Wie door Nederland of Duitsland rijdt, ziet regelmatig velden vol zonnepanelen. Deze ‘zonneparken’ zijn gerealiseerd op openbaar groen en boerengrond. De parken zijn doorgaans groot, vanaf 10 hectare. In Nederland is de vraag naar zonneparken vanuit de landbouw groot. Gebrek aan capaciteit op het elektriciteitsnet lijkt de belangrijkste beperkende factor. Boeren kiezen ervoor, omdat zonneparken een rendement oplevert dat voor decennia vast staat, en concurrerend is met gewassen.
De precieze opbrengst hangt af van de omvang en ligging van de percelen, het aantal zonne-uren en de afstand tot een verdeelstation. Dankzij een relatief gul subsidiesysteem, zijn de bedragen in Nederland veel hoger dan bij ons mogelijk zou zijn. In Nederland laat een typisch bedrag als 4.000 euro zich positief vergelijken met de rendementen die normaal gezien worden gemaakt met tarwe, maïs of bieten. In een goed jaar leveren alleen aardappelen meer op.
En: de boer verhuurt zijn land en kijkt er verder niet meer naar om.
Weinig Belgische zonneparken
In België is vooralsnog maar 1 project gerealiseerd, en wel het Kristal Solar Park in Lommel. Het is wel meteen de grootste van de Benelux: er staan 303.000 zonnepanelen opgesteld op 93 hectare. Het park werd in de zomer van 2019 opgeleverd. De energieopbrengst komt neer op het gemiddelde verbruik van 25.000 gezinnen.
Op landbouwgrond zijn commercieel uitgebate projecten in België zo goed als niet-bestaande. Op een proefveld in Beernem rooiden wetenschappers vorig jaar wel de eerste ‘zonneaardappelen’. De aardappelen groeiden op in de schaduw van een zonnepark. “Zonnepanelen boven landbouwgrond zijn de toekomst”, zegt professor Bram Van de Poel van de KU Leuven destijds (zie pagina 26).
Vlaamse regering sceptisch
De Vlaamse Regering verleent op dit moment geen actieve steun voor zonnepanelen op landbouwgrond. In het Regeerakkoord staat hierover: ´Gezien de schaarse open ruimte in Vlaanderen wordt enkel steun verleend aan PV-projecten boven de 10 kW op gebouwen of marginale gronden (zoals bijvoorbeeld bermen) …´ Wel worden alle groene energieprojecten nog in beperkte mate ondersteund met groenestroomcertificaten.
Landbouworganisaties tegen
De landbouworganisaties lobbyen
Overigens: hoewel zonneparken op landbouwgrond in Nederland ‘booming business’ zijn, staat de landbouworganisatie LTO kritisch tegenover het principe. Waarbij gesteld dat LTO steeds benadrukt dat de keuze uiteindelijk aan de boeren zelf moet zijn.
Vast inkomen
Het bedrijf wordt in ons land vertegenwoordigd door Patrick Verstraelen, die de weerstand bij de landbouworganisaties niet begrijpt. “Ik snap de gevoeligheid wel, want een boer wil boeren. Maar voor veel landbouwers is het een uitdaging om een goed inkomen te realiseren. Ik veronderstel dat boerenorganisaties het belang van een beter en vaster inkomen ook zien. Zonneparken zijn een instrument dat landbouwers helpt risico’s te spreiden en een vast inkomen te verdienen. Uiteindelijk komt dit de bestendigheid van de hele agrarische sector ten goede.”
Verstraelen benadrukt dat men niet de intentie heeft om hele landbouwbedrijven over te nemen. “Het gaat eerder om 15 of 20 hectare van een bedrijf. Minder is moeilijk, want zo’n park rendeert pas bij een bepaalde oppervlakte. Als ik kijk naar de behoefte aan duurzame energie, dan denk ik dat we misschien 1,5% van de landbouwgrond in zonneparken zouden kunnen omzetten. Niet veel meer dan dat. Ik zie meer landbouwgrond verloren gaan naar andere soorten projecten, zoals infrastructuur en woningbouw.”
“
“Landbouwers krijgen een vast inkomen, in ons geval een vaststaand bedrag voor een periode van 35 jaar. Wij regelen de afzet van zonnestroom. De markt daarvoor groeit alleen maar, want landen zijn wat duurzame energie betreft grote verplichtingen aangegaan in het Parijs-akkoord. Mensen zeggen: leg die zonnepanelen op een dak, maar in de praktijk kan dat niet altijd. Daken zijn te zwak, mensen vinden het lelijk of hebben er het geld niet voor. Het is bovendien lastig zo
Lucratiever dan gewas
In de praktijk zal het rendement vanwege een minder gul subsidiesysteem minder hoog zijn dan in Nederland, bevestigt Koeman. “Maar in Nederland ligt een langjarig gemiddeld rendement over alle akkerbouwgewassen niet veel hoger dan 1.000 euro, dus het is al snel beter of ten minste competitief. En nogmaals: een vast inkomen gedurende 35 jaar.” ” Het laatste is een zekerheid dat ook helpt als je geld wil lenen voor de verdere groei of modernisering van je bedrijf.
Zelf is Koeman een boerenzoon. Hij woont naast zijn broer, een akkerbouwer, in een Zeeuws dorp vlakbij Vlissingen. “Het sentiment dat landbouwgrond vooral voor landbouw gebruikt moet worden, voel ik ook.” Maar hij wijst erop dat voor het behalen van de gestelde duurzaamheidsdoelstellingen maar een klein deel van het landbouwareaal nodig is.
Bovendien ziet ib vogt mogelijkheden voor het combineren van zonnepanelen en landbouwproductie. “Soms is er ruimte voor schapen om te grazen, soms kun je er toch teelten realiseren. De combinatie zou geweldig zijn, en wordt onderzocht. Zo is er bijvoorbeeld in kersenteelt een dubbelfunctie mogelijk waarbij boven de boomgaard lichtdoorlatende panelen geplaatst kunnen worden; de kersenteler gebruikt nu in het oogstseizoen netten ter bescherming van de oogst. Dus hier zijn synergievoordelen te halen.”
Een deel van de weerstand gaat niet om het principe dat je voedselproductie inruilt voor energieproductie, maar om horizonvervuiling. “Dat snappen we heel goed en bij nieuwe projecten omlijnen we parken soms met bomen. Dan ziet het er exact hetzelfde uit als een boomgaard.”
Gevolgen voor landbouwgrond