VLIF sleutelt aan opleidingsvoorwaarden
Bij de VLIF ‘productieve investeringen’ vervalt de voorwaarde van vakbekwaamheid voor bedrijfsleiders en er zijn aanpassingen aan de VLIF-opstart- en overname-steun voor jonge landbouwers en voor de 10% verhoogde investeringssteun voor jonge landbouwers. Dat zei minister Brouns op 1 februari in de commissie Landbouw.

Wie financiële steun wil van het Vlaamse Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) moet aan voorwaarden voldoen inzake economische situatie en opleidingsniveau. Arnout Coel van N-VA interpelleerde de minister over die voorwaarden voor partners die bijvoorbeeld na een overlijden de boerderij willen voortzetten maar die niet over het gevraagde diploma beschikken.
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
In het nieuwe Vlaamse Strategisch Plan van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), dat voorlopig nog niet goedgekeurd is door de Vlaamse regering (zie blz. 5), is er een nieuwe definitie van de ‘actieve’ landbouwer om aanspraak te kunnen maken op steun, zoals de VLIF-steun.
Daarbij staat niet langer de landbouwer-zaakvoerder als persoon centraal, maar wordt gekeken naar de economische context op het landbouwbedrijf, op basis van onder andere de Nacebel-code, de standaardverdiencapaciteit, de btw-verkoopshandelingen en het aandeel van zaakvoerders die van een rustpensioen genieten.
Definitie aangescherpt
“Het is op zich goed dat we met die definitie werken en dat die wat aangescherpt is. Het is niet de bedoeling dat we de schaarse middelen voor landbouw te zeer versnipperen over hobbyboeren, pensioenboeren en industriële concerns die er ook nog een landbouwactiviteit op nahouden”, stelt Arnout Coel.
Probleem bij overlijden of ziekte van partner
“Maar ik krijg signalen dat dat tot een specifieke problematiek leidt. Wie niet aan die opleidingsvoorwaarde voldoet en wie door omstandigheden plots het bedrijf, dikwijls van hun echtgenoot, moet overnemen, bij pensioen, ziekte of ongeval of eventueel zelfs overlijden,moet toch nog dat landbouwinstallatieattest halen om te vermijden dat openstaande VLIF-steundossiers worden teruggevorderd”, stelde Coel.
“Die personen, die soms al 30 jaar actief zijn in het bedrijf en het mee uitbaten, moeten voor de overname van hun eigen bedrijf nog dat installatieattest halen om te vermijden dat ze VLIF-steun moeten terugbetalen. Daardoor wordt de overgang van dat bedrijf gecompromitteerd”, meende Arnout Coel.
Ervaring als alternatief?
“In andere sectoren werkt men met een concept van gelijkgestelde ervaring als alternatief voor diplomaver-eisten”, besloot Coel en hij vroeg aan minister Brouns of dat in dergelijke gevallen ook zou kunnen voor de VLIF-steun.
Minister Brouns is op de hoogte van de problemen die Coel schetst. “In het besluit van 19 december 2014 van de Vlaamse regering over steun aan investeringen en overnames in de landbouw, dat van toepassing is op steunaanvragen ingediend tot eind vorig jaar, wordt de vakbekwaamheid gedefinieerd als combinatie van diploma en ervaring. Het klopt dat een meewerkende echtgenoot zonder een basisopleiding landbouw, of minstens hoger secundair onderwijs, of zonder installatieattest niet in aanmerking komt”, antwoordde Jo Brouns.
Pragmatische aanpak
“Ervaring is daarbij niet de bottleneck, want de gevraagde 2 jaar ervaring kan ook ingevuld worden als meewerkende echtgenoot. Om terugvordering van VLIF-steun te vermijden, zal de meewerkende echtgenoot de starterscursus moeten volgen voor het behalen van het installatieattest. Ik ken een heel aantal voorbeelden van zeer dichtbij”, duidde de minister.
“Mijn administratie probeert zo pragmatisch mogelijk te werken. Er wordt veel tijd gegeven om het installatieattest te behalen. Als de betrokkene niet slaagt in het examen wordt niet onmiddellijk overgegaan tot terugvordering, maar worden bijkomende kansen gegeven om te slagen. Pas wanneer de nieuwe bedrijfsleider na die ruime tijdspanne geen installatieattest kan voorleggen, wordt de steun teruggevorderd”, verklaarde minister Brouns.
Geen evidentie op latere leeftijd
“Ik geef toe dat het geen evidentie is, om examens af te leggen, zeker niet op latere leeftijd. Daarom zal binnen de steunvoorwaarden voor het nieuwe GLB, zowel voor investeringssteun voor productieve investeringen als voor de opstart- en overname steun voor jonge landbouwers, die problematiek zich niet meer in die mate voordoen”, beloofde de minister.
“Bij de VLIF ‘productieve investeringen’ vervalt de voorwaarde van vakbekwaamheid voor bedrijfsleiders. In de VLIF-opstart- en overnamesteun voor jonge landbouwers en voor de 10% verhoogde investeringssteun voor jonge landbouwers, voor de meest duurzame investeringen, wordt de vakbekwaamheid – het diploma basisopleiding landbouw of het installatieattest – enkel nog gevraagd voor de jonge landbouwer zelf en dus niet meer voor eventuele andere bedrijfsleiders”, meldde Brouns.
Wel diplomavereiste voor jonge landbouwers
“Het is goed en ook haalbaar om voor jonge landbouwers die diplomavereisten te stellen. Bij de opstart- en overnamesteun voor jonge landbouwers is dat zelfs een Europese verplichting. De verordening in het GLB-strategisch plan legt op dat de jonge landbouwers een passende opleiding moeten volgen of moeten beschikken over de nodige vaardigheden”, besloot Brouns.
Retroactieve aanpassingen?
Arnout Coel is blij dat het voor de toekomst opgelost is, maar ziet in de overgangsperiode dossiers die nog op basis van de oude voorwaarden zijn aangegaan. Hij drong er bij de minister op aan om te bekijken of voor die groep nog een een soort gelijkschakeling mogelijk is met het nieuwe systeem.
“Als je 30 of 40 jaar je bedrijf mee geleid hebt, samen met je partner, is het toch redelijk absurd dat wij verwachten dat dat nog eens aangetoond wordt met een examen. Het feit dat het bedrijf al zo lang bestaat, toont toch aan dat men in staat is om dat bedrijf mee te leiden”, besloot hij.
Minister Jo Brouns toonde begrip voor de vraag over de retroactiviteit, maar kon daar voorlopig nog geen beloftes over doen.