Land- en tuinbouw krijgt flexi-jobs
Het systeem van de flexi-jobs breidt uit naar de land- en tuinbouw. Dat is de federale regering op 9 oktober overeengekomen tijdens de onderhandelingen over de begroting.

De uitbreiding van de flexi-jobs, waar de liberalen hard op aandrongen, was de laatste zware dobber vooraleer de Vivaldi-regering het eens kon raken over de begroting.
Het systeem zag in 2017 het levenslicht en bestaat vandaag in 10 sectoren, onder meer in de horeca en bij bakkers, slagers, kappers en in supermarkten. Er zijn intussen meer dan 125.000 mensen aan de slag in een flexi-job. Het gaat om gepensioneerden of wie minstens 4/5 werkt.
Land- en tuinbouw
Er komt een uitbreiding van de flexi-job-regeling naar 12 nieuwe sectoren. Daarbij horen de kinderopvang en het onderwijs, waar de Vlaamse regering op had aangedrongen, maar ook de voeding, het onderwijs, de voeding en de land- en tuinbouw.
In de landbouw was er vraag naar de mogelijkheid om flexi-jobbers in te zetten voor bijvoorbeeld hoeveterassen, pieken in de vraag of bij de verwerking in de korte keten en voor bepaalde oogsten. Fevia, de sectorfederatie van de voedingsverwerkers, was al langer vragende partij voor het systeem van flexi-jobs.
“Indien een deelstaat daarom vraagt, zal Vivaldi die uitbreiding principieel toelaten”, zei vicepremier Vincent Van Quickenborne (Open VLD). Volgens hem gaan flexi-jobs niet ten koste van gewone jobs. Hij verwijst daarbij naar de horeca, waar beide activiteiten zijn toegenomen.
Volgens barema
Voor werknemers die als flexi-jobbers werken, worden de barema's van de sector toegepast, behalve voor de horeca. Er komt een plafond van 12.000 euro per jaar dat iemand via een flexi-job mag verdienen. Tot slot gaat de patronale bijdrage van 25 naar 28%.