Bijbemesten in aardappelen volgens het bijbemestingsadvies
Wie beredeneerd bemest in late aardappelen verlaagde de basisbemesting bij het planten tot 70% van het advies, of gaf maximaal 140-150 kg N/ha, en bemest zijn aardappelen binnenkort bij op basis van een bijbemestingsadvies. Dit advies wordt geformuleerd op basis van een staalname en analyse van het mineralestikstofgehalte van de bodem. Hieronder geeft B3W een samenvatting.

In dit artikel gaat B3W verder in op het wanneer en hoe een staal voor bijbemestingsadvies het best genomen wordt, welke informatie op een bijbemestingsadvies staat en hoe je de bijbemesting zo goed mogelijk kan invullen.
Wanneer en hoe wordt een staal genomen?
De staalname voor bijbemestingsadvies kan ten vroegste 4 weken na de bemesting plaatsvinden en gebeurt het best op het moment dat het loof van de individuele aardappelplanten een diameter van 10 tot 15 cm bereikt heeft. Dit is doorgaans ongeveer 2 weken na de opkomst, wanneer de knolaanleg start.
Bij de staalname wordt er per perceel met behulp van een gutsboor een bodemstaal genomen van de lagen 0-30 cm en 30-60 cm, wat overeenkomt met de bewortelbare zone van het aardappelgewas. Deze stalen bestaan elk uit minimaal 15 deelmonsters, die in kruisverband volgens de diagonalen van het perceel genomen worden. Daarbij wordt een afstand van 5 m van de perceelsrand aangehoude om randeffecten te vermijden. Bij aardappelen worden deze deelstalen ofwel halfweg de aardappelrug genomen, ofwel wordt de aardappelrug eerst met de voet platgemaakt, waarna het deelstaal in de platgedrukte zone genomen wordt.
Bij wie kan ik terecht voor de staalname en voor advies?
Daarnaast is het aangewezen om het bijbemestingsadvies tijdig aan te vragen. Tussen de staalname op het veld en het ontvangen van het bijbemestingsadvies zit gemiddeld 1 week. Late aardappelen nemen echter nagenoeg alle benodigde stikstof op binnen de eerste 60 dagen na opkomst. Tijdig kunnen bijbemesten op basis van een advies is dus nodig om een optimale opbrengst en kwaliteit te bereiken.
Welke info bevat een bijbemestingsadvies?
De vormgeving van het bijbemestingsadvies varieert afhankelijk van het erkend laboratorium waar de analyse van het bodemstaal plaatsvindt, maar bestaat in de meeste gevallen uit meerdere onderdelen (zie tabel). Naast het gemeten mineralestikstofgehalte in de bodem, dat altijd weergegeven wordt, worden soms ook de stikstofbehoefte vanaf het moment van staalname tot het einde van de teelt en de verwachte mineralestikstoflevering uit andere factoren, zoals de toegepaste organische bemesting en de mineralisatie van bodemorganische stof, weergegeven. Tot slot vind je steeds een duidelijk stikstofbijbemestingsadvies terug op het analyserapport.
Het mineralestikstofgehalte van de bodem geeft de actuele stikstofvoorraad in de bodem weer (= 303 kg N/
Hoe vul ik het bijbemestingsadvies in?
Is er een bijbemestingsadvies, dan kan je dit, afhankelijk van de grootte ervan, invullen met ofwel korrelmeststoffen ofwel vloeibare bladmeststoffen.
Bij een bijbemestingsadvies hoger dan 40 kg N/ha, is het gebruik van een korrelmeststof aangewezen, om voldoende snel deze grote hoeveelheid stikstof aan te leveren. Het aardappelgewas neemt immers zo goed als alle benodigde stikstof op binnen de eerste 60 dagen na opkomst. Dat betekent dat de stikstofopname van late aardappelen gemiddeld stopt tegen eind juli/begin augustus. Bij een korrelmeststof, zeker onder droge(re) omstandigheden, kan het enige tijd duren alvorens de toegediende stikstof vrijkomt en dus voor het aardappelgewas beschikbaar is. Daarom gebeurt deze bijbemesting met korrelmeststoffen het best tegen uiterlijk eind juni/begin juli. Wordt er een (zeldzame) malse regenbui voorspeld? Maak dan van de gelegenheid gebruik om te strooien vóór de regen.
Is het bijbemestingsadvies lager dan 40 kg N/ha, wat in de praktijk vaak het geval is, dan kan je zowel gebruikmaken van korrelmeststoffen als van vloeibare bladmeststoffen. Vloeibare bladmeststoffen bieden het voordeel dat je ze gelijktijdig met de gewasbescherming kan toedienen. Daarnaast kan het aardappelgewas de toegediende stikstof van deze vloeibare bladmeststoffen onmiddellijk gebruiken. Dat is een belangrijk voordeel als het aardappelgewas een acuut stikstoftekort vertoont en/of als de omstandigheden droger zijn. Onder zeer droge omstandigheden, zoals in de zomers van 2019 en 2020, zal echter ook deze bladbemesting niet of onvoldoende benut worden. Bijbemesten is dus enkel zinvol onder groeizame omstandigheden.
Vul je de bijbemesting in met vloeibare bladmeststoffen, dan beperk je de dosis, bij gebruik van vloeibare stikstof (urean), het best tot 10 à 15 l/ha per toepassing om bladverbranding te vermijden. Bij gebruik van amide stikstof (ureum, 46% N) kan een hogere dosis van 10 tot 20 kg/ha per toepassing toegediend worden. Bovendien gebeurt deze bladbemesting bij voorkeur op een droog gewas, in de ochtend wanneer de huidmondjes open zijn, en in periodes van groeizame omstandigheden, wanneer de waslaag die het aardappelblad beschermt – en die dus de stikstofopname uit de bladmeststof kan remmen – niet te dik is.
)