Startpagina Actueel

Visietekst KU Leuven zegt afbouw veestapel is onvermijdelijk

Eind september stelden onderzoekers van de KU Leuven hun visie op duurzame landbouw voor. Zij besluiten dat onder andere de eiwittransitie de sleutel is om het klimaat, milieu, de biodiversiteit, onze gezondheid én de landbouw te redden.

Leestijd : 8 min

De Metaforum-visietekst is het resultaat van het werk van een groep experts in verschillende wetenschappelijke disciplines – zoals gewas- en dierproductie, bemesting en waterbeheer, maar ook intellectueel recht en bio-ethiek – die hun licht op duurzame landbouw hebben laten schijnen. “De nadruk ligt op de fundamenten van landbouw en op hoe die op een duurzame manier kunnen worden hervormd.”

Het resultaat van dit ‘werk van lange adem’ zijn een reeks beleidsadviezen voor beleidsmakers, landbouwers en wetenschappers, gebaseerd op wetenschappelijke info. Deze info willen de onderzoekers achter de visietekst ook beschikbaar maken voor iedereen die geïnteresseerd is in duurzame landbouw.

Wereldwijde uitdagingen

In deze aanbevelingen is er ook ruimte voor een mondiaal perspectief. “Dit maakt het mogelijk om de aanbevelingen zowel mondiaal als regionaal te plaatsen, weliswaar met specifieke aandacht voor Vlaanderen, dat een model vertegenwoordigd van (zeer) intensieve voedselproductie met een sterke afhankelijkheid van export en import van voedsel- en voederproducten”, aldus de visietekst.

De vraag naar voeding zal wereldwijd stijgen, zegt professor Plantenbiotechniek Barbara De Coninck. “Dat komt door een groeiende wereldbevolking, maar wereldwijd stijgt de vraag naar dierlijke producten ook.” Zonder tussenkomst zullen daardoor de druk op beschikbaar land voor bewoning en natuur en de uitstoot van broeikasgassen enkel maar toenemen, terwijl de biodiversiteit zal dalen.

Wat moet er gebeuren om zowel iedereen te kunnen voeden als de milieu-impact van landbouw te beperken? In de eerste plaats moet de productiekloof tussen landen gedicht worden. “Duurzaam intensifiëren in regio’s waar er vandaag een kloof gaapt tussen gerealiseerde en potentiële productiviteit”, aldus De Coninck. Zo kan de expansie van het landbouwareaal ten koste van natuur in die regio’s afgeremd worden. In Oost- en Centraal Europa kan volgens de visietekst bijvoorbeeld 35 miljoen ha vrijgemaakt worden voor herstel van natuurlijke ecosystemen, mocht de landbouw er intensiveren.

In regio’s die al zeer productief zijn, zoals België, moet er in de eerste plaats verduurzaamd worden. “Kennisintensieve en innovatieve landbouw in samenwerking met landbouwers moet duurzame oplossingen aanreiken.” Als voorbeeld haalde De Coninck natuurlijke gewasbescherming aan. “Maar zonder chemische middelen halen we daarmee nog niet dezelfde productie-efficiëntie als nu.” Nieuwe gewasvariëteiten met verhoogde weerbaarheid tegen ziekten en plagen, betere tolerantie voor abiotische stress, zoals droogte en hitte, hogere nutriëntenefficiëntie, hoger opbrengstpotentieel en verbeterde voedingswaarden kunnen een ant-woord bieden op de vele uitdagingen voor duurzame landbouw. “Nieuwe technieken voor precisie-veredeling zijn nog niet toegelaten in de EU, maar wetgevers openen er stilaan de deur op een kier voor.”

Eiwittransitie

De visietekst adviseert ook een vermindering van de dierlijke productie in het globale Noorden. Met andere woorden, een eiwittransitie van minder dierlijke naar meer plantaardige eiwitten. “De sleutel om het klimaat, milieu, de biodiversiteit, onze gezondheid én de landbouw te redden, is de eiwittransitie”, zei professor emeritus Plantenbiotechniek Wannes Keulemans. Met één voorwaarde: “Alleen een plan en beleid gebaseerd op onderbouwde data kan boeren een toekomst geven.”

In de eerste plaats is meer plantaardig eten beter voor onze gezondheid. “We eten te veel koolhydraten, vetten en zouten, en te weinig groenten, fruit, peulvruchten, volle granen en noten.” Het Belgische dieet bevat volgens een studie gewoonweg te veel dierlijke eiwitten: gemiddeld 57 g dierlijke en 40 g plantaardige eiwitten per dag. Ideaal blijft het beperkt tot 60 tot 70 g eiwitten, waarvan maar een derde dierlijk.

Dierlijke productie zorgt voor meer milieuvervuiling en heeft een grotere klimaatimpact. De productie van vlees en melk heeft ook meer landbouwgrond nodig dan de teelt van pakweg graan: 163,6 (rundvlees) en 27,1 (melk) m2 in vergelijking met 4,6 m2 bij granen voor 100 g eiwitten.

Wannes Keulemans: Alleen een plan voor de eiwittransitie gebaseerd op onderbouwde data kan boeren een toekomst geven.
Wannes Keulemans: "Alleen een plan voor de eiwittransitie gebaseerd op onderbouwde data kan boeren een toekomst geven." - Foto: ThD

Technologische lapmiddelen zullen niet voldoende zijn om deze problemen aan te pakken, zeggen de wetenschappers van de KU Leuven. “De afbouw van de veestapel is onvermijdelijk.” De onderzoekers werkten een theoretische reductie van de Vlaamse veestapel van 25% uit. In Vlaanderen alleen al zou daardoor 115.420 ha vrijkomen die een andere bestemming kan krijgen, zoals plantaardige productie voor menselijke consumptie of natuur. De ammoniakuitstoot zou dalen met bijna 7.000 ton en de totale broeikasgasuitstoot met zelfs 1,6 miljoen ton CO2e. “Klimaat- en milieudoelstellingen voor bijvoorbeeld stikstof worden met een afbouw van de veestapel al een stuk realistischer. Substantiële reducties door technologie en teelttechniek blijven mogelijk, maar de boer vraag fundamentele oplossingen en vooral zekerheid.”

De vraag is nu hoe we deze eiwittransitie het best aanpakken. Enerzijds kan de overheid een aanbodgedreven transitie opleggen, met rechtstreekse of onrechtstreekse milieubeperkingen. Anderzijds kan je proberen om de consumptie te sturen door middel van bijvoorbeeld voedingslabels en onderwijs. “Maar de markt sturen is niet zo gemakkelijk. Opgelegde maatregelen vindt niemand dan weer leuk. Een combinatie van de 2 zal nodig zijn, anders gaan we er niet geraken”, besloot Keulemans.

Natuur en landbouw

Het gaat barslecht met de biodiversiteit in onze landbouwgebieden, stelt professor Ecologie Olivier Honnay. Het aantal broedvogels in landbouwgebieden daalde bijvoorbeeld met 30% ten opzichte van 2007.

Dit is het gevolg van de intensivering van de landbouw na 1960. Het landschap vereenvoudigde en het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen nam toe. De wijziging in landbouwpraktijken zorgde voor een drastische vermindering van voedsel voor vogels, zoals zaden en ongewervelden, en voor schuil- en nestmogelijkheden.

Hoogwaardige biodiversiteit in landbouwlandschappen terug herstellen is echter niet zo simpel. “Het is onmogelijk om de exacte oorzaak van de afname van de biodiversiteit te isoleren.” In de eerste plaats zou er terug meer gewasdiversiteit en seminatuurlijke bedekking voor dieren nodig zijn, en moeten percelen kleiner. “Verder moeten de inputs van stikstof en fosfor drastisch gereduceerd worden.”

Dit zou echter grote gevolgen hebben voor de opbrengst en rentabiliteit van de landbouwproductie. “De opportuniteitskosten van de maatregelen zijn veel hoger dan de baten van de door biodiversiteit geleverde ecosysteemdiensten, zoals bestuiving en pestbestrijding”, zei Honnay. Pas bij een verre aftakeling van de biodiversiteit voelt de boer dat in zijn portemonnee. “Aangezien ecosysteemdiensten op basis van biodiversiteit publieke goederen zijn, vereist het herstel van deze diensten maatschappelijke steun die biodiversiteitsbeheer economisch lonend voor boeren maakt.”

De visietekst roept dan ook op om een verdienmodel voor natuurinclusieve landbouw te ontwikkelen. “Voorzie externe financiële stimulansen, zoals GLB-subsidies en prijspremiumproducten. Anders zijn de nodige maatregelen voor het herstel van biodiversiteit, die een landbouwer veel geld kosten, het niet waard voor boeren.”

Toch zal het moeilijk worden om overal biodiversiteit terug te brengen. “De uitspraak ‘landbouw en natuur kunnen samengaan’ is gewoonweg niet zo realistisch. Mensen onderschatten de mate waarin onze landbouwpraktijken en -landschappen dienen te veranderen om weer hoogwaardige biodiversiteit duurzaam te ondersteunen”, zei Honnay.

De visietekst van de KU Leuven stelt dan ook voor om de agromilieumaatregelen en financiële stimulansen te concentreren in bepaalde zones voor biodiverse en natuurinclusieve landbouw, waar boeren zich kunnen richten op biodiversiteitsbehoud. Andere zones zijn voorbehouden voor natuur en hoogproductieve, maar duurzame landbouw.

“Daar is nog steeds ruimte voor eenvoudige en weinig ingrijpende milieumaatregelen, waarbij gezocht wordt naar win-winmaatregelen voor zowel landbouw als biodiversiteit, zonder dat er veel verwacht wordt van de biodiversiteit in die zone.” Bij een vraag uit het publiek was professor Honnay wel duidelijk wat de algemene richting voor de Vlaamse landbouw zou moeten zijn. “Landbouw in Vlaanderen moet vooral duurzamer zijn, wat voor een stuk ten koste van de productiviteit zal gaan.”

Heldere visie

De KU Leuven-onderzoekers stelden hun visietekst voor op maandag 30 september voor een groot publiek. Een breed panel aan experts liet daarbij hun licht schijnen op de beleidsadviezen.

Zo is Bram Van Hecke, ex-voorzitter Groene Kring en kandidaat voor cd&v bij de recente Europese verkiezingen, tevreden dat het Metaforum-rapport duidelijke keuzes durft maken. “De visietekst bevat een heldere visie over de toekomst van de landbouw. Wel blijf ik nog op mijn honger zitten hoe we daar concreet gaan geraken.”

Die opmerking maakte Laurens De Meyer, beleidsadviseur voor VOLT Europe, ook voor de beoogde eiwittransitie. “We zullen minder (dierlijke) eiwitten moeten gaan eten, maar hoe we die transitie inzetten is nog controversieel.” De eiwittransitie maakte duidelijk wat gevoelens los en was voer voor stevige discussie tijdens het panelgesprek.

Afbouw veestapel

Een onderdeel van de eiwittransitie is de afbouw van de Vlaamse veestapel, waar Groene Kring voorzitter Maarten Moermans maar een koele minnaar van is. “De Vlaamse veeteelt is de meest efficiënte ter wereld. Als we hier stoppen met dierlijke productie, gaan ze op andere plaatsen gewoon voort, terwijl de wereldwijde veeteelt juist efficiënter moet worden. ”

Discussies over de afbouw van de veestapel dreigen te verzanden in een dogmatisch moeras, zei Van Hecke. “Hoeveel varkens er zijn, maakt niet uit, wel hoeveel emissies ze uitstoten en hoeveel land ze gebruiken.” Dat er minder vlees gegeten moet worden, staat voor hem ook vast. “Maar een soort van vleesbudget of kostelijke campagnes zonder impact zijn niet de oplossing. Hoe je dan concreet voor een daling van de vleesconsumptie zorgt, blijft een open vraag.”

Hendrik Vandamme, voorzitter van het Algemeen Boerensyndicaat (ABS), stelt vast dat een daling van de vleesconsumptie én van de veestapels al van nature plaatsvindt. Het aantal runderen daalde van 1,35 miljoen stuks in 2005 naar 1,23 miljoen vorig jaar. De varkensstapel daalde in die periode van bijna 6 miljoen varkens naar ongeveer 5 miljoen. “Geef de boeren dus tijd om zich aan te passen. Dwangmaatregelen zoals de afschaffing van de NER’s dit jaar zijn niet nodig.” Het aantal pluimvee steeg wel met 54% sinds 2005.

Patricia De Clercq van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij focuste in haar tussenkomst op de consumentenkant van het verhaal. “Een vraaggestuurde transitie is zeker geen evident verhaal, maar we zijn een beetje verwend als consument in onze welvarende regio. Het zal dus nodig zijn om ons aan te passen, maar zonder belerend vingertje van de overheid, bijvoorbeeld door horeca meer aan te moedigen om lokale plantaardige producten op de kaart te zetten.”

Krijn Poppe: Maatregelen om het dieet te veranderen vragen tijd. Ons dieet nu is ook totaal anders dan in de jaren 70.
Krijn Poppe: "Maatregelen om het dieet te veranderen vragen tijd. Ons dieet nu is ook totaal anders dan in de jaren 70." - Foto: ThD

De Meyer stelde nog voor om de miljarden van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) die naar veeteelt gaan, te herinvesteren in de duurzame transitie. “Met die middelen maak je het werk van plantaardige producenten gemakkelijker. Tegelijkertijd kan je de consument sturen door vlees duurder te maken. De meerkost investeer je terug in de veehouders.”

Van Hecke blijft kritisch en vraagt zich af of sleutelen aan de prijs van vleeswaren niet tot een mattheuseffect zal leiden. “Deze maatregelen zorgen niet voor een duurzame eiwittransitie, en hebben neveneffecten op het inkomen van landbouwers.”

Vanuit Nederland zakte Krijn Poppe, lid van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, af naar het debat. “Consumptie en productie zijn niet intrinsiek verbonden met elkaar in een regio zoals Vlaanderen, waar veel voedingsproducten geïmporteerd en geëxporteerd worden.” De veestapel afbouwen in Vlaanderen heeft dus weinig zin, als vleeswaren toch van ergens anders geïmporteerd worden. Omgekeerd kan de vraag naar dierlijke producten in Vlaanderen wel dalen, maar kan er toch nog veel dierlijke productie plaatsvinden bedoeld voor export. Doelstellingen om zowel de vraag als het aanbod te sturen zijn dan ook nodig, maar moeten omgezet worden naar concreet beleid en moeten vooral tijd krijgen, stelt Poppe. “Ons dieet nu is ook totaal anders dan in de jaren 70.”

Ook producenten vragen meer tijd. “Revoluties zijn gewoonweg niet mogelijk in de landbouw. Beleidsmakers moeten een bepaalde richting zetten, maar die uitvoeren zal jaren tijd nodig hebben”, aldus Van Hecke. Vandamme pikte daarop in en stelde dat landbouwers nog altijd de gevolgen dragen van eerder (Europees) beleid. “Beleid dat om de zoveel tijd flipflopt, is onwerkbaar voor landbouwers.”

De volledige visietekst kan je lezen op de website van Metaforum KU Leuven.

Thor Deyaert

Lees ook in Actueel

Meer artikelen bekijken