Start van de opvolging van afrijping kuilmaïs
Ook in dit tot hiertoe uitdagende maïsjaar volgen de partners van het Landbouwcentrum Voedergewassen (LCV) de afrijping van de kuilmaïs op. De staalnames zijn gestart op 22 augustus.

Verspreid over Vlaanderen, van Bocholt tot Poperinge, zijn er op zo’n tiental locaties 4 verschillende rassen met een uiteenlopende vroegrijpheid uitgezaaid en opgevolgd. Net zoals vorig jaar viel de keuze op de volgende rassen: LG31206 (zeer vroeg), Benedictio (vroeg), SY Glorius (halfvroeg) en P8888 (half laat), aangevuld met nog enkele extra rassen op bepaalde locaties. De zaaidata van de verschillende locaties situeren zich immers van 10 mei tot 20 juni (zie tabel 1).
Wekelijkse opvolging
Naar goede gewoonte zullen wekelijks op donderdag stalen genomen worden. De stalen gaan dan voor 72 uur in de droogstoof bij 105 °C. Maandagmiddag worden de cijfers verwerkt. Op die manier kunnen we elke week de evolutie van de drogestofgehaltes in kaart brengen en de landbouwers nuttige informatie aanbieden om hun oogsttijdstip zo goed mogelijk te helpen bepalen.
Koffiedik kijken
Hoe de afrijping in 2024 zal evolueren, is nog koffiedik kijken. De groeiomstandigheden waren door het natte weer moeilijk. Op veel percelen werd later gezaaid, veelal in suboptimale omstandigheden. Veel percelen staan er dan ook heterogeen bij. De maïs heeft enige stress ervaren bij zijn ontwikkeling. De vraag is hoe deze moeilijke groeiomstandigheden verder tot uiting gaan komen. Ook het weer van de komende weken zal een invloed hebben op de afrijping van de maïs, zeker bij de percelen die later gezaaid werden.
Binnen dit opvolgingsnetwerk kunnen we door de spreiding in locaties en zaaidata die verschillende omstandigheden in beeld brengen.
Eerste staalnames
Op 3 locaties (Bocholt, Oudsbergen en Westerlo) zijn op 22 augustus de eerste staalnames gebeurd. Deze 3 locaties zijn tussen 10 en 15 mei gezaaid. Gemiddeld genomen lag het drogestofpercentage op deze 3 locaties over alle rassen heen op 20,9%. Het zeer vroege ras LG31206 liet de hoogste waarden optekenen. Op de locatie Oudsbergen lag het drogestofpercentage op 24,1%. In Westerlo en Bocholt bedroeg het drogestofgehalte respectievelijk 22,7 en 21,5%. De andere rassen zaten op circa 20% droge stof.