Stilaan tijd om aan loofdoding te denken
Veerle De Blauwer, onderzoekster aardappelen bij Inagro en coördinator van het Landbouwcentrum Aardappelen (LCA), kijkt vooruit naar de loofdoding in aardappelen die eraan komt. Dat gebeurt doorgaans op een chemische wijze, maar mechanische technieken kunnen ook.

Aardappelen die bestemd zijn om te bewaren, worden bij voorkeur geloofdood. Door te loofdoden stoppen de knollen met groeien en vormen ze een dikkere schil. Zo worden ze velvast en komen ze meer en meer los van de stengel. Dit zorgt voor een vlottere oogst en voor minder kans op stootblauw en rooibeschadiging.
Chemische loofdoding
Er zijn nog maar beperkt actieve stoffen op de markt waarmee onze aardappelen kunnen doodgespoten worden. Carfentrazon-ethyl (Spotlight Plus, Shark ...) en pyraflufen-ethyl (Gozai, Kabuki ...) zijn de meest gebruikte middelen. Dit zijn allebei contactmiddelen, waardoor spuittechniek heel belangrijk is: enkel wat je raakt, zal effectief afgedood worden. Daarnaast is ook een voldoende lange periode licht na de bespuiting noodzakelijk, omdat deze middelen inwerken op de fotosynthese. Een behandeling vindt dan ook bij voorkeur plaats voor 14 uur.
Afhankelijk van de groenheid van het loof (bladeren en stengels) op het moment van de eerste behandeling zullen nog vervolgbespuitingen noodzakelijk zijn. Hou er ook rekening mee dat vooral het afsterven en opdrogen van de stengels een traag proces is. Vaak moet er gerekend worden met 2 à 3 weken tussen de eerste toepassing en het rooien.
Ook middelen op basis van pelargonzuur (Beloukha) zijn erkend als loofdoding, maar worden in de praktijk nauwelijks hiervoor ingezet.
In de pootgoedteelt en ook in aardappelen voor de versmarkt is de juiste maatsortering van de knollen heel belangrijk: die mogen niet te grof uitgroeien. De groei van de knollen moet dus op het juiste moment stilgelegd worden. Carfentrazon-ethyl en pyraflufen-ethyl werken traag. Na een behandeling groeien de knollen dus nog eventjes verder (naijleffect). Hoe lang de knoldikking verder duurt, is moeilijk in te schatten en hangt van verschillende factoren af, zoals de gewasstand en de weersomstandigheden.
Mechanische loofdoding
Met chemische loofdoding gaat het loof relatief traag achteruit. Wil je een snellere manier van loofdoding, dan zijn er mechanische manieren mogelijk. Hierbij denken we in de eerste plaats aan loofklappen, maar ook loofbranden, looftrekken en elektrische loofdoden behoren tot de mogelijkheden.
Om de knolgroei zo snel mogelijk stil te leggen en dus is minder rekening te moeten houden met het naijleffect, wordt daarom in de pootgoedteelt opnieuw meer en meer gekeken naar mechanische manieren van loofvernietiging. Er zijn echter verschillende redenen waarom een niet-chemische manier niet zo snel algemene ingang vindt in de praktijk. Zo is de werkbreedte nog vaak beperkt tot 4 rijen per gang, maar er is een evolutie merkbaar naar 6 of 8 rijen. Er worden door de mechanische ingrepen meer sporen getrokken tussen de ruggen en dus is er mogelijk meer structuurbederf. Het is ook arbeidsintensief en niet mogelijk onder natte omstandigheden. Een correcte afstelling van de machines is heel belangrijk.
Na het loofklappen is er vaak nog een chemische bespuiting nodig om de hergroei aan te pakken van de overblijvend stengelstompen. Die bespuiting kan gebeuren met de veldspuit in een aparte werkgang of via de combinatie van een loofklapper in de fronthef en een spuittoestel in de achterhef.
Om volledig mechanisch te werken kan er ook gekozen worden om eerst te klappen en om meteen erna de stengels los te trekken. Door de aandrukrollen achteraan wordt de losse grond (en eventueel omhooggekomen knollen) weer mooi aangedrukt.
Het principe van loofbranden is al langer bekend. Door de hete temperaturen stijgt het water in de cellen van de plant, waardoor deze cellen openbarsten. Het loof wordt hierdoor heel snel vernietigd. Een loofbrander wordt ook ingezet voor mechanische onkruidbestrijding.
De meest recente techniek is die van elektrische loofdoding. Door de planten eerst te behandelen met een zoutoplossing (geleidingsvloeistof) die dienst doet als elektrische geleider wordt de waslaag opgelost. Vervolgens kan de elektrische stroom de celwanden van de plant vernietigingen. De groei stopt onmiddellijk.
Onderwatergewicht voldoende hoog?
Het onderwatergewicht van een partij aardappelen is een van de belangrijkste kwaliteitsparameters. Eens het loof volledig van nature is afgerijpt of een loofdoding werd uitgevoerd, kan het onderwatergewicht van de knollen niet meer stijgen. In tegendeel: vaak wordt zelfs een kleine daling waargenomen.
Overweeg de correcte timing van de loofdoding dus zeer goed. Enerzijds mag de oogst niet te lang uitgesteld worden in het najaar, maar anderzijds moet het onderwatergewicht ook voldoende hoog liggen.
Bij de proefrooiingen op praktijkpercelen met het late frietras Fontane zien we dat de percelen geplant in juni vaak nog niet de norm van 360 g/5 kg halen. Op Inagro worden ook andere rassen binnengebracht om te laten controleren op het onderwatergewicht. Vooral bij exportrassen zien we soms heel lage onderwatergewichten. Hou dit zeker in de gaten en maak tijdig afspraken met je afnemer.