Voordelen en uitdagingen van drijfmest in wintertarwe
Inspelend op de hernieuwde interesse om drijfmest toe te passen in wintertarwe, demonstreerden de Bodemkundige Dienst van België (BDB) en PIBO-campus gedurende 2 jaar de voordelen en uitdagingen van deze techniek.

Samen met de kunstmestprijzen steeg in 2021-2022 ook de interesse om drijfmest in het voorjaar toe te passen in wintertarwe. Bij wintertarwe is namelijk een relatief grote hoeveelheid stikstof nodig om een goede opbrengst en kwaliteit te kunnen realiseren.
Meestal wordt de volledige stikstofbemesting ingevuld met kunstmest en wordt er geen of nauwelijks gebruikgemaakt van dierlijke mest. Bijgevolg leidden de hoge kunstmestprijzen tot hoge productiekosten voor wintertarwe en groeide de interesse om kunstmest deels te vervangen door goedkopere dierlijke mest.
Demoproeven
In het voorjaar van 2023 en 2024 werden in totaal 4 demonstratieproeven aangelegd door de Bodemkundige Dienst van België (BDB) en de PIBO-campus. Deze proeven kaderden in het demonstratieproject ‘Alternatieve duurzame bemestingsstrategieën bij tarwe’ gefinancierd door de Vlaamse overheid en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.
In de proeven werd de voorjaarstoepassing van drijfmest in wintertarwe gedemonstreerd en vergeleken met de toepassing van enkel kunstmest. Er werd een vergelijking gemaakt van de opbrengst en kwaliteit van de tarwe. Ook het nitraatresidu na de oogst en het totale economisch plaatje werden meegenomen in de analyse. Zo konden de belangrijkste voordelen en uitdagingen worden vastgesteld.
Circulair gebruik van meststoffen
Niet alle dierlijke mest die in Vlaanderen wordt geproduceerd, wordt als meststof gebruikt in de landbouw. Een aanzienlijk deel hiervan wordt verwerkt in mestverwerkingsinstallaties of geëxporteerd. Nochtans is dierlijke mest doorgaans duurzamer dan kunstmeststoffen, aangezien kunstmest wordt geproduceerd via energie-intensieve chemische processen.
Met een areaal van 70.000 ha is wintertarwe een belangrijke akkerbouwteelt in Vlaanderen. Door een deel van de kunstmest die hier wordt toegepast te vervangen door dierlijke mest, kan de mest-afzet in Vlaanderen dus significant worden vergroot. Het vervangen van minerale meststoffen door dierlijke mest draagt bij aan een efficiënter lokaal gebruik van grondstoffen en aan het sluiten van kringlopen. Dit is vooral duurzaam wanneer je bedrijfseigen mest inzet of als de mest afkomstig is van de nabije omgeving. Transport en externe inputs worden op die manier tot een minimum beperkt.
Is er een besparing?
Er zijn verschillende factoren die de voorjaarstoepassing van drijfmest in e wintertarwe meer of minder rendabel maken. Eerst en vooral speelt de prijs van de kunstmest een grote rol in de rentabiliteit. Wanneer kunstmestprijzen stijgen, wordt het voordeliger om kunstmest te vervangen door drijfmest. Wanneer de prijs van ammoniumnitraat (27%) bijvoorbeeld 600 euro/ton bedraagt en er 70 eenheden kunstmest worden vervangen door drijfmest, komt dit overeen met een besparing van ongeveer 155 euro/ha. Wanneer de prijs van ammoniumnitraat 300 euro/ton bedraagt, bespaar je nog ongeveer 78 euro/ha. Hier moeten dan eventueel nog kosten van de loonwerker en/of van een drijfmestanalyse in rekening worden gebracht. De grootte van deze kosten per hectare zijn afhankelijk van het totale areaal waar drijfmest wordt toegepast. Bij een groter areaal neemt de kost per hectare af.
De stikstofinhoud van de drijfmest speelt bovendien ook een rol in de rendabiliteit. Bij de proeven bleek dat bij injectie maximaal ongeveer 20 m3/ha kon worden toegediend. Bij drijfmest die een hogere hoeveelheid werkzame stikstof bevat, kan dus meer kunstmest worden vervangen dan bij drijfmest met een lagere stikstofinhoud, wat voordeliger is.
Input nutriënten en organische stof
Bij de bemesting van tarwe ligt de focus vaak op stikstofbemesting. Bij toepassing van drijfmest in tarwe worden, naast stikstof, echter ook heel wat andere nutriënten (P, K, Ca, Mg, S, micronutriënten) toegediend. Daardoor wordt de bodemvoorraad van deze elementen aangevuld en kan ook voor deze nutriënten aan kunstmest worden bespaard.
Daarnaast bevat drijfmest een fractie organische stof die op langere termijn bijdraagt aan het organischestofgehalte van de bodem. Bij de toepassing van drijfmest in tarwe wordt soms gevreesd voor een hoger nitraatresidu, omdat er een deel van de organisch gebonden stikstof pas later in het jaar vrijkomt. Door het tijdig inzaaien van een vanggewas of groenbedekker is het risico op meer reststikstof zeer klein.
Bij de 4 opgevolgde demopercelen werd nergens een significant hoger nitraatresidu gemeten vlak na de oogst (tabel 1). Ook in oktober of november werd het nitraatresidu vergeleken met en zonder de toepassing van drijfmest. Bij alle percelen werd in augustus een groenbedekker ingezaaid en was het residu in oktober of november laag en vergelijkbaar met of zonder drijfmest.
Grootste uitdaging: het weer
Een eerste belangrijke uitdaging of randvoorwaarde waar we bij de demopercelen mee werden geconfronteerd, zijn de weersomstandigheden en de toestand van de bodem bij het uitrijden van drijfmest in het voorjaar. Zowel in 2023 als in 2024 kregen we te maken met een zeer nat voorjaar. Het was een uitdaging om te zoeken naar een moment waarbij de bodem voldoende droog was en genoeg draagkracht had om schade aan de tarwe en de bodem te vermijden.
Vroeger in het voorjaar is er vaak een groter risico op natte omstandigheden. Dat bleek ook bij de demopercelen. Slechts bij 1 van de 4 demopercelen kon de drijfmest al in maart worden toegediend ter vervanging van een deel van de eerste fractie. Bij de andere 3 percelen werd de eerste fractie toegediend via kunstmest en werd in de eerste helft van april drijfmest toegediend ter vervanging van de tweede fractie. Op dat moment kan, naast de berijdbaarheid van het perceel, ook de grootte van de tarwe beperkend zijn. Als de tarwe al te groot is (>eersteknoopstadium), zal deze minder goed herstellen.
Bij de demopercelen kon de drijfmest tijdig worden toegediend en herstelde de tarwe zich goed. Bij het demoperceel in Herent bijvoorbeeld zag je vlak na het toedienen van de drijfmest duidelijk de bandensporen en enige schade aan als gevolg van de injectie. Twee weken later was dit echter al veel minder zichtbaar en een maand later was dit niet meer zichtbaar. Bij geen van de 4 demopercelen werd hiervan in de proef een effect waargenomen op de opbrengst.
Waar de drijfmestton draaide op de percelen (kopakker), konden we echter wel blijvende schade waarnemen. Bij kleinere percelen met veel hoeken en kanten verwachten we dus sneller significante gewasschade en mogelijk ook een impact op de opbrengst.
Correct rekenen met drijfmest
Bij kunstmest kennen we de exacte stikstofinhoud en is er een werkzaamheid van 100%, zodat we heel precies weten hoeveel stikstof er wanneer beschikbaar is voor de tarwe. De samenstelling van drijfmest daarentegen is zeer variabel, zodat we hier een drijfmestanalyse nodig hebben om de inhoud en werkzaamheid te kennen. Eens we die kennen, kunnen we de stikstof die in de drijfmest zit relatief eenvoudig in rekening brengen voor de 3 fracties.
De manier van rekenen hangt af van het toepassingstijdstip van de drijfmest. Als je de drijfmest uitrijdt rond de periode van de eerste fractie, kan je de ‘50-30-20-regel’ toepassen. Deze wil zeggen dat van de werkzame stikstof die in de drijfmest aanwezig is, 50% in rekening kan worden gebracht bij de 1ste fractie, 30% bij de 2de fractie en 20% bij de 3de fractie.
Als je de drijfmest toedient rond de periode van de tweede fractie, kan je alle werkzame stikstof in de drijfmest in rekening brengen bij de tweede fractie. Als de toegediende werkzame stikstof van de drijfmest hoger is dan het advies voor de tweede fractie, kan je het verschil nog in mindering brengen bij de derde fractie.
Wanneer wegen de voordelen op tegen de nadelen?
Wanneer drijfmest kan worden uitgereden in goede omstandigheden en de stikstofinhoud van de drijfmest correct in rekening wordt gebracht, zagen we bij de 4 demopercelen dat dezelfde opbrengst en kwaliteit kan worden gerealiseerd wanneer een deel van de kunstmest wordt vervangen door drijfmest. Dit zijn echter wel 2 heel belangrijke randvoorwaarden.
Wanneer de omstandigheden niet gunstig zijn, zal er schade worden berokkend aan bodem en gewas. Dat weegt zeker niet op tegen de voordelen van drijfmest. Het fout of onvoldoende nauwkeurig in rekening brengen van de aanwezige stikstof in de drijfmest kan ook worden afgestraft door een lagere opbrengst of kwaliteit. Zowel een tekort als een teveel aan stikstof (risico op legering) kan een negatieve invloed hebben op de opbrengst en kwaliteit bij tarwe. Wanneer aan beide voorwaarden wel voldaan is, is drijfmest een duurzaam alternatief voor kunstmest.
De directe voordelen als landbouwer zijn de eventuele kostenbesparing (vooral bij hogere kunstmestprijzen) en de extra afzetruimte (vooral interessant voor gemengde bedrijven). Daartegenover staat minder flexibiliteit ,omdat je doorgaans afhankelijk bent van een loonwerker en omdat de tijdspanne waarin je drijfmest kan toedienen beperkter en perceelafhankelijk is (nattere ten opzichte van drogere percelen).
Of de voordelen opwegen tegen de nadelen moet worden afgewogen in functie van het bedrijf en de weersomstandigheden in het voorjaar.