij onderzoeksinstituten, producenten, begeleiding en machinefabrikanten.” Daarbij komt nog de aanwezigheid van een goed georganiseerd commercieel en logistiek netwerk voor de import-export van verse en verwerkte aardappelen, zowel binnen als buiten Europa. “Binnen de sector zijn er tevens sterk georganiseerde beroepsorganisaties, op het niveau van producenten, verwerkers en handelaars.”
Ten slotte is de algemene landbouwcontext gunstig voor de teelt van aardappelen. Door in te zetten op deze teelt wordt deels het teruggelopen suikerbietareaal gecompenseerd, maar wordt er ook ingespeeld op de te lage graanprijzen, en op de mogelijkheid om weides om te zetten in akkerland.
Talrijke uitdagingen om aan te gaan
Deze situatie leidde er uiteindelijk toe dat Jean Pierre Goffart zich, net als de rest van de sector, afvraagt: “Wat is de relevantie en duurzaamheid van een dergelijke trend en intensivering van de teelt enerzijds en van de opwaardering van aardappelen anderzijds in een complexe mondiale context, die steeds verandert en soms tegenstrijdig is?”
Op het vlak van de teelt en van het milieu houdt hij eerst en vooral rekening met de kenmerken en risico's die typisch zijn voor de aardappelteelt. Daarbij komt nog de transitie van de landbouw naar agro-ecologie kijken. Worden nog vermeld: klimaatverandering (waarvan de teelt zowel de oorzaak als het slachtoffer is), verlies van biodiversiteit (wat een feit is waaraan de aardappel bijdraagt, en waar we over moeten nadenken), de absolute noodzaak van een bedachtzaam en duurzaam gebruik van natuurlijke rijkdommen (waaronder water en de bodem) en,
Vanuit maatschappelijk oogpunt wees de heer Goffart erop dat we moeten voldoen aan de groeiende wereldwijde vraag naar toegankelijk, betaalbaar en gezond voedsel en ook aan de vraag naar lokale biologische productie en/of productie in de korte keten. Daarbij moeten we streven naar een vermindering van de voedselverspilling.
Vanuit de wetgeving hebben spelers in de aardappelsector te maken met handhaving van milieunormen.
Vanuit economisch oogpunt ten slotte heeft de sector te kampen met stijgende productiekosten en met prijsschommelingen. De sector is tevens afhankelijk van buurlanden die een deel van hun bevoorrading verzorgen, maar ook van wereldmarkten voor verwerkte producten en van maritiem transport.
Pierre Lebrun stelde verder: “Dit betekent dat er veel uitdagingen moeten worden aangegaan voor de productie en verkoop van aardappelen, met als doel de duurzaamheid te verbeteren.”
Tekort aan pootgoed... en aan rassen
De directeur van Fiwap somde vervolgens de verschillende punten op die de industrie zou moeten onderzoeken.
Ten eerste betreurde hij het dat er een absolute prioriteit gegeven wordt aan een aardappelteelt bestemd voor industriële verwerking, met als gevolg een (bijna) volledige afhankelijkheid van gecertificeerd pootgoed van buitenlandse origine (Nederland, Frankrijk, Duitsland...). “Dit heeft gevolgen op economische vlak en op het vlak van het milieu, vooral door het transport. Bovendien hebben we door deze afhankelijkheid geen controle over de keuze van variëteiten en over de prijzen en volumes die beschikbaar zijn voor gecertificeerd pootgoed.”
Er zijn ook logistieke problemen: de levering en tijdelijke opslag van het pootgoed moet gebeuren tijdens de periode waarin aardappelen geplant moeten worden, maar men weet niet wanneer deze periode exact begint.
Ten tweede wees hij op het zeer beperkt assortiment van aardappelrassen en, meer in het bijzonder, op de dominantie van Fontane. “Fontane heeft Bintje vervangen, maar we hebben deze overgangsperiode niet benut om onze afhankelijkheid van één ras te verminderen. Bovendien passen de plagen zich aan dit ras aan.”
Pierre Lebrun meldde dat er tegelijkertijd een structurele daling is van de opbrengst, van 0,9 tot 1,7 t/ha/jaar voor de 4 belangrijkste rassen: Bintje, Fontane, Challenger en Innovator. De oorzaken daarvan zijn het klimaat, plagen, bodemmoeheid en de achteruitgang van rassen.
Na productiegerelateerde factoren had hij het over teelttechniek en over het milieu. Allereerst is de bodem volgens Lebrun een productiefactor met een hoog risico. “Hij wordt zwaar belast, vanwege het intensieve werk dat nodig is om aardappelen te planten. Daarnaast is het voorjaar een cruciale periode waarin de percelen gevoelig zijn voor afspoeling en erosie. Dit komt door het aanaarden/rugvorming en door een laattijdige bodembedekking. Ook in het najaar heeft de bodem te lijden onder intensieve bereiding met zware oogstmachines en afvoerkarren (bodemverdichting).
De gezondheid van de bodem vereist voortdurende controle en het nastreven van een rotatieperiode van 4 tot 5 jaar, idealiter, (in tegenstelling tot de wettelijke 3 jaar) om de impact van rhizoctonia, nematoden, enzomeer tot een minimum te beperken.
Ten slotte is het belangrijk om ervoor te zorgen dat de bodem de koolstofopbouw krijgt die nodig is voor de fysische, chemische en biologische vruchtbaarheid en dat de bodem hiernaast ook water kan vasthouden.
Lebrun wees op de relatief lage stikstofefficiëntie van aardappelen en op de risico's die gepaard gaan met een hoge toevoer van fosfor en kalium. Hij gelooft dat het noodzakelijk is om de verliezen naar het milieu te beperken. De teelt vereist nog steeds veel fytoproducten. Ten slotte is de bewaring van aardappelen zowel complex als technisch. Het vereist een grote infrastructuur, antikiemmiddelen en een hoog energieverbruik (ventilatie en koeling).
Een andere moeilijkheid waar aardappeltelers mee te maken krijgen, zijn de opeenvolgende intrekkingen van actieve stoffen. “Dit roept veel vragen op. De industrie wordt geconfronteerd met fytotechnische moeilijkheden, maar ziet ook de opmars van resistentie tegen schimmels, onkruiden en insecten. Wetenschappelijk onderzoek moet zich richten op genetische alternatieven, nieuwe technologieën en andere landbouwpraktijken. Daarbij stelt zich het probleem dat deze alternatieven duurder kunnen zijn in een tijd waarin de boeren hun productiekosten onder controle moeten houden.”
Is de vrije markt rendabel?
Op economisch vlak hebben boeren te maken met een nettostijging van de productiekosten. “De prijs van de bewaring is gestegen door het verdwijnen van CIPC”, bevestigt Pierre Lebrun. “Bovendien dekken in de afgelopen jaren de contracten, die een zekerheid moeten bieden, zelden de kostprijzen”, voegde hij eraan toe. Vanuit deze vaststelling begrijpt men dat de vrije markt de winstgevendheid van de bedrijven kan verhogen.
De industrie is hiernaast gevoelig voor externe factoren. Recente voorbeelden zijn de gezondheidscrisis en de oorlog in Oekraïne.
De Belgische export van verwerkte producten doet het vrij goed. Een positief saldo van 3,19 miljoen ton, of 4,18 miljard euro, werd opgetekend in 2023. De toekomst zal echter afhangen van de mate waarin de markten open zijn, in een wereld waarin het protectionisme elke dag toeneemt, en van de kosten van energie en van internationaal vrachtvervoer.
In het hart van de klimaatverandering
Ten slotte draagt de aardappelteelt bij aan de klimaatverandering, waarbij ze er tegelijkertijd ook slachtoffer ervan is. De aardappelteelt draagt hieraan bij omdat de ecologische voetafdruk 30% groter is dan die van graangewassen in termen van productie van droge stof volgens een studie gepubliceerd in 2011 (maar toch een lagere voetafdruk dan rijst en maïs). “Er zijn echter te weinig beschikbare gegevens”, merkte hij op.
De aardappelteelt is ook slachtoffer van de klimaatverandering, omdat de aardappel, net als alle andere gewassen, vaker te maken heeft met extreme weersomstandigheden (droogte, hittegolven, wateroverlast, enzovoort).
Samenwerking
Zoals je kunt zien, liggen er veel uitdagingen in het verschiet voor de sector als het gaat om meer duurzaamheid, temeer omdat de omstandigheden waarin de sector opereert voortdurend veranderen. Hoe kunnen we de komende decennia omgaan met deze veranderingen, zonder het succes van de aardappel in gevaar te brengen, van het veld tot de fabriek?
“Dat zal afhangen van hoe de sector en zijn verschillende belanghebbenden deze uitdagingen zullen aangaan, idealiter op een gezamenlijke manier, om oplossingen te vinden. Deze oplossingen omvatten ook relevante en realistische onderzoeksactiviteiten”, besloten Jean Pierre Goffart en Pierre Lebrun.