Voedermaatregelen verminderen klimaatimpact van melkvee
Veeteelt heeft een impact op klimaatverandering via de uitstoot van broeikasgassen zoals methaan. De rundveesector moet methaan reduceren zoals vastgelegd in het Convenant Enterische Emissie Rundvee (CEER). De uitvoering van dat convenant wordt dit jaar geëvalueerd.


Veeteelt heeft een aanzienlijke impact op klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen. Hoewel sectoren als transport en industrie de grootste bijdragen leveren aan de broeikasgasuitstoot, moet ook de landbouw, net als alle andere sectoren, zijn steentje bijdragen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Voor de rundveesector is deze doelstelling vastgelegd in het CEER. Meer informatie hierover is hier terug te vinden op het Rundveeloket www.rundveeloket.be/CEER/convenant#deel2.
Binnen de landbouwsector zijn de enterische emissies (methaanuitstoot door pensfermentatie bij herkauwers) en emissies uit de mestput (methaan) de grootste bronnen van broeikasgassen. Methaan heeft een 28 keer sterkere impact dan CO2. Dus elke molecule methaan telt voor 28 deeltjes CO2. Daarom is het terugdringen van deze emissies een belangrijke stap richting een duurzamere melkproductie.
Voedermaatregelen bieden deel van oplossing
Een effectieve manier om methaanuitstoot te reduceren, is het toepassen van voedermaatregelen uit het CEER. Deze maatregelen verminderen specifiek de methaanuitstoot door het opboeren uit de pens, zonder invloed op de vergistingspotentie van mest. Melkveehouders die een voedermaatregel toepassen, kunnen financiële steun aanvragen voor de Ecoregeling ‘Voedermanagement Rundvee’ via de verzamelaanvraag. De deadline hiervoor is 30
Elke voedermaatregel kreeg na wetenschappelijk onderzoek een reductiepercentage op koeniveau toegekend. Dit staat weergegeven in tabel 1, evenals de steun die via de ecoregeling te verkrijgen is.
Onderzoek en praktijkervaring
In het demonstratieproject Metheen werd specifiek op deze voedermaatregelen gefocust. Er werden een tiental melkveebedrijven, die elk een voedermaatregel toepasten, een half jaar tot een jaar lang opgevolgd. De opvolging bestond uit voeropnameproeven op geregelde tijdstippen. Dan werden telkens zowel de voeropname, voerkost als geproduceerde melk en gehaltes bijgehouden. Uit de resultaten van de voeropnameproeven kunnen we geen directe conclusies trekken over de effecten van de maatregelen, omdat er op eenzelfde bedrijf geen groep dieren was waarbij de maatregel niet werd toegepast. Ze gaven de deelnemende veehouders wel inzichten in de kosten en productie van hun koeien.
Wil je meer weten over de mogelijke effecten van de maatregelen op de koeien? Dan verwijzen we naar het artikel dat de conclusies van de meta-analyse bespreekt. De studie en het artikel werden geschreven door Jonas Vandicke, onderzoeker bij ILVO, en verschenen in Landbouwleven van 3 april 2025, p. 19.
Van de deelnemende bedrijven werd ook telkens een Klimrekscan afgenomen om hun CO2-voetafdruk te bepalen.
Klimrekscan: invloed van deelfactoren op klimaatimpact
De Klimrekscan is een tool ontwikkeld door ILVO. Ze berekent de CO2-voetafdruk van de melk- en vleesproductie op Vlaamse melkveebedrijven. Op die manier ontstaat er inzicht in de deelimpact van de verschillende onderdelen op een melkveebedrijf. De factoren met de grootste klimaatimpact op een melkveebedrijf, zoals weergegeven in figuur 2, zijn:
Voederbeheer (zowel aankoop als eigen productie, ca. 45% van de totale emissies)
Enterische emissies (methaanuitstoot van herkauwers, ca. 40%)
Hoewel het Metheenproject zich enkel richtte op de reductie van enterische emissies via voedermaatregelen, zijn er ook andere effectieve reductiemaatregelen zoals:
Grasklaver en eigen eiwitproductie (bv. veldbonen telen)
Kwalitatief ruwvoer om eiwitcorrectie te verminderen
Veemanagement-optimalisaties (bv. jongere 1e afkalfleeftijd, lager vervangingspercentage)
Energiebesparing en eigen energieproductie (beperkte impact)
Omdat methaanreducerende voedermiddelen op melkveebedrijven alleen worden gegeven aan lacterende koeien, gelden de reductiepercentages in tabel 1 alleen voor deze groep. Dit betekent dat de totale enterische emissies op bedrijfsniveau minder dalen dan de percentages in de tabel aangeven.
Bij het berekenen van de impact per liter melk worden immers ook de enterische emissies van de op het bedrijf aanwezige droge koeien en het jongvee mee in rekening gebracht, en verder alle andere bedrijfsaspecten die invloed hebben op het klimaat.
In tabel 2 staat de Klimreksimulatie van een bedrijf zonder en mét vervoedering van 3-NOP aan de lacterende dieren. In de situatie zonder 3-NOP bedraagt de totale enterische emissie van de veestapel 0,35 kg CO2/l meetmelk, met 3-NOP 0,28 kg CO2/l melk.
De impact van de enterische emissies afkomstig van de melkgevende koeien alleen, is zonder 3-NOP 0,30 kg CO2 /liter meetmelk. Met gebruik van 3-NOP zakt dit bij deze groep naar 0,23 kg CO2/l meetmelk. Hoewel er dus bij de melkgevende koeien 26% reductie van methaan – hier uitgedrukt als CO2-equivalenten –is (van 0,30 naar 0,23), is dit maar 20% reductie omgerekend voor de ganse veestapel (van 0,35 naar 0,28).
Als je kijkt naar de impact op bedrijfsniveau (met impact van mest, voeders…), draagt de inzet van 3-NOP 8% bij aan de reductie van CO2/l meetmelk (van 0,865 naar 0,797). Deze cijfers zijn gemiddelden en verschillen sterk per bedrijf. Het reductiepercentage hangt sterk af van het productieniveau en van het aandeel jongvee.
CO2-voetafdruk productie en transport voedermaatregelen
Het is belangrijk om de klimaatimpact op bedrijfsniveau na te gaan bij inzet van een voedermaatregel. Het productieproces van het voedermiddel of additief heeft immers ook een CO2-voetafdruk, waardoor, ondanks een daling van de enterische emissies van de veestapel, de inzet van deze niet altijd resulteert in een netto lagere voetafdruk per liter/melk op het bedrijf.
Bij de maatregel 3-NOP is de CO2-voetafdruk van het product zeer beperkt, omdat er maar een hele kleine hoeveelheid vervoederd moet worden.
Bij koolzaadvet en geëxtrudeerd lijnzaad is, ondanks dat ze ook VEM en DVE aanbrengen, deze impact groter. De dosering per koe ligt immers aanzienlijk hoger en de productie en het transport van deze producten hebben dan ook een wezenlijke impact. Bij nitraat is dit effect het grootste, omdat er heel wat energie nodig is voor het aanmaken van dit product. Als je de impact per liter meetmelk wil verlagen, moet je op bedrijfsniveau gaan evalueren wat de inzet van een specifieke maatregel zou betekenen.
Klimrekscan evalueert volledige klimaatimpact van bedrijfsvoering
Het opmaken van een klimaatscan voor jouw bedrijf, geeft inzicht in de CO2-voetafdruk. Deze geeft de impact weer van jouw bedrijfsvoering, via de verschillende deelaspecten, op het klimaat en geeft inzicht in mogelijke verbeterpunten. Het is belangrijk om in het achterhoofd te houden dat een klimaatscan een momentopname is van één jaar. Dus onder moeilijke teeltomstandigheden zoals in 2024 kan dit voor sommige bedrijven een slechtere CO2-voetafdruk geven door de grote, negatieve impact van een lagere ruwvoederkwaliteit. Daarom is het goed om de evolutie van de klimaatimpact op jouw bedrijf over meerdere jaren te beoordelen, en om te kijken naar je eigen bedrijfsvisie op lange termijn en hoe de verschillende voedermaatregelen daarin zouden kunnen passen.
Randvoorwaarden en voorbeeldrantsoenen per maatregel
Om meer inzicht te krijgen op wat het toepassen van een voedermaatregel inhoudt op het rantsoen, werden in het project Metheen verschillende voorbeeldrantsoenen uitgewerkt. Deze zijn terug te vinden op het Rundveeloket. Daar zijn eveneens de verschillende aandachtspunten per maatregel terug te vinden, net zoals in tabel 2.
Conclusie
Het kiezen van de juiste voedermaatregel ter reductie van enterische emissies vereist een bedrijfsspecifieke
Dit artikel werd geschreven in het kader van het demoproject Metheen: ‘Meteen inzetten op de implementatie van methaanreducerende voederstrategieën bij melkvee’