Schurftproblemen tijdens de stalperiode

Het is belangrijk om te weten dat er bij het rund drie verschillende soorten schurftmijten bestaan, elk met hun eigen behandeling. Voor alle mijten geldt dat ze voornamelijk worden overgedragen door direct contact tussen runderen.

Grote gevoeligheid en groeihinder

De meest voorkomende schurftmijt is de Psoroptes-mijt. Psoroptesschurft komt vooral bij Belgisch Witblauwe runderen voor. Deze ‘zuigmijt’ steekt in de huid om lymfe op te zuigen en is de oorzaak van ‘vochtige schurft’ van schoft tot staart, maar kan ook letsels geven op het hele lichaam. De dieren vertonen erge jeuk, hebben (vochtige) korsten, haaruitval en schuurletsels. Bijna 75% van de vleesveebedrijven in Vlaanderen heeft last van Psoroptesschurft. Er is een duidelijk rasverschil in gevoeligheid: Belgisch Wit-Blauw is heel wat gevoeliger dan andere vleesrassen en vleesrassen zijn gevoeliger dan Holstein en ander melkvee. Psoroptes-schurftbesmettingen gaan gepaard met een verminderde dagelijkse groei van 30 gram per procent aangetast huidoppervlak (dus 300g per 10% aangetaste huid per dag).

Pootschurft

Naast Psoroptes komt ook vaak de Chorioptes-mijt voor. Deze veroorzaakt problemen bij zowel vleesvee als melkvee maar is een eerder goedaardige vorm van schurft. Deze mijt leeft oppervlakkig op de huid en gaat letsels veroorzaken ter hoogte van de staart en achterpoten (‘pootschurft’). Bij deze vorm van schurft ziet men vooral veel huidschilfers. De infectie kan gepaard gaan met jeuk, hoewel meestal minder uitgesproken dan bij Psoroptes-schurft.

Menginfecties met Psoroptes en Chorioptes komen voor.

Ter hoogte van de kop

Een derde vorm is Sarcoptes-schurft. Deze vorm komt bijna niet meer voor in België. De Sarcoptes-mijt is een graafmijt die als enige gangen graaft in de huid. Sarcoptes-schurft zou voornamelijk optreden in de winter (‘droge winterschurft’) en erg intense jeuk veroorzaken. De letsels komen voornamelijk voor ter hoogte van de kop.

Aankoop is risicofactor

Zoals voor veel ziekten, is de aankoop van runderen een belangrijke risicofactor. Als de aangekochte dieren niet correct of niet in quarantaine worden gehouden, en tijdens deze quarantaine niet worden behandeld tegen schurft, kan er heel eenvoudig schurft verspreiden door contact met de bestaande veestapel.

Slechte ventilatie

Naast een slechte stalhygiëne is een slechte ventilatie nadelig. Wanneer de stal vochtig, koud en donker is (winterperiode) hebben de mijten meer kans om te overleven in de omgeving en zo voor verspreiding te zorgen. De mijten overleven verschillende weken in de omgeving maar zijn na één tot twee weken niet meer in staat om dieren te besmetten. Deze vorm van verspreiding is echter niet de belangrijkste. De overdracht gebeurt hoofdzakelijk door direct contact tussen dieren. Dus het op stal komen en zeker ook overbezetting in de stal werkt het verspreiden van schurft in de hand. Bovendien zorgt een te krachtig rantsoen bij het opstallen (plots veel krachtvoer) voor een hogere warmteproductie door de dieren. Om deze warmte te verliezen gaan de dieren zweten, hetgeen vochtigheid creëert, dus een betere omgeving voor de mijten.

Sporenelementen

Als laatste wordt er ook vermoed dat tekorten van bepaalde sporenelementen, zoals selenium, koper en jodium, de dieren gevoeliger maken aan schurft, vermoedelijk door een lagere weerstand en een slechtere kwaliteit van de huid.

Vroeger zag men schurft voornamelijk tijdens de stalperiode maar nu ziet men de problemen (vooral door de Psoroptesmijt) ook op de weide, al zijn de problemen op de weide minder uitgesproken gezien de dieren minder dicht op elkaar leven en zonlicht nefast is voor de mijten.

Behandeling

De behandeling van schurft is zeer moeilijk, vooral op Belgisch Witblauwe bedrijven. Door aanwezigheid van dragers van schurft, die niet zichtbaar zijn aangetast, of door resistentie tegen bepaalde schurftbehandelingen is de kans reëel dat de ziekte terug opduikt.

Een belangrijk punt vooraleer men aan een behandeling begint is identificeren over welke schurftmijt het gaat. Dit kan op basis van het type en de locatie van de letsels, maar men is pas 100% zeker wanneer men een huidafkrabsel laat nemen door de dierenarts. Zoals hierboven vermeld ziet men bij melkvee voornamelijk de schilfermijt (Chorioptes), deze kan het best behandeld worden met ‘topicale’ middelen op de huid zoals pour-ons of producten om mee te wassen. Vleesvee daarentegen zal eerder besmet zijn met de zuigmijt (Psoroptes). Hierbij gebruikt men best inspuitbare middelen, hoewel ook een beperkt aantal van de topicale middelen werkzaam zou zijn.

Om op korte termijn van een schurftprobleem verlost te geraken moet men een intensief behandelschema naleven alsook het management aanpassen.

Scheren en korsten

Het is vooreerst heel belangrijk dat de dieren voor de behandeling geschoren worden (op z’n minst van schoft tot staart) en de korsten worden verwijderd, gezien korsten ervoor kunnen zorgen dat een topicale behandeling minder efficiënt zal zijn.

Ook is het belangrijk dat ALLE in-contact dieren worden behandeld, dus alle dieren die in contact komen met elkaar, ook via hekkens tussen aangrenzende boxen etc...

Herhalen

Als laatste moet de behandeling minstens tweemaal, soms ook meer, herhaald worden met 7 tot maximaal 10 dagen tussen (dit geldt niet voor langwerkende producten). Het interval van 7 tot 10 dagen tussen twee behandelingen is erg belangrijk en heeft te maken met de levenscyclus van de mijt (het duurt 10 dagen om van een eitje tot een volwassen mijt te komen) en de gevoeligheid van de verschillende stadia aan de beschikbare medicijnen. Immers, de volwassen mijten zijn gevoelig aan de beschikbare producten, maar hun eitjes niet. Na zeven tot tien dagen zijn er terug eitjes die uitkomen. Deze jonge mijten (nymfen) zijn weerom gevoelig aan de behandeling, maar nog niet in staat om zelf eitjes te leggen.

Als niet succesvol

Er zijn verschillende oorzaken gekend waarom een bepaalde behandeling minder goed of niet aanslaat. Zo kan de gestelde diagnose verkeerd zijn, waardoor het foute product gebruikt wordt (soms lijken de letsels van Psoroptes op deze van Chorioptes, doch de behandeling is anders). Ook wordt vaak ondergedoseerd (best vooraf het gewicht van de te behandelen dieren correct bepalen), met als gevolg minder genezing, maar ook kans op resistentie-ontwikkeling.

Verder is het van belang om de bijsluiters van de gebruikte medicatie goed te volgen, dieren volledig te besproeien/wassen wanneer gebruikt gemaakt wordt van amitraz en ze vooraf te scheren indien topicale producten worden gebruikt. Een andere veel gemaakte fout is dat enkel de visueel aangetaste (dus niet alle) dieren worden behandeld. Zoals gezegd kunnen ‘gezonde’ dieren de mijten met zich meedragen, en als ze niet behandeld worden, blijven deze een bron van besmetting voor de kudde. Reeds aangehaald hogerop, is het belang van twee of meerdere behandelingen met een interval van maximum 10 dagen, en ook hier wordt frequent tegen gezondigd.

Voorkomen beter dan genezen

Er zijn een aantal preventieve maatregelen die men kan nemen om schurft te vermijden of de veruiterlijking wat te verminderen. Enerzijds is een goede stalhygiëne (frequent bijstrooien) met een goede ventilatie heel belangrijk. Het is ook belangrijk om de dieren op te stallen in een niet-besmette stal. Dit kan men bekomen door de stal, na het uitweiden, zo snel mogelijk te ontsmetten en te laten leegstaan. Anderzijds mogen de boxen niet overbezet zijn en zijn ze liefst gescheiden door volle muren (al is dit vaak minder praktisch). Ook een goede voeding en goede overschakeling van voeder bij de start van de stalperiode zijn belangrijk. Als laatste is het van groot belang om een quarantainestal te voorzien voor aangekochte dieren en deze zeker te behandelen (tweemaal met 7 tot 10 dagen tussen).

Dierenarts Maya Meesters,

Faculteit Diergeneeskunde Ugent.

Meest recent

Meest recent