Startpagina Granen

Ook opbrengsten van wintertarwe liggen lager dit jaar

In het Vlaams Gewest werden door het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) 8 rassenproeven wintertarwe aangelegd tijdens het seizoen 2023-2024. Net zoals bij de rassenproeven met wintergerst, moeten we nu vaststellen dat ook de opbrengsten van de wintertarwe lager liggen dan andere jaren.

Leestijd : 16 min

Het rassenonderzoek wordt gecoördineerd door Bram Vervisch en Jonas Claeys, beiden zijn ook praktijkonderzoekers bij Inagro en voorzagen ons van meer toelichting bij het rassenonderzoek en het verloop van het teeltseizoen.

Bram Vervisch merkte vooreerst op dat er dit seizoen in het LCG-netwerk 37 rassen wintertarwe aanlagen in proef, waarvan 30 op alle locaties. Hiervan zijn er 4 hybride rassen, aangegeven in de tabellen met (H): SU Hyacinth, SU Hycardi, SU Hyntact en SU Hyreal.

Nieuwe rassen en getuigerassen

Er zijn ook enkele variëteiten voor de eerste maal beproefd, dit zijn Etoile, Intensity, King Kong, KWS Dawsum, LG Keramik, Pondor, Prestance, Revolver, Sabrum, SU Horizon, SU Hycardi (H), SU Hyreal (H), SY Transition en Winner.

Als getuigerassen zijn de rassen gekozen die reeds 4 jaar of meer zijn beproefd in het LCG-netwerk: Chevignon, Gleam, KWS Extase, KWS Keitum, LG Skyscraper en SU Ecusson. De korrelopbrengst per ras wordt steeds weergegeven in relatieve cijfers (%) ten opzichte van het gemiddelde resultaat van deze rassen.

Een overzicht van de rassen in proef is weergegeven in tabel 1.

36-3459-WT1-web

Meerdere locaties

De resultaten van het poldergebied (kleigrond) worden steeds apart geanalyseerd van de resultaten op lichtere bodem, (zand)leemgrond. Het rassenonderzoek vindt steeds plaats onder praktijkomstandigheden, met standaard zaaizaadbehandeling, bemesting volgens advies en ziektebestrijding op basis van het waarschuwingssysteem van LCG (Epipre).

De rassenproeven werden op 7 locaties gezaaid, geografisch verspreid in Vlaanderen. In de kustpolder (West-Vlaanderen) werden er 2 proeven gezaaid: in Koksijde en Zuienkerke (Houtave). In het binnenland, op leem- en zandleemgrond, zijn er 5 proeven aangelegd: in Sint-Martens-Lennik en Bertem in Vlaams-Brabant, in Zwevegem (Sint-Denijs) en Poperinge in West-Vlaanderen en in Tongeren in Limburg. Bram Vervisch herinnert er ons aan dat door de natte omstandigheden de zaai zeer moeizaam en verspreid verliep.

In Melle (Oost-Vlaanderen) was er ook een proef gepland, de achtste locatie, maar het perceel was te nat en kon niet ingezaaid worden. Enkel Poperinge en Sint-Martens-Lennik konden nog in oktober gezaaid worden, namelijk op 17 oktober 2023. De overige proeven moesten later dan voorzien ingezaaid worden, en daarvoor was het wachten tot na november. De rassenproef in Tongeren werd gezaaid op 23 november 2023. Door de late zaai en de minder goede omstandigheden werd op deze locatie gekozen om aan een iets hogere dichtheid te zaaien dan andere jaren (400 in plaats van 350 korrels/m²).

De slechte stand van het gewas zorgde ervoor dat  de proef in Zwevegem werd geannuleerd.
De slechte stand van het gewas zorgde ervoor dat de proef in Zwevegem werd geannuleerd. - Foto: Inagro

Overmatige neerslag en vorst hebben gevolgen

In West-Vlaanderen werd de proef in Zwevegem op 18 december 2023 gezaaid. In de 2 weken na zaai viel er daar zo’n 60 l neerslag, bovenop de al zeer natte omstandigheden, wat het opkomen van de tarwe heeft bemoeilijkt. Daardoor was de gewasstand er te onregelmatig om de proef verder te zetten. Ook in Bertem (Vlaams-Brabant) werd er pas op 18 december gezaaid en had men te lijden onder de natte omstandigheden. Uiteindelijk is deze proef niet opgenomen in de resultaten, door de lagere gewasstand van bepaalde variëteiten.

In Koksijde kon pas op 20 januari over de vorst  gezaaid worden.
In Koksijde kon pas op 20 januari over de vorst gezaaid worden. - Foto: Inagro

Om te kunnen zaaien in Koksijde moest er gewacht worden tot de vorst op 20 januari. De bodem liet het niet eerder toe om te zaaien. Ook in deze proef is de zaaidichtheid verhoogd, omwille van de omstandigheden: algemeen 450 korrels/m² en de hybriden aan 270 korrels/m². Deze proef wordt dan ook apart weergegeven. Het leert ons iets over het potentieel van bepaalde rassen bij een late zaai.

Bladziekten doken vroeg op

Wat de bladziekten betreft, werd er in de gevoelige rassen een vroege aantasting van gele roest waargenomen. Ook bladvlekken waren op dat moment aanwezig. Om deze aantasting wat te onderdrukken werd er beslist om een T0-fungicidebehandeling uit te voeren in Tongeren en Poperinge. Op de andere locaties zijn er één bladbehandeling en een aarbehandeling uitgevoerd.

Opvallend voor dit seizoen is de vroege aanwezigheid van bruine roest. De eerste symptomen werden al vastgesteld op 8 april, in de meest gevoelige variëteiten. De reden hiervoor zijn de warmere voorjaarsmaanden, in combinatie met de bladeren die nat stonden. Het voorjaar 2024 was namelijk enerzijds nat, maar bovendien ook relatief warm. Dit heeft ertoe geleid dat de sporen van bruine roest goed konden kiemen en ontwikkelen. Volgens cijfers van het KMI viel er van begin oktober tot eind juli 985 l neerslag, terwijl er gedurende het graanseizoen gemiddeld zo’n 686 l valt.

“Uit onze eigen metingen hebben we 897 l aan de kust in Koksijde, 984 l in Poperinge en 935 l in Limburg waargenomen”, vult Bram Vervisch de gegevens van het KMI aan. “Ook de schimmel septoria kon goed gedijen in deze natte omstandigheden, waardoor veel bladvlekkenziekte is waargenomen tot in de bovenste bladeren.”

Regen werkte aarziekten in de hand

Op het einde van het seizoen viel er tussen 10 en 22 juni 30 l in West-Vlaanderen tot 70 l in Limburg. Deze buien tijdens de bloei hebben de ontwikkeling van aarziekten in de hand gewerkt. In de verschillende graanregio's in Vlaanderen werd voor de oogst een staal genomen van de aren, ter analyse van het mycotoxine DON. Verspreid over Vlaanderen zijn er zo 40 percelen bemonsterd. Hiervan zijn er 3 boven de toegelaten norm van DON-gehalte voor menselijke voeding (direct of bijproducten). Deze norm is bepaald op 1.000 ppb volgens (EU) 2024/1022.

De regenbuien van juni hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van aarziekten.
De regenbuien van juni hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van aarziekten. - Foto: Inagro

De hogere waarden die de LCG-medewerkers detecteren, zijn in 2 van de 3 gevallen te linken aan voorvrucht/rotatie. De 2 percelen met het hoogste DON-gehalte hadden maïs als voorteelt. Dit is namelijk een waardplant voor fusarium. Ook bij ploegloos werken, is waakzaamheid geboden. In dit geval kunnen er gewasresten achterblijven, die als infectiebron optreden voor fusarium.

Verloop van de oogst

De oogst van de LCG-rassenproeven wintertarwe is dit jaar gestart op 25 juli in Lennik en op 12 augustus werd de laatste locatie, namelijk Bertem, gedorst. Ondanks de latere zaai in Koksijde, kon de proef al geoogst worden op 10 augustus aan een aanvaardbaar vochtgehalte van 14,9%. De opbrengst ligt er ook zeer hoog, ondanks de late zaai, namelijk op 11.063 kg/ha.

De andere proef aan de kust in Houtave werd vorig jaar gezaaid op 11 oktober en haalde een opbrengst van 11.323 kg/ha. “Een gelijkaardige opbrengst voor beide locaties dus, ondanks het verschil van 3 maanden in zaaidatum”, zegt Vervisch. “Er zit wel een verschil in opbrengst tussen de variëteiten. Dit heeft onder andere te maken met de vroegheid van de rassen en met de nood aan vernalisatie. Vernalisatie is de koudebehoefte die een ras nodig heeft om in aar te komen.

Algemeen ligt de opbrengst lager dan voorgaande jaren”, concludeert hij bij de interpretatie van de resultaten. “Er is in het binnenland gemiddeld 8.628 kg/ha gedorst onder proefomstandigheden, tegenover 11.337 kg/ha vorig jaar en 14.358 kg/ha in 2022.

In 2021 kenden we ook een natte voorjaar en zomer, toen kon er nog gemiddeld 9.481 kg/ha geoogst worden. Aan de kust, in de zwaardere kleigrond, zien we een gelijkaardige trend. Dit jaar werd er 11.063 kg/ha geoogst onder proefveldomstandigheden. Vorig jaar was dat nog 13.020 kg/ha, en 11.519 kg/ha in 2022. In 2021 haalden we een lagere opbrengst aan de kust ten opzichte van dit seizoen, namelijk 10.872 kg/ha.”

Bram Vervisch stelt dat de lagere opbrengst van het afgelopen seizoen zich dan ook weerspiegelt in een lager duizendkorrelgewicht. Dit is het gewicht van 1.000 zaden in gram uitgedrukt. Dit seizoen is dit 40,8 g, de voorgaande 2 seizoenen was dit 46,0 g en 43,8 g. Qua kwaliteit van het graan is het hectolitergewicht een interessante parameter. Ondanks het moeilijke seizoen, lag deze parameter niet veel lager dan vorig jaar, namelijk op 76,3 ten opzichte van 77,1.

De wintertarwe werd zowel in proef als in de praktijk in 2 periodes geoogst afgelopen zomer:  eind juli en begin augustus.
De wintertarwe werd zowel in proef als in de praktijk in 2 periodes geoogst afgelopen zomer: eind juli en begin augustus. - Foto: TD

Korrelopbrengst en regelmaat

Bij de rassenkeuze zijn, voor wat de korrelopbrengst betreft, de regelmatigheid van het ras over de verschillende proefplaatsen binnen hetzelfde jaar belangrijk, net als de regelmatigheid van het ras over meerdere jaren.

Om het opbrengstpotentieel van een ras correct te kunnen evalueren is het noodzakelijk om de resultaten over meerdere proefjaren te bekijken. De opbrengstcijfers van één jaar zijn namelijk eigen aan de groei- en klimaatomstandigheden van het betreffende jaar. Het meerjarige gemiddelde van een ras is betrouwbaarder, naarmate de korrelopbrengst van het ras over de jaren stabieler is.

Naast het opbrengstpotentieel is het interessant om ook de andere factoren in overweging te nemen, zoals vroegrijpheid, ziektegevoeligheid, strolengte en kwaliteitsparameters bij oogst. Alle beschikbare info is consulteerbaar in een brochure die het LCG samenstelde over het rassenonderzoek bij wintertarwe in het seizoen 2023-2024.

De LCG-coördinatoren merken op dat in functie van het uit te zaaien areaal wintertarwe, het aangeraden is om meerdere rassen te kiezen om zo aan risicospreiding te doen. De proefresultaten leren dat het opbrengstpotentieel van rassen wisselend kan zijn in functie van het perceel en het jaar. De perceels- en jaarverschillen kunnen zeer groot zijn.

Er wordt ook vastgesteld dat in functie van de vroegrijpheidsklasse (vroege tegenover late rassen) de resultaten wisselend kunnen zijn tussen de jaren. Hetzelfde wordt ook vastgesteld met de zaaidatum (vroege tegenover late zaai). Om dit op te vangen is spreiding van de rassen in vroegrijpheid aan te bevelen en bij de zaai ook het spreiden in zaaidatum. Dit alles moet uiteraard ook bekeken worden met de mogelijkheden op perceelsniveau.

In de tabellen is de korrelopbrengst per ras weergegeven in relatieve cijfers (procenten) ten opzichte van het gemiddelde resultaat van de getuigerassen. Dit zijn de rassen die reeds 4 jaar of meer in de rassenproeven van het LCG-netwerk zijn opgenomen (Chevignon, Gleam, KWS Extase, KWS Keitum, LG Skyscraper, SU Ecusson, Hyacinth). De gemiddelde opbrengst van een ras over de proefplaatsen is uiteraard betrouwbaarder naarmate het op een groter aantal proefplaatsen slaat en naarmate de korrelopbrengst over de proefplaatsen regelmatiger is.

36-3459-WT2-web

Prestaties in leem- en zandleemgebied

De korrelopbrengsten van dit seizoen worden weergegeven in tabel 2. Voor wat betreft de proeven in leem- en zandleemgebied zijn de proefplaatsen Tongeren, Poperinge en Lennik hier weerhouden. In Poperinge en Tongeren was de voorvrucht suikerbieten, in Lennik was het silomaïs. Het zaaien gebeurde op 17 oktober in zowel Poperinge als Lennik aan een zaaidichtheid van 350 zaden/m2; voor de hybriden teruggebracht tot 210 zaden/m2. In Tongeren werd later gezaaid, namelijk op 23 november aan respectievelijk 400 en 240 zaden/m2.

De stikstofbemesting werd in Poperinge opgesplitst in 2 fracties en in Lennik en Tongeren in 4 fracties. Dit gebeurde na het nemen van een bodemstaal en volgens bemestingsadvies. De ziektebestrijding gebeurde volgens de ziektedruk in de rassenproeven en volgens lokale gebruiken. In Poperinge en Tongeren werd er driemaal gespoten, in Lennik werden maar tweemaal fungiciden ingezet. Bijkomend werd in Lennik en Tongeren nog een behandeling met insecticiden uitgevoerd. Finaal vond de oogst plaats op 25 juli in Lennik, 2 dagen later in Poperinge en op 6 augustus in Tongeren.

In tabel 2 zien we dat daar een groep van 3 rassen is, namelijk KWS Keitum, Intensity en Champion, die meer dan 5% boven het gemiddelde scoren in 2024. We mogen in één adem hier misschien ook de rassen SU Hyreal, een hybride, en Campesino aan toevoegen. Zij staan onderaan tabel 2 genoteerd, omdat ze maar op een beperkt aantal locaties werden uitgezaaid, maar scoren ook meer dan 5% boven het gemiddelde. Kijken we enkel naar de locatie in Lennik, dan mogen daar nog de rassen SY Transition, King Kong en Etoile bij vernoemd worden.

In Poperinge laat de variëteit Revolver zich nog opmerken met een resultaat van 107,3 % en in Tongeren SU Shamal met een resultaat van 107,9 %.

In de tabel wordt de grootste groep gevormd door de rassen die tot 5% boven het gemiddelde scoren, 14 rassen om precies te zijn. Zetten we deze tabel uit in een grafiek – niet afgedrukt bij dit artikel, maar wel in de LCG-brochure – dan zien we dat sommige rassen een stevige spreiding in opbrengst kunnen geven naargelang de locatie. Dat is bijvoorbeeld het geval voor KWS Keitum, Intensity, Winner, Prestance, Debian, Hyacinth, WPB Newton en Hycardi.

Voornoemde vaststelling geldt bijvoorbeeld niet voor het ras Pondor, dat zeer stabiele resultaten geeft over de 3 proeflocaties. Deze bemerking mogen we ook maken over KWS Sverre, KWS Erruptium, Geluck, Positiv en SY Admiration.

Omwille van de eigenheid van het seizoen, maar ook omwille van specifieke perceelsinvloeden en bodemtype, is het dus gevaarlijk om zich bij zijn rassenkeuze te laten leiden door de resultaten van één jaar en één locatie. In dit kader is het nuttig om naar tabel 3 te kijken, waar het LCG de stabiliteit van een ras over meerdere locaties en jaren tracht weer te geven. Bovenaan deze tabel zien we het ras KWS Keitum, dat de laatste 5 jaar steeds bovengemiddeld scoorde. Zeker de prestaties van het afgelopen moeilijke jaar vallen op.

36-3459-WT3-web

Prestaties in het kleigebied of de kustpolder

De proef in Houthave in de kustpolder is uitgezaaid op 11 oktober na een voorteelt van groene erwten. De zaaidichtheid bedroeg 400 zaden/m2 en werd voor de hybride rassen teruggebracht tot 240 zaden/m2. De stikstofbemesting werd volgens advies gebaseerd op een bodemstaal in 2 fracties gegeven. Op 8 april werd de groeiregulator Percival aan 0,5 kg/ha toegepast. De fungicidebehandelingen bestonden uit een inzet van Aquino 1,5l/ha + Fandango Pro 1l/ha op 1 mei, gevolgd door de aarziektebespuiting op 27 mei met Revystar Gold 1,25 l/ha. De oogst vond tot slot plaats op 30 juli.

Gekeken naar de prestaties van dit jaar, consulteerbaar in tabel 4, zien we dat er maar liefst 12 rassen meer dan 5% boven het gemiddelde scoren. De top 3 scoort zelfs meer dan 10% boven het gemiddelde. King Kong, met 113,5%; SU Hyreal, met 111,7% en Campesino, met 110,9%. Hierna scoort er een groep van 9 rassen ‘tot 5% boven het gemiddelde’.

36-3459-WT4-web

Tabel 5 geeft dan weer mee hoe de tarwerassen in het kleigebied van de kustpolder scoorden over meerdere jaren. Drie rassen liggen al 5 jaar of meer aan in proef. In voornoemd gebied werden 12 rassen voor het eerst beproefd. Van die 12 rassen scoorden er maar liefst 10 boven het gemiddelde van 100%. Uiteraard moeten we opnieuw de bemerking maken dat het hier over resultaten van 1 proefjaar gaat.

De tabel leert ons ook dat over de laatste 5 jaar bekeken, dit jaar het op 1 na slechtste resultaat werd opgetekend met een ‘gemiddelde’ opbrengst van 11.063 kg/ha in proef. In 2021 was het resultaat nog slechter, met 10.872 kg/ha in proef.

36-3459-WT5-web

Resultaten met een zaai op 20 januari

Door de natte najaarsomstandigheden kon de proef in Koksijde pas op 20/01/2024 gezaaid worden. In tabel 6 zijn de relatieve opbrengstgegevens te vinden. Deze geven een indicatie van het potentieel van de variëteiten bij een uitgestelde zaai.

In Koksijde is er gezaaid na een voorteelt aardappelen aan een zaaidichtheid van 450 zaden/m2. Voor de hybride rassen werd dit teruggebracht naar 270 korrels/m2. Er werd een bodemstaal genomen om een bemestingsadvies op te baseren. Dit gaf aan om in 3 fracties de stikstofbemesting uit te voeren. Op 2 tijdstippen werd een groeiregulatie uitgevoerd met Cycocel 75 eenmaal op 14 april aan een dosering van 1l/ha, gevolgd door een tweede toepassing op 29 april aan een dosering van 0,5 l/ha, aangevuld met Moddus 0,2 l/ha.

Tijdens de eerste groeiregulatie werd ook de bladziektebestrijding uitgevoerd met Tebucur 1 l/ha, gevolgd door de aarbehandeling op 20 mei met Aquino 1,5 l/ha en Fandango Pro 1l/ha. Op 10 augustus volgde uiteindelijk de oogst. Laat zaaien bleek toen in Koksijde goed uitgepakt te zijn, met het hoogste kilorendement dat we dit jaar tegenkwamen in de rassenproef, namelijk 11.322,6 kg/ha. Wederom vermelden we dat het hier om resultaten van 1 jaar op 1 locatie gaat in proefomstandigheden. Om deze om te rekenen naar praktijksituatie wordt er gevoelsmatig snel 15% van afgetrokken.

36-3459-WT6-web

Uit tabel 6 leren we dat er 10 rassen zijn die ‘meer dan 5% boven het gemiddelde’ scoren en 14 rassen ‘tot 5% boven het gemiddelde’. Dat zijn eigenlijk mooie prestaties als je weet dat het voor voornoemde 2 groepen gaat om 24 van de 37 rassen. Opmerkelijk is dat de hybride rassen in Koksijde allemaal boven het gemiddelde scoren. Deze vaststelling gaat niet op voor ieder ras op iedere locatie. Een verklaring hiervoor kan zijn dat hybride rassen beter scoren in moeilijkere weersomstandigheden en op slechtere percelen (structuurschade, droogte- of vochtgevoelig). Degelijke percelen zijn net niet de percelen waar proeven op gebeuren. Voor de proefveldwerking worden de betere percelen in de regio gekozen. Van hybrides is ook gekend dat ze een uitgebreider wortelgestel hebben. Daarom worden ze aan een lagere zaaidichtheid uitgezaaid.

Lager hectolitergewicht in 2024

Het hectolitergewicht is een maat voor de dichtheid van de granen en wordt uitgedrukt als een volume-eenheid in kg per 100 l. Deze parameter geeft een indicatie van de kwaliteit van de granen, en kan variëren van het type graan en de omstandigheden waarin het wordt opgeslagen. Het hectolitergewicht van de wintertarwe bedraagt in 2024 gemiddeld over alle rassen en proefplaatsen 76,3 kg per hl, tegenover 77,1 kg in 2023 en 80,9 kg in 2022.

Bij een meerjarige beoordeling door het LCG op basis van de beschikbare data van de laatste 5 jaar krijgen 4 rassen een ‘hoog hectolitergewicht’ opgekleefd. Dat zijn King Kong, Etoile, SU Hyreal en Revolver. Daarna volgen 6 rassen met een tamelijk hoog hectolitergewicht, namelijk LG Keramik, SU Addiction, Geluck, Campesino, SY Revolution en KWS Erruptium. Daarna volgt de grootste groep, namelijk 20 rassen die een ‘gemiddeld’ hectolitergewicht krijgen toegedicht.

De variëteiten Winner en SU Shamal hebben een tamelijk laag hectolitergewicht, gevolgd door Celebrity, Gleam, LG Skyscraper, Champion en tot slot Sabrum met een laag hectolitergewicht.

In tabel 7 is het hectolitergewicht weergegeven dat de rassen dit jaar haalden.

36-3459-WT7-web

Duizendkorrelgewicht en vochtgehalte bij oogst

Het duizendkorrelgewicht (DKG) is het gewicht van 1.000 graankorrels, uitgedrukt in gram. Het duidt de grootte en het gewicht van de korrels. In 2024 bedraagt het DKG van de wintertarwe 40,8 g per 1.000 zaden gemiddeld over alle rassen en proefplaatsen (zie tabel 7). In 2023 was dit 46,0 g, en in 2022 bedroeg het DKG 48,3 g.

Slechts 1 ras krijgt een hoog duizendkorrelgewicht toegeschreven, namelijk KWS Keitum. Net zoals dat er maar 1 ras, KWS Dawsum, een laag duizendkorrelgewicht krijgt toegeschreven. Dan hebben er nog 5 rassen een tamelijk hoog duizendkorrelgewicht en 7 rassen een tamelijk laag duizendkorrelgewicht. De grootste groep van 21 rassen wordt gevormd door rassen met een gemiddeld duizendkorrelgewicht.

Het vochtgehalte van granen is het percentage water dat in het graan aanwezig is en wordt uitgedrukt als een percentage van het totale gewicht van het graan. Het is een interessante parameter om de vroegheid van een variëteit te beoordelen, maar ook belangrijk voor de opslag, kwaliteit en verwerkbaarheid van het graan.

Een te hoog vochtgehalte kan leiden tot bederf door schimmelgroei en/of insectenschade, terwijl een te laag vochtgehalte kan resulteren in broze korrels en verminderde kwaliteit.

Het vochtgehalte van de wintertarwe bij de oogst bedraagt in 2024 (zie tabel 7) gemiddeld over alle rassen en proefplaatsen 13,4% vocht, tegenover 13,8% in 2023 en 12,5% in 2022. De variëteit Revolver staat genoteerd als deze met het hoogste vochtgehalte, Sabrum met de laagste. Dan moeten we weten dat het hier respectievelijk over een vochtgehalte van 14,2 en 12% gaat.

Vroegheid aarvorming

Tussen de stadia ‘in aar komen’ en ‘bloei’ wordt van alle rassen op een bepaald moment het gewasstadium beoordeeld. Prestance is de vroegste van allen, gevolgd door nog 6 andere variëteiten die in de ‘zeer vroege’ groep zitten, namelijk Hycardi, Celebrity, Winner, Hyreal, SY Admiration en Campesino. Daarna zijn er 3 vroege rassen: Intensity, Hyacinth en Hyntact. Deze worden opgevolgd door de grootste groep van 18 rassen die ‘gemiddeld’ zijn qua vroegheid van de aarvorming.

KWS Keitum, Geluck, Gleam, WPB Newton en SY Revolution zijn dan weer rassen die laat in aar komen. Zeer laat in aar komen LG Keramik, Revolver, Champion en KWS Dawsum.

Strolengte en tolerantie aan legering

De lengte van het stro wordt op het einde van het seizoen gemeten van de grond tot onderkant aar. Op elke locatie zijn er groeiregulatoren toegepast volgens de regionale landbouwpraktijk. In 2024 is de gemiddelde strolengte 81,5 cm, (zie tabel 7) tegenover 86,9 cm in 2023 en 85,1 cm in 2022. Over de laatste 3 jaar bekeken, mogen we dus zeggen dat we nu het kortste wintertarwegewas hadden.

KWS Sverre en KWS Keitum zijn de langste rassen in proef en Sabrum de kortste. Revolver, Debian, Campesino, SY Revolution, LG Keramik en SU Horizon zijn tamelijk lange variëteiten. Deze worden gevolgd door een groep van 20 rassen die een ‘gemiddelde’ strolengte hebben.

SY Transition, Celebrity, Gleam, Prestance, Intensity, RGT Perkussio, KWS Dawsum en Pondor zijn gecatalogeerd als tamelijk korte variëteiten.

Kort vóór de oogst van de wintertarwe trad op verschillende proefplaatsen lichte legering op. SY Admiration en SU Hyreal uitten zich dit jaar als de gevoeligere variëteiten voor legering (zie tabel 7).

Gevoeligheid voor bladziekten

De ziektegevoeligheid van de beproefde wintertarwerassen aan bladziekten wordt weergegeven in tabel 8. De ziektegevoeligheid van de rassen kan wijzigen in de loop van de jaren. Daarom werden er binnen het LCG-netwerk ook in 2024 waarnemingen uitgevoerd voor de verschillende bladziekten. De meerjarige beoordeling is gebaseerd op de beschikbare data van de variëteiten in de afgelopen 5 jaar. Deze parameter houdt rekening met het jaarlijks gemiddelde, en dus de ziektedruk van het betreffende seizoen.

36-3459-WT8-web

Het kan dus interessant zijn om bij de rassenkeuze ook de meerjarige beoordeling te raadplegen, want een cijfer van het ene seizoen is niet hetzelfde in een ander seizoen. Dit is afhankelijk van de ziektedruk dat jaar. Daarnaast evolueren ziektes met de jaren, dus dit kan ook een impact hebben.

In 2024 kwam er eerder beperkt meeldauw voor. Dit blijkt ook uit het gemiddelde van de score, 8,2 ten opzichte van 6,1 in 2023. Er wordt hiervoor een score aan een ras meegegeven van 1 tot 9, waar 9 duidt op een gezond gewas.

In 2024 was er een hogere druk van septoria aanwezig. Dit valt ook op te maken uit het gemiddelde cijfer, over alle rassen heen: 5,3. Vorig jaar, eveneens een nat voorjaar met hogere ziektedruk, was dit 5,5, tegenover in 2022 met een lagere ziektedruk 6,4. Ook hier is de schaal van 1 tot 9 gebruikt, waarbij het cijfer 9 wijst op een gezond gewas.

Wat gele roest betreft, wordt er een onderscheid gemaakt tussen het binnenland en de kustregio, omdat er gemiddeld gezien een hogere druk van gele roest is in de kustregio. Dit seizoen was de druk van gele roest relatief gezien niet zo hoog, net als vorig seizoen. In de kustregio was er bij bepaalde variëteiten wel een duidelijk aantasting van gele roest. Door de nattere en relatieve warmere omstandigheden werd er meer bladvlekkenziekte en bruine roest waargenomen het afgelopen seizoen.

SU Hyreal, Revolver, Campesino, RGT Perkussio, Prestance, Hycardi, Debian, SU Shamal, Pondor, SU Ecusson, Winner, Gleam en KWS Keitum tonen zich gevoeliger voor gele roest in het binnenland. In de kustpolder zijn de gevoeligere rassen: Campesino, Prestance, Celebrity, SU Hyreal, Hycardi, SU Shamal, Debian, Revolver, Winner, Gleam, SU Horizon en KWS Extase.

Dit seizoen werd al vroeg in het seizoen bruine roest opgemerkt, vanaf half april zijn de eerste symptomen waargenomen in bepaalde variëteiten. Gevoeliger voor deze ziekte uitten zich de rassen: LG Skyscraper, Champion, KWS Keitum, SU Addiction, Crossway, LG Keramik, Sabrum, Pondor, WPB Newton, Gleam, SY Transition, Debian, SY Revolution, Campesino, Intensity, KWS Sverre en Positiv.

Het LCG werkte een handige keuzetool uit bij de rassenkeuze, zie hiervoor volgende link: Rassenkeuzetool Wintertarwe - Landbouwcentrum granen (lcg.be)

Tim Decoster

Lees ook in Granen

Aantal kevers onder schadedrempel

Granen Praktijkpunt Landbouw monitort wekelijks het aantal kevers op 7 percelen in Vlaams-Brabant. Nu het koolzaad zich opricht, de eerste fractie ten volle wordt benut en de bloemknoppen zich vormen, gaan koolzaadglanskevers en -snuitkevers op zoek naar stuifmeel in de eerste open bloemen.
Meer artikelen bekijken