Botanisch
De magnolia's of beverbomen zijn een geslacht uit de familie van de
In het wild groeien magnolia's in het zuidoosten van Azië, in het zuidoosten van de Verenigde Staten, in Midden-Amerika en nog enkele soorten groeien in Zuid-Amerika. In Europa heeft men dan weer fossielen van magnoliasoorten teruggevonden, waardoor we weten dat magnolia's hier vroeger ook tot de inheemse soorten behoorden. De bloembouw van de magnolia's komt overeen met deze van de oudst bekende fossiele bloemen, wat erop duidt dat dit geslacht zo'n honderd miljoen jaar geleden moet zijn ontstaan.
Dat maakt dat deze bomen de eerste zouden zijn geweest die voor hun voortplanting gebruik maakten van bloemen. Dit merk je ook aan de merkwaardige kegelvormige en schubbige vruchten die wat doen denken aan een dennenkegel.
Standplaats
Hoewel de meeste magnoliasoorten die courant in de handel voorkomen winterhard zijn worden ze toch best op een beschutte plek aangeplant. Dit is enerzijds om te voorkomen dat deze windgevoelige planten schade zouden oplopen bij stormweer en anderzijds om de vroege bloemen te beschermen tegen late vorst, die de prachtige bloemen op één nacht tijd kan veranderen in bruine bevroren bloemen.
Ook de wintergroene soorten doen het beter op een plekje beschut voor de koude noordoostenwinden. De meeste magnolia’s groeien best op een lichtzure, humusrijke, goed waterdoorlatende bodem. Bij het planten kan de grond best vermengd worden met een deel potgrond voor zuurminnende planten.
Onderhoud
Courante (voldoende winterharde) soorten
Magnolia liliiflora x stellata: deze kruisingen ontstonden in de jaren 50 van de vorige eeuw toen in het “National Arboretum” van Washington D.C. kruisingen uitgevoerd werden tussen M. Liliiflora en M. Stellata. De bedoeling was om kleine, rijk bloeiende magnolia's te bekomen die pas later op het jaar zouden bloeien om zo de kans op vorstschade tijdens de bloeiperiode te verkleinen. Een aantal van deze kruisingen worden nog steeds veel gekweekt nl.
Magnolia stellata: deze sterk vertakte, langzaam groeiende struiken worden tot 3 meter hoog maar blijven vaak kleiner en bloeien in maart-april met een zee van helderwitte, eerder kleine (7 – 8 cm) stervormige bloemen met lintvormige bloemblaadjes. Dit geldt ook voor Magnolia stellata “Rosea”, maar deze bloeit met roze bloemen en is veel groeikrachtiger (tot 4 m hoog na 15 jaar)
Magnolia kobus: deze soort wordt ook wel boommagnolia genoemd. Deze relatief traaggroeiende boom kan tot 12 meter hoog worden en vormt op latere leeftijd een brede ronde, halfopen kroon. Bloeit in april met grote, witte en geurende bloemen. Hoe ouder de boom wordt hoe rijker de bloei.
Magnolia grandiflora: de laatste jaren is ook de wintergroene magnolia erg in trek. Omdat hij niet volledig winterhard is geeft hij de voorkeur aan een beschutte, zuidelijk georiënteerde groeiplaats. De beschutting zorgt er voor dat hij minder last heeft van de wind, anders durft hij door zijn ondiep groeiend wortelgestel en zijn groenblijvende kroon weleens scheefwaaien. De boom heeft een onregelmatige, koepelvormige groeiwijze en stijve, bruin wollige takken. De glanzend donkergroene bladeren zijn smal en tot 25 cm lang en onderaan licht behaard met oranje pluis dat in de loop van het jaar afslijt. Vanaf juli tot diep in de herfst verschijnen geleidelijk de grote, rechtopstaande sterk geurende, witte bloemen, gevolgd door grote, eivormige, viltig behaarde vruchtkegels die bij rijping openspringen.