Onkruidbestrijding maïs: adviezen 2023
Onkruidbestrijding is een belangrijk aandachtspunt in de teelttechniek van maïs en staat voor tal van uitdagingen. Vanuit de werkgroep onkruidbeheersing LCV komt er interessant advies.

Basisaanpak geïntegreerde onkruidbeheersing
De basisregels voor een geïntegreerde onkruidbestrijding toepassen in maïs worden uitvoerig besproken in de publicatie Geïntegreerde onkruidbestrijding in maïs wordt een noodzaak (2014), en zijn nog steeds relevant. Onkruidbeheersing op basis van doelgerichte handelingen (IPM of Integrated Pest Management) blijft evenwel een must. Elke landbouwer die percelen aangeeft in de verzamelaanvraag en die professionele gewasbeschermingsmiddelen gebruikt op die percelen – zij het zelf via een loonwerker of via een andere landbouwer – moet verplicht aangemeld zijn voor IPM-controle bij een Onafhankelijke Controle Instantie (=OCI , zie website Vegaplan). IPM zit vervat in Vegaplan. Landbouwers die bijvoorbeeld suikerbieten of aardappelen hebben, zijn normaal al Vegaplan-gecertificeerd en dus ook in orde voor IPM. IPM zit echter niet in bijvoorbeeld Codiplan of IKM, deze landbouwers moeten zich dus aanmelden bij een OCI.
Aandachtpunten voor het goed gebruik van herbiciden
• Voldoende fijne en aangedrukte bodem voor een goede werking van de bodemherbiciden;
• Behandel onkruiden steeds in een jong stadium en combineer werkzame stoffen met een verschillend werkingsspectrum in functie van de aanwezige onkruidflora om zo de ganse flora aan te pakken.
Een behandeling in het 3-4 bladstadium is het meest optimale gewasstadium (tenzij in het geval van glad vingergras): de onkruiden zijn nog klein en gevoelig, er is geen paraplu-effect en de herbiciden vertonen de grootste selectiviteit ten aanzien van het gewas. Een vroege toepassing is ook algemeen kostenbesparend, omdat de doseringen algemeen lager kunnen gehouden worden.
• Bij een toepassing in het 4-5 bladstadium moet er meer aandacht zijn voor middelen met bladwerking, terwijl bij een vroegere toepassing moet gezorgd worden voor voldoende nawerking door bodemherbiciden. Later behandelen wordt afgeraden omwille van selectiviteitsproblemen van de maïs en van grotere, minder gevoelige onkruiden en ook omwille van het voorkomen van het paraplu-effect. Daardoor worden onkruiden groeiend onder grotere onkruiden niet geraakt;
• Stem de keuze van werkzame stoffen optimaal af op de onkruidflora. Een regelmatige controle van het veld is geen overbodige luxe. De Onkruidwijzer maïs is een hulpmiddel.
• Voorzie steeds voldoende nawerking (via bodemherbiciden) om nakiemers te vermijden;
• Neem voorzorgen om contaminatie van oppervlaktewater en milieu te vermijden door driftreducerende doppen te hanteren, door correcte dosissen te gebruiken én door de wettelijke bufferzones te respecteren (zie verder)
• Voer onkruidbeheersing uit in goede omstandigheden: bij groeizaam weer (voldoende relatieve vochtigheid (>60%) ; dus niet te schraal en droge weersomstandigheden), opdat de producten beter opgenomen zouden worden; vroeg in de ochtend of ’s avonds zijn de omstandigheden vaak beter. Tracht hier wel een vochtig gewas te vermijden, want anders stijgt de kans op fytotoxiciteit voor de maïs.
Vooropkomst
Naopkomst