Er zijn enkele alternatieven voorhanden die berengeur uitsluiten (nulprevalentie), namelijk het seksen van sperma, immunocastratie, of de klassieke chirurgische castratie met pijnbestrijding en/of verdoving. Intacte beren hebben het voordeel van een gunstigere lagere voederconversie en een verbeterde conformatie. Dat leidt tot een hoger saldo per afgeleverd varken, zoals blijkt uit recent ILVO-onderzoek rond het bedrijfseconomisch optimale slachtgewicht. Maar het belangrijkste knelpunt blijft berengeur. Omwille van voorgaande redenen wordt veel ingezet op strategieën die kunnen helpen om berengeur bij intacte beren tot een minimum te beperken. Maar het risico op berengeur met deze strategieën volledig uitsluiten is voorlopig niet haalbaar. Een snelle detectie aan de slachtlijn blijft aldus nodig om karkassen met berengeur te identificeren.
Binnen een lopend onderzoeksproject ‘Bedrijfsspecifieke strategieën voor de reductie van berengeur (Taintless)’ heeft ILVO samen met KULeuven en UGent (financiering door VLAIO en de sector) 23 varkensbedrijven met intacte beren opgevolgd over minimaal twee slachtingen. Van elk bedrijf werden parameters aangaande management en huisvesting, gedrag en huidlesiescores, en slachtgegevens bijgehouden die mogelijk gelinkt kunnen worden aan berengeur. Het voorkomen van berengeur werd sensorisch bepaald door een getraind ILVO-geurpanel dat vetstalen van al deze intacte beren evalueerde. De berengeurprevalentie was gemiddeld 1,9 % over alle bedrijven en slachtingen heen. Er is een grote variatie in de berengeurprevalentie tussen bedrijven en tussen verschillende slachtmomenten binnen éénzelfde bedrijf.
Verschillende factoren zijn in de literatuur reeds gelinkt met de ontwikkeling van berengeur, meestal met invloed op androstenon of skatol.
De literatuur over skatol
Algemeen geldt dat de hoeveelheid skatol die wordt opgeslagen in het vetweefsel afhangt van de skatolproductie, de darmtransit, de darmabsorptie en het levermetabolisme. Verschillende koolhydraatvormen zouden een invloed hebben op het skatolgehalte doordat ze óf de microflora beïnvloeden en zo ook de productie van skatol, óf doordat onverteerde koolhydraten de transittijd doorheen het maagdarmstelsel verkorten en zo absorptie van skatol verminderen.
Ook leiden deze koolhydraten tot de productie van korte keten vetzuren die de pH in de darm verlagen. Hierdoor daalt de protease (enzymen die eiwitten afbreken) activiteit en vermindert de productie van skatol. Voorbeelden hiervan zijn rauw aardappelzetmeel, inuline en bietenpulp. In een aantal studies met inulinecomponenten werd aangetoond dat deze ook het afbraakmetabolisme van skatol en androstenon in de lever bevorderen.
De literatuur over androstenon
De overerfbaarheid van androstenon laat toe om hiertegen te selecteren. Maar er moet op gelet worden dat de nakomelingen geen verlaagde vruchtbaarheid hebben, al is dit tot hiertoe onvoldoende onderzocht. Zowel tussen als binnen rassen zijn er verschillen in berengeurprevalentie en is aldus selectie mogelijk. Algemeen staat vast dat vleesvarkens met Piétrain als vaderdier een lagere prevalentie hebben en zeugenlijnrassen (Landras en Large White) doorgaans meer berengeur vertonen. Maar doordat berengeur een moeilijk te meten kenmerk is (geslacht- en leeftijdgebonden, dieren moeten geslacht worden en er is een lage prevalentie), is de selectie een uitdaging.
Uit een eerder Vlaams ILVO/KULeuven onderzoeksproject is alvast gebleken dat een polymorfisme van het MC4R-gen een invloed heeft op het voorkomen van berengeur. Het gen kan een A- en een G-variant hebben en dieren kunnen AA, GG of AG zijn. De G-variant zorgt hier voor een lagere kans op berengeur. Slachten op een jongere leeftijd voor de aanvang van de puberteit is een andere mogelijkheid om berengeur te verminderen, maar de leeftijd waarop intacte beren de puberteit bereiken kan sterk verschillen tussen en binnen rassen. Hierdoor zijn er tegenstrijdige resultaten te vinden in de literatuur.
Transportduur en huidbeschadigingen
Hoe berengeur beperken?
Laatste projectjaar
Binnen het laatste projectjaar van Taintless lopen nog enkele experimenten waarbij het effect van een verschillende wachttijd (minder dan 1 uur en langer dan 3 uur) in de losruimte van het slachthuis, het gescheiden afmesten van intacte beren en gelten in aparte compartimenten en een aangepast voeder tijdens de laatste weken voor slacht op de prevalentie van berengeur verder wordt geëvalueerd.
Waarom beren geuren
De componenten androstenon en skatol die bij intacte beren in het vetweefsel kunnen worden opgeslagen liggen voornamelijk aan de basis van het voorkomen van berengeur. Androstenon wordt in de teelballen geproduceerd, waar de productie vooral wordt beïnvloed door de seksuele ontwikkeling en de raskeuze. Skatol wordt gevormd door micro-organismen in de dikke darm bij de eiwitafbraak. De skatolproductie kan worden beïnvloed door de voederstrategie en -ingrediënten, en in mindere mate ook door het ras. Androstenon zou de afbraak van skatol in de lever remmen waardoor skatol ook mee in het vet wordt opgeslagen, wat bij gelten of bargen niet het geval is.