Veilig drinkwater dankzij (nog) minder pesticiden in landbouw
Vlaams landbouwminister Jo Brouns versoepelde eind 2024 de norm voor pesticideresidu in het drinkwater in de provincie West-Vlaanderen tijdelijk met een factor 10. Hij deed dat omdat de huidige norm niet meer kon worden gehaald. Binnen de 2 jaar moet de norm wél worden gehaald, door een reductie van pesticiden in de landbouw.

In de praktijk komt het er op neer dat landbouwers het gebruik van pesticiden moeten beperken of vermijden door een aangepaste teelttechniek. Dat kan door het toepassen van een ruimere vruchtafwisseling, kiezen voor rassen die minder gevoelig zijn voor of zelfs resistent zijn tegen bepaalde ziekten of plagen, of die de bodemvruchtbaarheid en -kwaliteit verbeteren.
Veilig water
In de landbouwcommissie van het Vlaams Parlement van 22 januari ging minister Brouns (cd&v) andermaal dieper in op de ondersteuning die hij landbouwers biedt om de pesticideresiduen in het drinkwater onder de norm te krijgen. Hij maakte alvast duidelijk dat het drinkwater in Vlaanderen veilig is voor consumptie. De Vlaamse Watermaatschappij controleert voortdurend de kwaliteit van het water. Jaarlijks worden meer dan 1000 controles uitgevoerd.
Vanuit zijn bevoegdheid Landbouw zegt minister Brouns zowel een ondersteunend als een handhavend beleid te voeren. Hij wil daarmee de mogelijke negatieve impact van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen maximaal reduceren. Algemeen is er de toepassing van integrated pest management (IPM) bij professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen. De nadruk ligt op de groei van gezonde gewassen, met minimale verstoring van het landbouwecosysteem en aanmoediging van natuurlijke plaagbestrijding.
Voor een beperking in het gebruik van pesticiden of een aangepaste teelttechniek kan de landbouwer zich laten bijstaan door de waarschuwingsdiensten of bedrijfsvoorlichters om na te gaan of een bestrijding wel nodig is.
Financiële ondersteuning
Waarschuwingsdiensten kunnen terugvallen op financiële ondersteuning die door de praktijkcentra in een groot aantal teelten worden opgezet en beschikbaar worden gesteld voor de landbouwers. Als een behandeling met gewasbeschermingsmiddelen nodig zou blijken, kiest de landbouwer zoveel mogelijk voor de minst gevaarlijke middelen. En als het economisch kan, kiest hij voor een niet-chemische bestrijding.
Driftreductie, een heel belangrijke maatregel om uitspoeling te vermijden, is voor minister Brouns een belangrijk aspect van die gewasbeschermingsmiddelen, om ze op de plaats te houden waar ze horen, namelijk op het veld en de teelt. Sinds kort is het verplicht om naar minimaal 75% driftreductie te gaan wat de spuittechniek betreft en die toe te passen als een gewas in de openlucht behandeld wordt. Vanaf 2026 wordt dat percentage zelfs verhoogd tot 90%. Voor de minister is driftreductie, naast erosiedammen en bufferstroken, een heel afdoende maatregel om uitspoeling maximaal te vermijden. Daarom zal hij ondersteuning bieden voor de aanleg van individuele en collectieve vul- en spoelplaatsen.
Verbeterde precisie
Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) bevat heel wat instrumenten die rechtstreeks of onrechtstreeks een reductie van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en/of het daaraan verbonden risico ambiëren. Ze zetten in op een sterke verbetering van de precisie waarmee die middelen worden toegepast. Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) biedt financiële ondersteuning door onder andere investeringen in driftreductiesystemen, de precisiespuitmachines, technieken zoals gps-technieken, gelokaliseerde toepassingen op basis van camera- en sensortechnieken of alternatieve bestrijdingsmachines en -technieken.
Via de operationele steunprogramma’s in de sectoren groenten en fruit krijgen landbouwers die gebruik maken van gewasbeschermingstechnieken meer armslag. Dat geldt ook voor middelen die als alternatieven voor de klassieke chemische gewasbeschermingsmiddelen beschouwd kunnen worden. Aan de meerkost verbonden aan het gebruik van bijvoorbeeld biopesticiden en natuurlijke vijanden als biocontrolemiddelen of insectennetten, wordt in belangrijke mate tegemoet gekomen.
Landbouwers moeten in het kader van de fytolicentie ook geregeld opleidingen volgen waarin preventie- en hygiënemaatregelen, alternatieven en goede agrarische praktijken bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen centraal staan. Via de kennisportefeuille kunnen landbouwers sinds vorig jaar individueel een bedrijfsspecifiek IPM-advies laten opmaken. Ook binnen de ecoregelingen en de agromilieuklimaatmaatregelen zijn er steunmaatregelen ter beschikking gesteld waarmee landbouwers een verdere gebruiksreductie van gewasbeschermingsmiddelen op hun bedrijf kunnen verwezenlijken.