Zoals verwacht heeft het relatief goede weer op een week tijd voor veel verandering gezorgd in de situatie. Over alle locaties samen steeg het drogestofpercentage met 4,7% op een week tijd, naar een gemiddelde van 31,6%. Achter deze gemiddelde waarde schuilen wel sterk uiteenlopende cijfers. Op een aantal locaties (Merelbeke, Poperinge, Retie) steeg het drogestofpercentage met slechts 2 tot 3%. Op de meeste proefvelden waar monsters genomen werden, bedroeg de stijging 4 tot 5%. Op de locaties te Moorslede en Kortenaken stegen de cijfers op weekbasis met respectievelijk 8 en 9%.
De meeste drogestofcijfers zaten een week terug al in de buurt van de 30%, maar op een aantal locaties hadden de vroege rassen op 23 september al een optimaal rijpheidsstadium bereikt. We moeten daar ondertussen al minstens 2 of 3% bijtellen om de huidige stand van zaken in te schatten.
Versnelde afrijping
Door de spectaculaire stijging in Moorslede en Kortenaken zit men daar reeds in een overrijp stadium. Deze evolutie toont ons dat we steeds alert moeten blijven voor een versnelde afrijping. De maïs zal zelfs met wat minder gunstig weer nu niet meer stilvallen bij de afrijping. Op de meeste plaatsen is het nu van groot belang om snel contact op te nemen met de loonwerker. Als de bladeren onder de kolf en de schutbladeren vergelen en de kolf nog maar weinig sap bevat, dan kan je het best niet te lang meer wachten. Bij het visueel inschatten van de rijpheid zal men het drogestofpercentage doorgaans sneller onderschatten dan overschatten, met andere woorden: de maïs is meestal rijper dan men op het zicht denkt. Een jarenlang verdelingsproces naar rassen met een betere staygreen is hier deels de oorzaak van.