Kraaien en kauwen maken het bont
In recente krantenberichten is er sprake van dat ieder jaar meer dan 200.000 kraaiachtigen in Vlaanderen worden afgeschoten. In 2023 was dat meer dan 80% van de kraaienpopulatie. Kraaiachtigen genieten een slechte reputatie. De landbouwers beschouwen ze als schadeveroorzakers. Niettemin behoren deze vogels tot de beschermde diersoorten.

Landbouwers hebben het niet begrepen op de kraaiachtigen omdat ze pas ontkiemde zaden opeten en door het plastic van kuilvoer pikken. Kraaien hebben echter ook een ecologisch nut. Als aaseters houden ze de straten mooi en ze eten ook insecten die wij liever kwijt dan rijk zijn. De 200.000 kraaiachtigen die in 2023 werden afgeschoten bestaan uit 97.485 kraaien, 63.784 kauwen en 42.459 eksters. Vogelbescherming Vlaanderen wil bijkomende wettelijke beschermingsmaatregelen om het afschot van kraaiachtigen in te perken. Ook het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) adviseert een minder drastische aanpak. Kraaiachtigen kunnen verjaagd worden met preventieve maatregelen zoals vogelverschrikkers, vlaggen, ballonnen, poppen en geluidskanonnen.
Hoogste dichtheid in Europa
In de commissie voor Leefmilieu, Natuur en Ruimtelijke ordening van het Vlaamse Parlement op 7 januari vroeg volksvertegenwoordigster Sanne Van Looy (N-VA) bevoegd minister Jo Brouns (cd&v) naar zijn evaluatie van de huidige aanpak van de bestrijding van kraaiachtigen.
Minister Brouns stelt vast dat in Vlaanderen de kauwenpopulatie blijft stijgen. De kraaienpopulatie blijft stabiel en de eksterpopulatie gaat slechts licht achteruit. De minister vindt het vreemd dat wanneer men jaarlijks 80% van de populatie zou doden, de populatietrend over meerdere jaren stabiel zou blijven. In de wetenschappelijke literatuur rond kraaiachtigen vindt hij data terug van BirdLife International waarin aangegeven wordt dat België na het Verenigd Koninkrijk de hoogste dichtheid aan zwarte kraaien telt in Europa. Dat kan volgens Brouns misschien het een en ander verklaren. Het INBO stelt volgens de minister in zijn advies dat het van deze talrijk voorkomende soorten geen precieze populatieschattingen kan maken. Het INBO stelt eveneens dat er geen reden tot ongerustheid is over de goede staat van instandhouding.
Vergelijkbaar met Nederland
Agentschap Natuur en Bos (ANB) deed in 2023 een kleinschalig veldonderzoek naar schade door kraaiachtigen aan maïs. Daarbij werd vastgesteld dat in zones met bestrijding de schade aan de proefvlakken steeds kleiner bleef dan 10%. De proefvlakken met hoge schade – dat is dan tot 70% - lagen steeds in zones zonder bestrijding.
Volgens Vlaams minister Jo Brouns is in Nederland de problematiek van de kraaiachtigen vergelijkbaar met die in Vlaanderen. Hier geldt een landelijke ontheffing voor de bestrijding van kraaien en kauwen vanwege de hoge schade aan de landbouw. Het Nederlandse Faunafonds stelt in een nieuwe richtlijn over de bestrijding van de kraaiachtigen dat het afschot gekenmerkt wordt door de hoogst ecologische effectiviteit. De directe effectiviteit van verjaging is zeer hoog door een hoge schrikreactie. Tegelijkertijd is de kans op gewenning laag wanneer het afschot plaatsvindt op willekeurige basis. Brouns leidt uit het INBO-advies af dat de huidige bestrijdingsmethoden geen significante impact hebben op de aanwezige populaties. Daarnaast is het niet alleen in het buitenland maar ook in Vlaanderen wetenschappelijk aangetoond dat kraaiachtigen lokaal voor aanzienlijke schade kunnen zorgen aan landbouwgewassen. De beperkte beschikbare wetenschappelijke gegevens bevestigen volgens de minister de perceptie op het terrein dat bestrijding lokaal en tijdelijk de landbouwschade kan beperken.
Hij verwijst ook naar de Vogelrichtlijn die zegt dat de soorten kraai, gaai en ekster voor België vanwege hun populatieniveau, hun geografische verspreiding en de omvang van hun voortplanting in de hele Gemeenschap, mag worden gejaagd volgens de bepalingen van de nationale jachtwetgeving. In Vlaanderen zijn deze soorten niet generiek opgenomen in de jachtwetgeving. Daardoor vallen ze onder de beschermingsbepalingen van het Soortenbesluit en mag er enkel worden bestreden door middel van afwijkingen. De Europese wetgeving laat dus strikt genomen meer mogelijkheden toe dan die momenteel in Vlaanderen worden toegepast.
Soortenbesluit
Volgens het Soortenbesluit kunnen er afwijkingen verleend worden ter voorkoming van schade aan gewassen of ter bescherming van wilde fauna en flora. Deze afwijkingen kunnen verleend worden onder de voorwaarde dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat en onder de voorwaarde dat de afwijking geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding. Zoals al gezegd zijn er momenteel geen aanwijzingen dat de bestrijding afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding. De andere bevredigende oplossingen betreffen schadevoorkoming door preventieve maatregelen. Die preventieve maatregelen passen we in Vlaanderen eveneens toe en zijn onder andere ballonnen, linten, bewegende poppen, overdekken van het gewas met netten…
Brouns ziet geen reden om aan te nemen dat de huidige werkwijze niet in overeenstemming zou zijn met de Vogelrichtlijn of het Soortenbesluit. De huidige decreetgeving biedt volgens hem voldoende flexibiliteit om verstandig en pragmatisch om te gaan met kraaiachtigen. Een aanpassing van de decreetgeving is momenteel niet aan de orde.
Proportioneel
In het regeerakkoord staat dat de soorten- en jachtregelgeving proportioneel zal worden gehandhaafd. Het lijkt minister Brouns logisch om proportioneel om te gaan met controles en vergunningsvoorwaarden. ANB is momenteel al erg streng bij aanvragen voor de bestrijding van de spreeuw en de gaai. Die worden systematisch gecontroleerd omdat die soorten duidelijk achteruitgaan. Voor de overige kraaiachtigen gebeurt de controle op genomen preventieve maatregelen systematisch bij de aanvragen en ad hoc of steekproefsgewijs op het terrein. Dat laatste gebeurt voornamelijk bij vraaggestuurde controles door de natuurinspectie. Dat lijkt de minister ook een voldoende gebalanceerde aanpak.
Momenteel werkt zijn administratie aan de evaluatie van de code van goede praktijk waarin, onder meer, ook preventieve maatregelen met betrekking tot vogels vermeld staan. Het toepassen van deze preventieve maatregelen kan in meerdere of mindere mate een oplossing bieden, afhankelijk van de situatie, maar de gekende visuele en akoestische preventieve maatregelen werken volgens Jo Brouns vaak onvoldoende effectief bij kraaiachtigen.