Naar een duurzamer gebruik van fytoproducten
Op 14 november organiseerde de dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Bemestingsproducten van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (VVVL) een info- en discussiesessie over gewasbeschermingsmiddelen. Vier sprekers gaven hun visie op de toekomstperspectieven voor gewasbeschermingsmiddelen, innovatieve toepassingstechnieken, driftreducerend materiaal en het federale reductieplan.

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen staat steeds meer onder druk en er worden meer werkzame stoffen verboden dan er worden toegelaten. Om toch voldoende middelen ter beschikking te kunnen houden voor de plantaardige voedselproductie zet de dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Bemestingsproducten in op 2 pistes: de ondersteuning van biopesticiden en precisielandbouw.
Nationaal Actieplan
Diensthoofd Maarten Trybou lichtte het Nationale Actieplan (Napan of reductieprogramma voor gewasbeschermingsmiddelen) van de federale overheid toe. Met dit plan wil ze via een hele reeks acties (opleiding, bewustmaking, regelgeving, ondersteuning, studies...) de risico’s van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen verminderen en hun impact op het leefmilieu en de volksgezondheid beperken. Dit programma is opgebouwd rond een vijftal grote thema’s: bescherming van oppervlaktewater, bescherming van omwonenden, gebruikers sturen naar meer veilige producten en acties rond sensibilisatie en onderzoek.
Bescherming van oppervlaktewater
Voor de bescherming van oppervlaktewater zijn er vooral maatregelen rond de beperking van drift voorzien. “We proberen de lijst van goedgekeurde driftreducerende spuitdoppen up-to-date te houden en werken aan een Koninklijk Besluit om een minimale driftreductie van 75% te verplichten voor alle gewasbeschermingsmiddelen”, aldus Trybou. “Verder is er ook een actie rond de bufferzones voor oppervlaktewater. Momenteel zijn die per product geregeld, maar in de praktijk worden die niet zo goed toegepast. Daarom proberen we nu met de gewesten af te stemmen om hun gewestelijke vaste bufferzones over te nemen. Die zijn veel eenvoudiger uit te leggen en te controleren. We willen graag weten wat de impact zal zijn als we ons beperken tot die bufferzones. We hopen dat we die zones ruim genoeg kunnen houden en toch voldoende gewasbeschermingsmiddelen kunnen toelaten.”
Daarnaast zijn er specifieke emissiereductieplannen voor enkele problematische werkzame stoffen, die regelmatig worden teruggevonden in het oppervlaktewater en die soms boven de gewestelijke normen uit komen. “Daarvoor hebben we met de toelatingshouders een charter afgesloten om te trachten om daar samen iets aan te doen en om de normen te doen respecteren. Omdat het vaak om dezelfde gebieden gaat waar er problemen met het oppervlaktewater zijn, vragen we ons af of het niet beter is om een emissiereductieplan per gebied op te stellen. Intussen maakte Belplant, de Belgisch-Luxemburgse vereniging van de industrie van plantenbescherming, zelf al enkele voorstellen voor specifieke zones.”
Bescherming van omwonenden
Op federaal vlak werd er rond bovenstaand thema al gewerkt met bufferzones. “Maar dat was te complex omdat er op gewestelijk vlak al zoveel geregeld is rond omwonenden”, aldus Trybou. “Vermits dat onze initiatieven doorkruiste, is het overgedragen naar de gewesten. We verwachten een initiatief van de gewesten om zelf een voorstel op tafel te kunnen leggen.”
Sturen naar veiligere middelen
Er komen bijkomende beperkingen voor middelen voor niet-professionele gebruikers (liefhebbers). Nieuw is dat er een haalbaarheidsstudie komt om een soort ‘smart taks’ op te leggen. “Dat is een belasting in functie van de schadelijkheid of risico’s die verbonden zijn aan het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel. De inkomsten daarvan zouden dan gebruikt worden om de veiligere middelen meer te stimuleren. Verder hebben we de lagerisicomiddelen, die vaak minder bekend zijn en waartoe de meeste biologische middelen behoren, geïdentificeerd. Die moeten niet even werkzaam zijn als de synthetische gewasbeschermingsmiddelen. De lat ligt zeker niet even hoog, maar ze moeten wel een nuttig effect hebben. Binnen het actieplan gaan we ook werken aan een visie voor de toekomst: hoe ziet de maatschappij de evolutie in het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de lange termijn?”, aldus Trybou.
Het doel is om te komen tot een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. “Hier is er wel een discrepantie: enerzijds willen we voldoende middelen ter beschikking houden van de landbouwers en is er nu al een tekort aan, anderzijds is er door de effecten op de volksgezondheid en het leefmilieu steeds meer druk en worden onze evaluaties steeds strenger. Daardoor verliezen we meer middelen dan er bijkomen.” Trybou vreest dat er een kantelmoment zal komen waarbij er onvoldoende werkingsmechanismen ter beschikking zullen zijn, waardoor er resistentie zal optreden van alle aanwezige plagen en insecten in de gewassen. Hij pleitte ervoor om met alle actoren een gezamenlijke nationale visie op te stellen over waar we als maatschappij op lange termijn naartoe willen.
Snellere toelating noviteiten
Op de kritiek dat de toelating van nieuwe stoffen en de vernieuwing van stoffen te traag gebeurt, antwoordde Trybou dat er een evenwicht moet worden gezocht. Voor een duurzaam gebruik en om de effecten op de gezondheid en het leefmilieu te beperken, ziet Trybou 2 pistes. De eerste is de toegang tot de markt vergemakkelijken voor lagerisicomiddelen, die een aanvulling op de portfolio kunnen zijn. “Dat gaat vooral over natuurlijke middelen (biopesticiden), maar ook over synthetische middelen, die we als alternatief zien voor de weggevallen synthetische middelen. Momenteel zijn er slechts 33 toegelaten, maar we hopen op meer toelatingen. Hiervoor werven we personeel aan om de capaciteit uit te breiden. We gaan trachten om experten daarin te laten specialiseren en om aanvragen specifieker op te volgen. De middelen moeten wel ontwikkeld worden door de industrie en de kwaliteit van de aanvraagdossiers bepaalt ook in grote mate hoe snel dergelijke middelen een toelating krijgen om op de Belgische markt te brengen.”
De tweede piste is de bestaande chemica/synthetische middelen op de markt te houden via een gerichtere toepassing. “Biopesticiden werken immers niet altijd zo goed als de synthetische. Deze laatste zijn over het algemeen krachtiger, we gaan er altijd nood aan hebben als correctiemaatregel, voor urgenties en essentiële toepassingen. Onze oplossing is om die te beperken tot een toepassingswijze die toch leidt tot een aanvaardbare blootstelling. Misschien zijn er nog nieuwe gerichte toepassingsmethoden die toch kunnen voldoen aan de normen, zoals met drones, robots en het Closed Transfer System (CTS), waarbij het middel via een gesloten systeem van de bidon in de spuittank wordt overgebracht. Die nieuwe technieken willen we integreren in de toelatingen. We doen dat al, maar kunnen nog niet alles voorzien, omdat we meer garanties willen dat ze worden toegepast. Misschien zijn er ook specifieke middelen nodig per product, maar ook daarvoor moeten we een garantie hebben dat ze effectief gebruikt worden. We verwachten een voorstel uit de sector om te zien wat er haalbaar is.”
Bentazon blijft essentieel
Jan Hanssens, hoofdagronoom bij diepvriesbedrijf Ardo, uitte zijn bezorgdheid dat teelten zoals bonen en erwten onmogelijk zullen worden als het gebruik van bentazon zou worden verboden. Deze werkzame stof die onder vuur ligt, bestrijdt onkruiden zoals zwarte nachtschade en doornappel. Deze onkruiden brengen giftige vruchten voort die niet in de voedselketen mogen terechtkomen. “In Duitsland is bentazon verboden, waardoor telers massaal afhaken, omdat ze hun groenten niet meer op een veilige manier kunnen produceren”, zei Hanssens. Hij vroeg een snel overleg met de overheid om de teelt en verwerking in de diepvriesindustrie de volgende jaren mogelijk te maken. Trybou antwoordde positief op zo’n overleg. “Maar onze impact is beperkt. Om bentazon op de markt te houden hebben we een extreme maatregel uitgewerkt (via een speciaal inschrijvingssysteem, beperkt tot bepaalde velden) om de stof te kunnen behouden. Maar dat kunnen we niet voor alle stoffen doen. Helaas stelde het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) ook overtredingen vast. Hier ligt een grote verantwoordelijkheid voor de sector.”
Communicatie kan beter
De dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Bemestingsproducten heeft wetenschappelijke experten in huis die op een correcte, genuanceerde manier kunnen reageren op de druk op gewasbeschermingsmiddelen vanuit de maatschappij. “We communiceren al vrij uitgebreid via onze website en nieuwsbrief”, stelt Trybou. “De meest gestelde vragen (FAQ) en antwoorden rond problematische stoffen vind je op onze website. Uiteraard kan het nog beter. Zo zijn de risico-evaluaties zelf nog niet beschikbaar op onze website.”
Gerichte toepassing
De dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Bemestingsproducten wil ook de toepassingstechnieken stimuleren die het mogelijk maken om gewasbeschermingsmiddelen zeer gericht toe te passen op de plaatsen waar het probleem zich stelt. Olivier Guelton, voorzitter van het Erkenningscomité, gaf toelichting over diverse innovatieve technieken voor het efficiënt toepassen van middelen met minder blootstelling van mens en milieu – zoals een bandbespuiting, de Ecorobotix… – en hoe die voorzien worden als toelatingsvoorwaarde op een toelatingsakte. “Als deze technieken op grote schaal zullen worden toegepast, kunnen we de toelatingen voor bepaalde producten (zoals selectieve herbiciden) behouden”, zei Guelton. “Voor sommige middelen blijkt uit de risicobeoordeling dat een veilige toepassing enkel nog mogelijk is bij gebruik van zo’n specifieke nieuwe technologie. In dit geval moet de sector de nodige garanties bieden dat enkel deze technologie zal worden gebruikt.” De nieuwe gids over de toepassingstechnieken vind je op www.fytoweb.be (zoekterm ‘toepassingstechnieken’).
Belgische markt microniseert
Peter Jaeken, secretaris-generaal van Belplant, stelde dat België stilaan het duurste land is voor innovatie en toelatingen van middelen. Hij vroeg zich af hoe de overheid een globale geïntegreerde aanpak ziet om te vermijden dat je middelen voor bepaalde zaken niet meer kan toepassen en dat je de Belgische markt dus ‘microniseert’. Maarten Trybou antwoordde dat garanties en systemen samen met de gewesten sluitender moeten worden gemaakt. “We trachten zo pragmatisch mogelijk te zijn, maar onze eerste taak is nog altijd de evaluatie naar de effecten op leefmilieu en volksgezondheid. Zolang een middel voldoet aan de normen kunnen we proberen om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de noden van de sector, maar daarbuiten niet.”
Driftreducerende middelen
Bij het verlenen van toelatingen voor middelen moet steeds meer worden uitgegaan van een zekere mate van driftreductie. “Daarvoor moet je een zo groot mogelijke toolbox ter beschikking krijgen”, aldus Cedrick Matthys, expert werkzaamheid bij de dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Bemestingsproducten. “We werken de lijst van driftreducerende middelen en materialen regelmatig bij op advies van een comité van technische deskundigen. Je vindt die lijst op Fytoweb, meer bepaald in de bijlage van de brochure over de bescherming van het oppervlaktewater. Aanvragen kunnen zowel door fabrikanten van toestellen als door derden worden ingediend. ” Het technisch comité zal geen bestaande doppen deklasseren, om zo te vermijden dat uitgevoerde investeringen van een gebruiker in het ene jaar het volgende jaar niet meer geldig zouden zijn. Nieuwe technieken, zoals de sleepdoek (Wingssprayer) en de verlaagde spuitboom, kregen een klassering van 75% driftreductie. Dit jaar werd een nieuwe update van de lijst gepubliceerd. Even spraydoppen en hagen in horizontale teelten werden toegevoegd als driftreducerende techniek.
Mathias De Backer van Vegaplan (het lastenboek voor de plantaardige productie) vroeg om de lijst van driftreducerende technieken te koppelen aan het Fytowebsysteem. Die zou je in de toekomst ook in een zoekbare Excel-tool moeten kunnen vinden. Hij riep ook op om alles waar het spuittoestel wettelijk aan moet voldoen mee te nemen in de controle ervan, zowel regionaal als federaal. Dat vermijdt frustraties bij de landbouwers.
Peter Jaeken voegde toe dat de gewasbeschermingsmiddelenindustrie in 2026 het Europese digitaliseringsproject rond labels Agriguide zal opstarten, waarin kan worden tegemoetgekomen aan een geïntegreerde aanpak.
Nieuw federaal reductieplan
Vincent Van Bol van de dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Bemestingsproducten sloot de infosessie af met een presentatie over het federale reductieplan voor gewasbeschermingsmiddelen (FRPG) 2023-2027. Dit plan beschrijft de diverse acties die de federale overheid onderneemt om de risico’s van het gebruik van middelen en hun impact op het leefmilieu en de volksgezondheid te verminderen. Waar nodig werkt ze daarbij samen met de gewestelijke overheden. Eind 2023 werd een nieuw reductieprogramma goedgekeurd. De acties zijn voorzien voor de periode 2023-2028.
Volgens Peter Jaeken kunnen lidstaten helpen om Europese procedures rond de invoering van innovaties te versnellen. Hij gaf het voorbeeld van biopesticiden, die buiten de Europese Unie in 2 jaar tijd op de markt kunnen komen, terwijl dat in de EU tot 8 jaar duurt.