Startpagina Actueel

Commissie stuurt aan op vervroegde evaluatie van brede weersverzekering

De land- en tuinbouwsector zit met nog heel wat vragen over de schade door de recente overstromingen en de hevige regen. Wat kan worden vergoed door het Rampenfonds en waarvoor moet men een brede weersverzekering hebben? Een aantal leden van de commissie Landbouw in het Vlaams parlement dringt aan op een vervroegde evaluatie van de brede weersverzekering.

Leestijd : 7 min

Sinds deze legislatuur worden landbouwers geacht om hun areaal privé te verzekeren via de brede weersverzekering (BWV). In een uitdoofscenario kunnen zij nog beperkt een beroep doen op het Rampenfonds, mits zij een erkende weersverzekering afsloten.

“Wanneer ik op basis van signalen van landbouwers een random weersverzekeringspolis bekijk, blijkt water geen eenduidig begrip te zijn. Bij de verzekerde risico’s vinden wij schade die ontstaan is door ‘intense, hevige en aanhoudende regen’, terwijl schade die ontstaan is door ‘waterlopen, kanalen, vijvers of meren die buiten hun oevers treden’ uitdrukkelijk niet vergoed wordt. De vraag is hoe dat in de praktijk wordt geïnterpreteerd”, vertelt Jeremie Vaneeckhout van Groen in de commissievergadering van 17 januari.

Interpretaties mogelijk?

Landbouwers dreigen volgens Vaneeckhout tussen wal en schip te belanden, omdat hun waterschade in eerste instantie verzekerd moest zijn via de brede weersverzekering. “Tegelijk kunnen de private verzekeraars oordelen dat de waterschade niet is ontstaan doordat er op dat specifieke areaal intense en aanhoudende regen viel, maar omdat de IJzer buiten zijn oevers trad. Dat is een interpretatiemogelijkheid die toch wel vragen oproept. Minister-president Jambon zegt dat de minister van Landbouw het gesprek met de verzekeraars zou aangaan.

Dit is op zijn minst een vreemde manier van werken. De vorige Vlaamse regering besliste om de risico’s op teeltschade uit het Rampenfonds te halen en te privatiseren. Enkele jaren later moet een minister dan gaan onderhandelen met die verzekeraars omdat er gaten in die regeling zitten”, aldus Vaneeckhout.

Weinig enthousiasme voor verzekering

“Behalve de discussie over wat de minimumdekking is van de brede weersverzekering, zijn er nog wel wat problemen met die brede weersverzekering. De overgangsperiode om van het Rampenfonds over te stappen naar de brede weersverzekering loopt dit jaar af. Ondanks dat landbouwers voortaan in principe op geen enkele vergoeding meer kunnen rekenen uit het Rampenfonds, lijkt het enthousiasme in de sector om een private verzekering af te sluiten voor een volledige of gedeeltelijke dekking van schade aan teelten en niet-binnengehaalde oogsten, eerder beperkt”, stelt Arnout Coel van N-VA.

Over het tanende succes van de brede weersverzekering werd in april van vorig jaar een hoorzitting gehouden in de commissie Landbouw, met de administrateur-generaal van het departement Landbouw en vertegenwoordigers van verzekeraars en landbouworganisaties. “Daaruit bleek toch heel duidelijk dat de verzekeraars nood hebben aan meer verzekerde landbouwers om de betaalbaarheid en de houdbaarheid van het systeem te blijven vrijwaren”, duidt Coel.

De experten suggereerden toen maatregelen die de populariteit van de brede weersverzekering zouden stimuleren. “Een eerste daarvan was landbouwers toelaten om de netto- verzekeringspremie te financieren via een derdebetalerssysteem, zoals dat ook in Nederland werkt; het verlagen van de federale assurantietaks; de mogelijkheid geven om driejarige verzekeringscontracten aan te gaan in plaats van eenjarige en de premiesubsidie van 65% ook toe te kennen aan toetreders die nog geen referteperiode hadden opgebouwd in de periode 2020-2022.”

Subsidie wordt afgeroomd

“Een andere probleem is dat de verzekeringspremie afgetrokken kan worden van de federale inkomstenbelasting, maar dat de premiesubsidie als bijkomende winst aangegeven moet worden, waardoor de federale overheid de premiesubsidie voor een stukje afroomt.” Coel vraagt om de evaluatie van de brede weersverzekering, die voorzien is in 2025, vroeger te laten doorgaan.

Minister van Landbouw Jo Brouns (cd&v) verduidelijkte een paar onduidelijkheden. “In een erkende brede weersverzekering moeten minstens de 6 ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, verzekerd zijn. Hevige of aanhoudende regen is daarbij, samen met vorst, storm, hagel, ijs en ernstige droogte. Overstroming is geen risico dat verplicht opgenomen moet zijn in de polis om via het systeem van de brede weersverzekering ondersteuning te kunnen krijgen”, vertelt Brouns.

“Voor het risico regen bekijken nagenoeg alle verzekeraars de neerslaghoeveelheid die ter plaatse gevallen is op basis van gegevens van het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI). De schade is dan gedekt in zoverre er een directe link is tussen de gevallen neerslag en het verzekerde perceel.”

Verzekering dekt geen schade door overstroming

“Voor het Vlaams Rampenfonds is het risico ‘overstroming’ een van de opgesomde elementen bij de definitie van ‘natuurverschijnsel met uitzonderlijk karakter’. Het is echter geen ‘ongunstige weersomstandigheid die met een natuurramp kan worden gelijkgesteld’ en moet bijgevolg ook niet standaard gedekt zijn door die brede weersverzekering. In dit scenario zou het Vlaams Rampenfonds kunnen tussenkomen ten aanzien van alle getroffen landbouwers”, stelt Brouns.

“Indien uit de wetenschappelijke data blijkt dat de ramp als een ‘overstroming’ erkend moet worden, is er in principe geen bezwaar om ook teeltschade te vergoeden vanuit het Rampenfonds. Het is immers geen standaard verzekerbaar risico dat gesubsidieerd wordt via de steunregeling voor landbouwers voor het afsluiten van die brede weersverzekering.

In het geval dat het om een ramp als gevolg van die ‘overvloedige regenval’ gaat, kunnen landbouwers voor de teeltschade aan niet-verzekerde percelen een beroep doen op het Vlaams Rampenfonds, in zoverre ze minstens 25% van het teeltareaal verzekerd hebben via de brede weersverzekering. Voor de verzekerde percelen gebeurt die schadeafhandeling dan ook met de verzekeraar.

Mijn diensten hebben al contact genomen met een aantal verzekeraars. Zij zullen in principe hun verzekeringsvoorwaarden aftoetsen aan de hoeveelheden neerslag die ter plaatse zijn gevallen. Aangezien overstroming geen verzekerd risico is, verwacht ik ook niet dat de verzekeraars daar een analyse van zullen maken.”

Dalende interesse voor verzekering

“Ik kan op basis van gedeeltelijke cijfers voor 2023 bevestigen dat de dalende trend zich verderzet, zowel inzake het aantal landbouwers dat deelneemt aan de brede weersverzekering, als wat betreft de verzekerde oppervlakte. Daarentegen is het subsidiebedrag wel gestegen. Zodra de volledige cijfers bekend zijn, kunnen we een meer gedetailleerde analyse maken.

De eerste stappen zijn gezet in de voorziene evaluatie. Het agentschap heeft een aantal databronnen gecontacteerd en een beperkte literatuurstudie uitgevoerd. De analyse van de data en de bevraging van de partijen volgen daarop. We verwachten dat de evaluatie begin 2025 afgerond zal zijn, maar op dit ogenblik is het te vroeg om conclusies te trekken. De voorgestelde elementen uit de hoorzitting zullen uiteraard worden bekeken en geëvalueerd, maar het is op dit ogenblik te vroeg om daar concrete uitspraken over te doen.

Bij schade die niet rechtstreeks is gelieerd aan neerslag ter plaatse, maar aan overstromingen, is het het Rampenfonds dat vergoedt, ook voor wie niet verzekerd is via de brede weersverzekering”, verduidelijkt minister Brouns, “op voorwaarde dat het Rampenfonds de overstroming als dusdanig erkent.”

Evaluatie in 2025 of eerder?

“Ik denk dat een evaluatie zich opdringt. Als die er pas in het begin van 2025 is, betekent dat dat we de campagne van 2024 en ook 2025 nog met het oude systeem zullen doormaken. Dat betekent dat er in die 2 jaar niets zal veranderen, terwijl we wel vaststellen dat we in de voorbije 6 jaar 5 keer met schade werden geconfronteerd”, stelt Arnout Coel.

Hij meent dat het voor de sector toch wel urgent is dat het systeem geëvalueerd wordt en bijgestuurd waar nodig. “Ik denk dat begin 2025 te laat is. Ik vind dat de actualiteit ons noopt om daar sneller in te gaan.” Bart Van Hulle van Open Vld en commissievoorzitter Bart Dochy (cd&v) sluiten zich daarbij aan.

Dochy heeft voor zichzelf al een evaluatie klaar voor de brede weersverzekering. “De oppervlakte die wordt verzekerd, is niet goed. Dat heeft te maken met de grootte van de premie en met de flexibiliteit om al dan niet voor het volledige bedrag versus deels die verzekering te kunnen afsluiten. De hoeveelheid die je verzekert, heeft natuurlijk immers een rechtstreekse relatie met de premie die wordt betaald. Er zijn een aantal technieken die waarschijnlijk wat vrijheden zouden moeten kunnen bieden, zoals ook de derdebetalersregeling.”

Verzekerde periode

Dochy wijst nog op een bijkomend probleem. “In deze situatie zijn er niet alleen verzekerde teelten, maar geldt er ook een periode waarbinnen de teelt verzekerd is. Bijvoorbeeld voor aardappelen geldt de verzekering bij de ene maatschappij tot 1 november en bij de andere maatschappij tot 15 november. Als 15 en 16 november de slechtste dagen waren, is het de vraag of die verzekering geldt. En geldt die enkel wanneer de teelt volledig vernietigd is of geldt die ook wanneer de teelt onmogelijk kan gerooid worden?

En als de verzekeringsmaatschappij niet zou uitbetalen omdat de schade optreedt buiten de verzekerde periode, kunnen die percelen dan meegenomen worden in de regeling voor het Rampenfonds? Het zijn verzekerde percelen die per definitie uitgesloten zijn, maar omdat de periode is verstreken, zijn ze eigenlijk op het moment van het fenomeen niet meer verzekerd”, schetst Dochy.

Minister Brouns geeft aan dat er de voorbije weken al gesprekken zijn geweest met de grote verzekeraars waar die schade zich buiten de gedekte periode heeft voorgedaan. “De gesprekken om dat ook mee te nemen in de dekking, zijn lopende.” Hij wil ook de administratie aanporren om wat meer snelheid te maken met de evaluatie van de brede weersverzekering.

Kleine hervormingen

“Het derdebetalerssysteem of een driejarig contract kunnen afsluiten in plaats van een eenjarig contract, dat zijn op zich hervormingen die het systeem misschien aantrekkelijker kunnen maken, maar die de belastingbetaler niet per se op kosten jagen. Een aantal andere, bijvoorbeeld die federale assurantietaks, hebben wel een impact”, geeft Bart Van Hulle nog mee.

Filip Van der Linden

Lees ook in Actueel

Meer artikelen bekijken