Gemeenten bepalen mee waar en hoe je boert
Van vergunningenbeleid, het opmaken van een ruimtelijk structuur- of beleidsplan tot schade van landbouwrampen vaststellen: gemeentebesturen hebben nog een grote vinger in de pap van landbouwers te brokken.

“Landbouwers komen op verschillende manieren in aanraking met het gemeentebestuur”, zegt doctoraal onderzoeker bestuurskunde Benjamin Descamps (Universiteit Gent).
Vergunningenbeleid
“Het meest voor de hand liggend is het vergunningenbeleid. Landbouwbedrijven dienen een omgevingsvergunningsaanvraag in te dienen bij verschillende activiteiten, zoals voor mestopslag, stallen voor landbouwvoertuigen, uitbreiding van de exploitatie…”, zegt Descamps.
Afhankelijk van de specifieke milieuklasse dienen landbouwers vergunningsaanvragen in bij de gemeente, provincie of Vlaamse overheid. “Het lokaal bestuur treedt daarbij in de meeste gevallen op als vergunningverlenende overheid.” Grotere landbouwbedrijven zijn echter klasse 1, waarvoor de provincie bevoegd is, merkt Nathalie Debast van de Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten (VVSG) op.
“Ook op stedenbouwkundig gebied hebben de gemeenten belangrijke bevoegdheden. In eerste administratieve aanleg verlenen zij immers omgevingsvergunningen voor stedenbouwkundige handelingen, bouwvergunningen in de volksmond. Vaak is het de gemeentelijke overheid die vergunningsaanvragen zal beoordelen, bijvoorbeeld voor functiewijzigingen van landbouwgebouwen naar residentiële woningen of voor de omvorming van een hoeve naar vakantiewoning”, zegt Descamps. “Is de gemeente geen vergunningverlenende overheid, dan moet ze advies geven”, aldus Debast.
Ruimtelijk beleid
“De gemeenten voeren ook een ruimtelijk en planologisch beleid waarin de toekomstvisie vervat ligt. Het is voor een landbouwer belangrijk om de vinger aan de pols te houden en om te weten welke ruimtelijke visie de gemeente precies heeft”, legt Descamps uit.
Op basis van die ruimtelijke visie, die vervat ligt in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan of het ruimtelijk beleidsplan, zal de gemeente namelijk planinitiatieven nemen. “Dit wil zeggen dat men bijvoorbeeld een ruimtelijk uitvoeringsplan zal opmaken om de planologische bestemming van het gebied te wijzigen van agrarisch gebied naar woongebied of recreatiegebied. Uiteraard hebben dergelijke beslissingen belangrijke financiële implicaties voor de betrokkenen.”
Zelf hebben de lokale besturen, waaronder OCMW’s en kerkfabrieken, heel wat landbouwgrond in publiek bezit. Een studie van ILVO toonde aan dat bij een vijfde van de beroepslandbouwers in Vlaanderen en Brussel minstens 10% en gemiddeld een kwart van het areaal uit publieke gronden bestaat. “Veel OCMW’s hebben landbouwgronden als belegging, ook buiten hun grondgebied”, aldus Debast.
“Opvallend is dat de publieke gronden in Vlaanderen en Brussel ingezet worden voor zowat alle beleidsdoelen, zoals natuur, water, industrie of wonen, maar zelden voor landbouw”, merkte de ILVO onderzoeker die het project trok, op. Op 31% van de publieke grond vinden landbouwactiviteiten plaats. Deze beschikbare landbouwgrond zou al ver reiken om de grondnood van jonge boeren te verlichten, klinkt het langs verschillende kanten. Een debat over landbouwgrondbeleid dringt zich op bij lokale besturen.
Schade schatten
Minder bekend is de bevoegdheid van gemeenten bij schade die ontstaat ingevolge landbouwrampen, zegt Descamps. “Een landbouwramp ontstaat bij aanzienlijke schade aan landbouwgronden en -teelten of aan oogsten als gevolg van een natuurverschijnsel, zoals overmatige regen of droogte of een schadelijk organisme.”
In eerste instantie moet de landbouwer zelf bewijsmateriaal verzamelen voor de vaststelling van de schade. In tweede instantie moet de landbouwer bij de gemeente een onderzoek aanvragen door de schattingscommissie, die bestaat uit de burgemeester of zijn gemachtigde (de schepen voor Landbouw), een ambtenaar van de Vlaamse overheid, een ambtenaar van de FOD Financiën en een expert-landbouwer die door de burgemeester is aangewezen. “Ook die werkzaamheden zijn voor landbouwers uiteraard enorm belangrijk.”
Landbouwbeleidsplan
Veel gemeenten maken een voedselstrategie op, waarbij ze lokaal inzetten op de korte keten, op een duurzaam verpakkingsbeleid, op het voorkomen van voedselverspilling…
In de stad Aalst gingen ze nog een stap verder. Daar lanceerde het stadsbestuur in februari 2023 een landbouwbeleidsplan, met 38 actiepunten opgesteld door en voor landbouwers. “We merkten dat heel veel terugkomende vragen van onze landbouwers gingen over stijgende grondprijzen, bereikbaarheid van percelen, zonevreemd gebruik van landbouwgrond…”, zei stadsexpert Landbouw van Aalst Jan Blindeman in een online interview op de website van de stad Aalst. “Met het landbouwbeleidsplan wilden we de huidige situatie tot op het bot uitpluizen en oplossingen kunnen bieden voor onze landbouwers.” Blindeman was de drijvende kracht achter het beleidsplan.
“De problemen van boeren gaan, naast het ruimtegebruik, ook dikwijls over uitdagingen rond klimaatverandering zoals droogte, biodiversiteit en wateroverlast.” Een aantal voorbeelden van de actiepunten: het verhogen van de biodiversiteit in samenwerking met de landbouw(st)er, een actief beleid rond publieke landbouwgronden voeren en inzetten op een consequent handhavings- en monitoringsbeleid rond zonevreemd ruimtegebruik. De website van het Aalsters landbouwbeleidsplan haalt als voorbeeld het gebruik van landbouwgrond voor paarden aan.
“Met ons beleidsplan geven we de aanbeveling naar de hogere overheden om mee de pachtwetgeving te herzien, om zonevreemd gebruik hoger op de beleidsagenda te plaatsen en om te werken aan een integraal ruimtebeleid met een participatieve aanpak, samen met de landbouwers”, besloot Blindeman. Gemeenten met een landbouwvisie wegen ook op hogere niveaus door.