Feit is dat milieu en landbouw sinds de voorbije verkiezingen in handen zijn van 2 verschillende ministers. CD&V claimde zoals gebruikelijk de landbouwportefeuille en de N-VA kreeg de door haar gewenste zeggenschap over natuur en milieu. Het belooft op het eerste gezicht een wat ambitieuzer milieubeleid, want de N-VA zit op dat gebied niet ver van de Groenen. Het belooft ook een blijvend beleid dat rekening houdt met boerenbelangen zoals gedefinieerd door de christendemocraten.
Een nadeel van een dergelijke constructie is dat wellicht niemand in haar domein durft af te rekenen met heilige huisjes. De angst voor een te grote vervlochtenheid is een reden waarom in sommige landen de defensieminister bij voorkeur geen generaal is. In het ergste geval treedt de minister niet op voor het algemene Vlaamse belang, maar beperkt ze zich tot het bedienen van haar traditionele achterban. Crevits noemde zich in dat kader al eens ‘een minister VOOR de landbouw’.
Vanuit de hoek van de N-VA is de verdenking dat een CD&V-minister de Boerenbond dient nooit ver weg. De N-VA reageert soms als allergisch voor het maatschappelijk middenveld. Als liberale partij gelooft ze in een kleine overheid en men twijfelt er openlijk aan dat middenveldorganisaties wel echt representatief zijn voor een sector, of eerder een macht op zichzelf.
De vraag is legitiem, maar het antwoord misschien minder eenduidig als je zou hopen. Een minister en diens kabinet is belast met een breed pallet aan verantwoordelijkheden. Het doorgronden van een hele sector is niet eenvoudig. Het advies van Boerenbond of ABS, vanop gepaste afstand, is bittere noodzaak. Zoals ook de ministers van Milieu en Landbouw elkaar nodig hebben om tot een beleid te komen dat recht doet aan alle belangen.