‘Nieuwe boeren’ blijven beperkt in waardevol agrarisch gebied
De onduidelijkheid over de mogelijkheden in landschappelijk waardevol agrarisch gebied blijft bestaan. Land- en tuinbouwers zijn daar bezorgd over. Vooral de zogenaamde ‘nieuwe boeren’ zitten met de handen in het haar.

Nieuwe boeren behoren tot een specifieke groep landbouwers die vaak een rendabel kleinschalig landbouwbedrijf uitbaten. Zij hebben ook nood aan infrastructuur om materiaal en oogst met respect voor de omgeving en de natuur te kunnen stallen en bewaren.
Behelpen
“Het gaat hier niet om grootschalige infrastructuur of zelfs maar om een beperkte woongelegenheid”, gooide parlementslid Stijn De Roo (cd&v) minister voor Leefmilieu Zuhal Demir (N-VA) voor de voeten op de commissievergadering van 12 juli in het Vlaams parlement. Vanwege de onduidelijke regelgeving maken die nieuwe boeren gebruik van geïmproviseerde en tijdelijke constructies, zoals verplaatsbare aanhangwagens. Op die manier behelpen ze zich om de werking van hun boerderij mogelijk te maken.
Volgens minister Demir wordt er momenteel niet gewerkt aan een aanpassing van de regelgeving waarover de interpellant het had. In het verleden was er een versoepeling door de invoering van artikel 5.7.1 in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO). De bedoeling was om landbouwbedrijven gemakkelijker te kunnen vergunnen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Het Grondwettelijk Hof heeft deze bepaling echter vernietigd wegens een schending van artikel 10, 11 en 23 betreffende de bescherming van het leefmilieu. Volgens het Grondwettelijk Hof zijn er geen redenen die deze ernstige beperking kunnen verant-woorden.
Geen initiatief
Zuhal Demir vindt dat het gewestplanvoorschrift duidelijk is. Het bepaalt dat elke concrete vergunningsaanvraag aan een toetsing onderworpen moet worden, naast de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening en de impact op mens, milieu en natuur.
De minister zegt in dit kader geen nieuw initiatief te zullen nemen. Stijn De Roo betreurt dit. Hij roept de minister op om dat wél te doen. Hij verduidelijkt dat voor wie een weide heeft in landschappelijk waardevol agrarisch gebied, een schuilhok niet alleen toegelaten, maar zelfs verplicht is. De Roo vraagt zich af wat het verschil is met de landschappelijke impact van een kleine constructie waar bijvoorbeeld materiaal wordt gestald of waar een oogst wordt opgeslagen. Vanuit landschappelijk oogpunt is volgens hem het verschil bijzonder klein.
Wanneer een vergunning kan worden verleend voor een dergelijke kleinschalige constructie is volgens de vraagsteller de kans zelfs groter dat er aan de materialen die daar worden gebruikt, ook een zekere esthetische eis kan worden opgelegd, misschien nog meer dan aan de schuilhokken die daar binnenkort verplicht zijn.
Geen willekeur
Commissielid Chris Steenwegen (Groen) deelt de bezorgdheid van De Roo. Hij verwijst naar een categorie boeren die niet uit een landbouwgezin komen, die geen bedrijf overnemen, maar die zich als landbouwer proberen te vestigen. Vaak hebben zij moeilijkheden om gronden te vinden. Ze kiezen natuurlijk niet waar ze gronden ter beschikking kunnen krijgen. Wanneer ze dan gronden kunnen verwerven die hen toelaten om een rendabel landbouwbedrijf uit te baten, is het spijtig indien ze niet de mogelijkheid krijgen om hun machines en gereedschap op een deftige manier op te bergen.
Steenwegen zegt niet te pleiten voor willekeur, maar hij vindt dat rekening moet worden gehouden met een nieuwe realiteit en dat ook de nieuwe boeren kansen moeten krijgen.
Dagelijks voetbalveld ingepalmd
Bruno Tobback (Vooruit) maakt voorbehoud. Hij stelt vast dat het creëren van alsmaar meer bijkomende categorieën van beoordelingen alleen maar leidt tot een steeds verdergaande inname van grond en ruimte. Dagelijks wordt volgens hem ongeveer een voetbalveld aan ruimte ingenomen in Vlaanderen. Er is volgens Tobback geen enkele manier om in de ruimtelijke beoordeling een onderscheid te maken voor de sympathieke jonge boer die aan community-supported agriculture (CSA) wil doen en een veel groter bedrijf dat wil profiteren van het feit dat er een aantal achterdeurtjes gecreëerd zijn.
Landschappelijke schoonheidswaarde
Minister Zuhal Demir is van mening dat artikel 5.7.1 van de VCRO een aanzienlijke achteruitgang met betrekking tot het leefmilieu impliceert. Deze achteruitgang maakt volgens de minister dat het niet redelijk verantwoord is om zulke zaken te voorzien. Vandaag dient de vergunningverlenende overheid na te gaan of de gevraagde handelingen kaderen binnen de professionele landbouw en of de aanvraag de toets aan de schoonheidswaarde van het landschap doorstaat. De beoordeling van het esthetisch criterium veronderstelt volgens de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) een concreet onderzoek van de kenmerken van het landschap, van de specifieke kenmerken van het gebouw en de vraag of het kwestieuze gebouw in het betreffende landschap kan worden ingepast.
Demir ziet vandaag genoeg hefbomen en vindt dat de vergunningverlenende overheid een aanvraag moet toetsen aan een aantal zaken die duidelijk worden gesteld door de Raad voor Vergunningsbetwistingen.