Maar om van die mooie druivelaar ook lekkere druiven te oogsten is niet altijd zo eenvoudig. Daarom een antwoord op een aantal veel gestelde vragen over de teelt van lekkere en gezonde druiven.
Waar druivelaar planten?
Druiven zijn bij uitstek warmteminnende planten. Een muur op het zuiden of het zuidoosten is ideaal omdat een muur overdag warmte opneemt die ze s' nachts weer afgeeft. Verder is het belangrijk dat de druivelaar voldoende “luchtig” staat, zodat de bladeren vlug opdrogen om schimmelziektes te vermijden. Wie niet over de ideale plek beschikt, zal zich moeten beperken tot druivenrassen die geschikt zijn voor koelere klimaten (zie verder) en/of die voldoende resistent zijn tegen schimmelziektes.
Welke bodems zijn geschikt?
Druiven hebben een hekel aan een hoge grondwaterstand tijdens de winterperiode en geven de voorkeur aan een licht alkalische grond (kalkrijk). Wat de grondsoort betreft, zijn ze minder kieskeurig. Ze groeien op iedere grondsoort, op zandgrond zal de geoogste kwaliteit iets minder zijn, met een voorkeur voor zwaardere gronden. Druivelaars houden van een vruchtbare, diep bewerkte grond, die niet te rijk mag zijn aan voedingsstoffen omdat men anders wel veel groei krijgt, maar weinig vruchten.
Wanneer en hoe bemesten?
Hier dient men een onderscheid te maken tussen tafeldruiven, die omwille van hun hoge productie en hun specifieke snoeiwijze ieder jaar bemest dienen te worden, en wijndruiven die slechts spaarzaam, op basis van bodemanalyses, en met weinig N mogen bemest worden. Wijngaarden worden aangeplant op schrale, rustige gronden, zodat de wijnstok diep in de grond op zoek moet naar de nodige voedingsstoffen. Dat is meteen ook de reden waarom 'de terroir' of het perceel zo bepalend is voor de smaak van de wijn. Tafeldruiven mogen bij aanplant al wat voedingsstoffen meekrijgen in de vorm van goed verteerde compost die onder de plantgrond gemengd wordt. In het voorjaar kan de druivelaar van dan af jaarlijks bemest worden met een meststof met een hoog K- gehalte en een laag N- gehalte. Een goede verhouding is NPK – 9-10-23. Na eind juni mag niet meer bemest worden om de druiven rustig de tijd te geven af te rijpen.
Wanneer en hoe snoeien?
Aangezien de meeste druivenrassen forse groeiers zijn, is een jaarlijkse snoeibeurt nodig om een goede opbrengst te verzekeren. Druiven groeien op eenjarige, jonge scheuten. Afhankelijk van de gewenste vorm van de stuik (langs een draadgeraamte, op een pergola...) kweekt men een aantal gesteltakken waaraan later talrijke zijloten (vruchthout) ontstaan. In de daaropvolgende jaren moet men iedere winter (december – februari) de zijtakken die op deze gesteltakken groeien en het vorige jaar vruchten droegen, terugsnoeien tot op 3 à 4 knoppen. Uit deze knoppen ontstaan dan de nieuwe ranken waaraan de druiventrossen groeien.
Wat is zomersnoei?
Voor een goede oogst (mooi gevormde trossen met grote bessen) is ook de zomersnoei zeer belangrijk. Van zodra de jonge scheuten ongeveer 10 cm lang zijn, kunnen we zien aan welke scheuten er een tros komt, de sterkste scheut met een tros wordt behouden, de andere 2 of 3 scheuten worden uitgebroken of weggesnoeid. Soms worden er 2 of meerdere trossen per scheut gevormd, daarvan wordt slechts 1 tros behouden, de andere worden best zo vlug mogelijk weggesnoeid. Hou per volwassen plant niet meer dan 30 trossen aan om de struik niet uit te putten. Okselscheuten, vergelijkbaar met dieven bij tomaten, worden regelmatig verwijderd van zodra ze 10 cm lang zijn. Eind juni, begin juli worden de vruchtdragende scheuten ingekort tot 3 à 5 bladeren boven de jonge vruchttros, waardoor de voedingsstoffen ter beschikking komen van de druiventros.
Hoe druiven gezond houden?
Veel ziektebeelden bij druivelaars worden veroorzaakt door een slechte gekozen plantplaats, een slecht onderhouden bodem of verkeerde bemesting. Zo zijn bladverkleuringen vaak het gevolg van een gebrek aan bepaalde mineralen en kunnen ze meestal opgelost worden door een aangepaste bemesting. Schimmelziekten bij druivelaars ontstaan meestal doordat de bladeren en de vruchttrossen te lang nat blijven, een luchtige en zonnige standplaats helpt om schimmels te voorkomen. Bij gevoelige rassen kan het in vochtige periodes nodig zijn om preventief te spuiten met een schimmeldodend middel. De meest voorkomende schimmels bij druiven zijn echte Meeldauw, die te herkennen is aan een wit schimmelpluis bovenaan en soms ook onderaan het blad en verkurkte druiven, valse Meeldauw, te herkennen aan het grijze schimmelpluis onderaan het blad dat later bruinrood verkleurt, verschrompelt en af valt en Botrytis of Grijsrot, dat te herkennen is aan een deken witgrijs schimmelpluis over de dode en afstervende plantendelen. Ook dierlijke parasieten kunnen de druivelaar belagen en bij ernstige aantasting is het soms nodig om gericht te sproeien met een geschikt insecticide. Zo kunnen druiven aangetast worden door dopluizen (bruine dopjes op stam en takken), rode spin (vele, kleine, zilverachtige stipjes op het blad), trips (verkurkte vlekjes op blad, vruchtsteel en druif) en wolluizen (witte, zacht donzige, met was bedekte eizakken (3 tot 4 mm lang) onderaan de bladeren).
Goede druivenrassen voor ons klimaat?
Naast de alom gekende en nog steeds gewaardeerde Glorie van Boskoop (blauw) en Vroege van der Laan (wit) zijn er nog een aantal druivenrassen die het goed doen in ons klimaat.
-Dornfelder: een blauwe druif afkomstig uit Duitsland met een hoge productie (goede zomersnoei noodzakelijk) en een matige resistentie tegen schimmels (voldoende luchtig snoeien).
-Muscat Bleu: een Frans ras met grote, blauwe druiven en een middelmatige opbrengst. Een goede, gezonde groeier die resistent is tegen meeldauwschimmels.
-Nero: een Hongaars ras met grote, blauwe, zoete druiven met een matige opbrengst, met een vrij goede tolerantie tegen schimmels.
-Rondo: een Duits ras met een goede opbrengst aan blauwe, zoete druiven en een goede tot zeer goede ziekte weerstand.
-Salomé: een Zwitsers ras met een goede groei en een hoge opbrengst aan grote blauwe druiven en een goede schimmeltolerantie.
-Bianca: een wit, Hongaars druivenras met een productie van redelijk grote druiven en een goede tolerantie tegen witziekte.
-Birstaler Muskat: een hoogproductief, wit druivenras met een grote tolerantie tegen schimmelziektes.
Himrod: een Amerikaans ras met witte, zoete, pitloze druiven met een goede tolerantie tegen schimmels.
-Phoenix: een muskaattype met hoge opbrengst aan middelgrote, zoetzure, witte druiven. Goede tolerantie tegen witziekte, gevoelig voor Botrytis.
GB