Concreet, en gezien die datum van Pasen nogal kan variëren, komen paaslammeren in de handel vanaf 10 maart en de hogere prijzen blijven aanhouden tot ongeveer begin juni (Pinksteren). Een paaslam weegt tussen 28 en 36 kg levend op het moment van slachten. Hier gaat het dus om lichte karkassen. De prijs, die door de handel betaald wordt voor paaslammeren, is dan ook een stukje hoger dan de prijs voor de klassieke weidelammeren. De laatste jaren ligt de prijs die de handel betaalt tussen 3,0 en 3,2 euro per kg levend. Deze prijzen evolueren (dalen) echter geleidelijk doorheen de periode Pasen-Pinksteren vanaf het paasniveau naar de prijs voor weidelammeren (zie verder). Verder komen we ook terug op de corona-impact op de prijsvorming vandaag.
Paaslammeren hebben het voordeel dat ze op een leeftijd van 3 à 4 maanden het bedrijf verlaten en dat ze tot op dit moment nog niet veel voeder (ruwvoeder en krachtvoeder) hebben opgenomen. Tegelijk is de groei in die eerste levensfase meestal zeer goed. De kosten- en opbrengstenstructuur bij de productie van paaslammeren is dus nogal verschillend van deze bij productie van weidelammeren, die langer op het bedrijf zijn, minder per kg betaald worden en meestal ook minder intensief gekweekt worden.
Een bedrijf dat paaslammeren wil produceren moet er vroeg bij zijn. Deze lammeren worden geboren in december of januari, dus dit betekent dat de ooien gedekt worden ergens tussen half juli en half augustus. De bronstperiode van onze ooien is erg ras-afhankelijk en is voor onze rassen gekoppeld aan het verkorten van de daglengte na 21 juni. Sommige rassen reageren hier snel op, maar andere veel trager. Klassiek zijn bij ons de rassen Suffolk en Hampshire geschikt om van nature paaslammeren te produceren. Ook bij andere rassen zijn er sommige ooien die vroeg in bronst komen en waarvan de lammeren als paaslam kunnen afgezet worden.
Hhet nadeel is echter dat bij erg vroege bronsten de vruchtbaarheid van de ooien meestal nog niet optimaal is en dat men dus minder lammeren per ooi heeft. Men kan natuurlijk ook andere rassen op kunstmatige manier vroeger in bronst brengen om paaslammeren te krijgen. Dit kan via bronstinductie met gebruik van vaginale sponsen en toedienen van PMSG (follikel stimulerend hormoon). Op deze techniek zullen we later nog wel terugkomen.
Weidelammeren
De meeste bedrijven produceren weidelammeren. Dit zijn lammeren die tussen februari en mei geboren worden en in het najaar afgezet worden bij een gewicht tussen 40 en 50 kg. De handel wenst voor de ooilammeren bij voorkeur lichtere gewichten (40-44 kg levend). De ramlammeren mogen iets zwaarder worden: 44- 48 kg. De handelsprijs voor weidelammeren ligt klassiek op het niveau van 2,0 -2,4 euro per kg levend. Deze weidelammeren worden verkocht vanaf eind juni tot december-januari.
Impact van de Coronacrisis
Ook de schapenhouderij wordt niet gespaard als gevolg van de Corona-uitbraak. De jongste weken zijn de prijzen ineengestort. De prijs van de paaslammeren viel terug van 3,10 euro per kg in de tweede week van maart naar 2,75 à 2,80 euro per kg. De prijs van de weidelammeren daalde met 30 cent per kg op één week tijd. Onze prijzen worden in belangrijke mate bepaald/beïnvloed door de prijsevoluties in Nederland en Groot-Brittannië. Zowel Nederland als Groot-Brittannië worden door de Coronacrisis erg getroffen. De lock-down (blijf in uw kot), de sluiting van bedrijven, maar vooral het sluiten van restaurants is voor de vraag naar lamsvlees erg nadelig.
Dit betekent dat de klassieke manier van werken verstoord is, dat de handel tegen belemmeringen aankijkt, maar vooral dat de vraag naar lamsvlees sterk daalt. En veel lamsvlees, zeker wat paaslammeren betreft, wordt via de horeca in onze restaurants aan de man/de consument gebracht.
Voeding van ooien en lammeren
Wat de lammeren betreft, zijn er 2 opties. Ofwel laat men ze bij de moeder in de wei en voedert men ze niet bij. Dan zullen ze in functie van de beschikbare melk (eenling, tweeling, drieling) en in functie van de kwaliteit van het gras extensief doorgroeien, met uitzondering van de eenlinglammeren, die het meest vlot doorgroeien. Ofwel kan men de lammeren, om ze op een goede groeisnelheid te houden buiten bereik van de moeders, de mogelijkheid geven om wat krachtvoeder op te nemen. Bij grote worpen is het zeker aangewezen om de lammeren tijdig de kans te geven om wat krachtvoeder op te nemen.
Hoe kan men de lammeren krachtvoeder bijvoederen, zonder dat de moeders hen te rap af zijn? Dit kan door een speciaal ontworpen voederbak in de wei te plaatsen, waar door de beperkte opening de ooien met grote (dikke) kop niet bij het krachtvoeder geraken, ofwel door binnen in een schuilhok in de wei een afsluitend hek met een opening te gebruiken, waar de lammeren doorheen kunnen om aan de voederbak krachtvoeder op te nemen en waar de oudere ooien niet door kunnen. Een probleem kan zijn dat jonge ooien ook de kans grijpen om door deze opening te glippen om mee van het krachtvoeder te genieten. De juiste dimensie van de opening in het raster is dus wel belangrijk.
Moederloze lammeren, die men op de wei laat, verdienen aandacht. Ze kunnen tot een gewicht van 30 kg niet optimaal groeien op basis van gras alleen. Het is wenselijk dat ze naast gras ook krachtvoeder kunnen opnemen. Hoe jonger ze zijn, des te meer van hun voederbehoefte via krachtvoeder moet ingevuld worden.
Gezondheidsproblemen
De overgang van stal naar weide voor de ooien met lammeren is belangrijk. Het verteringsproces bij herkauwers is gebaseerd op de werking van bacteriën in de pens en het verteringskanaal. Als de voedersamenstelling wijzigt, moeten ook deze bacteriënflora zich aanpassen, maar dit duurt wel even. Op stal heeft men de ooien meestal wat krachtvoeder bijgevoederd om voldoende energie- en eiwit-opname te hebben om de melkgift te bevorderen.
Eens de staldeur opengaat en ze onbeperkt van goed weidegras kunnen genieten is het aan te raden de moeders geen krachtvoer meer te geven. De hoge energieopname in een combinatie van lentegras en krachtvoeder kan soms leiden tot enterotoxaemie (en sterfte) bij de moeders. We komen onmiddellijk op dit begrip terug. Het is bij wijze van overgang ook goed dat de ooien tijdens hun eerste weidedagen nog wat hooi of voordroog kunnen opnemen.
Soms kan men bij rijkelijke voeding plots één van de best groeiende lammeren dood aantreffen op de wei. Dit fenomeen is ook het gevolg van enterotoxaemie of ‘het bloed’. Dit is een vorm van zelfvergiftiging als gevolg van overvloedige bacteriële ontwikkeling in maag en darmen. Het afsterven van deze bacteriën stelt toxines (gifstoffen) vrij, die op het zenuwstelsel inwerken en op korte tijd na wat spastische pootbewegingen tot de dood leiden. Hiertegen bestaat geen remedie, alleen preventie.
Preventie betekent voor de eerste 2 à 3 levensmaanden van het lam dat men in de maand vóór de geboorte de moeders vaccineert tegen het ‘bloed’. Dan krijgt het lam via de biestmelk antistoffen mee zodat het enkele maanden beschermd is. Het verdient aanbeveling bij het spenen van de lammeren deze tegelijk te (laten) vaccineren tegen het ‘Bloed’, om ze in hun tweede levensfase verder te beschermen tegen deze plotse dood.
Jonge lammeren zijn op een leeftijd van 6 à 8 weken ook vatbaar voor coccidiose. Coccidieën zijn eencelligen die zich in de darm vermenigvuldigen, de darmwand beschadigen en zo (donkergroene) diarree bij de lammeren veroorzaken. Men kan signalen van (reeds gevorderde)aantasting opvangen als lammeren steeds staan te persen op stoelgang en soms daarbij klagende geluiden maken. Coccidiose komt nogal eens voor in vochtige omstandigheden. Vooral zwakke lammeren zijn vatbaar en kunnen zonder ingrijpen sterven.
Als er nood is aan behandelen, dan verdient het de voorkeur dat alle lammeren van de groep behandeld worden. Als er te laat behandeld wordt, kan het darmkanaal al dermate beschadigd zijn dat deze lammeren op latere leeftijd niet vlot meer zullen groeien en ook mager blijven. Er wordt geleidelijk resistentie opgebouwd en wanneer oudere lammeren samen gelaten worden met een jongere groep is er een duidelijk besmettingsrisico voor de jongsten.