Startpagina Granen

Geïntegreerde ziektebestrijding in graanteelt toegelicht

Tijdens de graanavonden die eind februari - begin maart werden georganiseerd doorheen Vlaanderen gaven Bram Vervisch & Jonas Claeys van Inagro én coördinatoren van het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) toelichting bij de geïntegreerde ziektebestrijding van wintergranen.

Leestijd : 7 min

De eerste actualiteit voor graantelers die werd toegelicht was de schorsing van middelen op basis van prosulfocarb, misschien het meest bekend onder de handelsnaam Defi of Jura.

Recente schorsing

Sinds 9 februari jongstleden is de verkoop en het gebruik van prosulfocarbhoudende middelen per direct verboden. Een nieuwe studie heeft aangetoond dat het blootstellingsniveau voor de toepasser of voor de omwonenden hoger zou liggen dan gedacht. Ondertussen zijn er extra studies lopende. Een middelenfabrikant gaf al aan overtuigd te zijn dat hun producten op basis van prosulfocarb veilig zijn als ze volgens de labelinstructies worden gebruikt. Daarom dienden ze een bezwaarschrift in tegen de schorsing. In de tussentijd blijft de schorsing van kracht. Het LCG erkent dat de toekomst er niet goed uitziet en dat er misschien gebruiksrestricties komen.

Wat de toekomst voor andere actieve stoffen in de graanteelt betreft, is er nog maar weinig concreets geweten. Op de akte van bijvoorbeeld flufenacet en chloortoluron zien we dat deze loopt tot 31 oktober dit jaar. Voor pendimethalin is dat tot 30 november 2025. “Hiermee lezen we alleen wat op de akte staat, meer nieuws hebben we niet”, klinkt het bij de coördinatoren van het LCG.

Aclonifen en dimethenamide-P vallen sinds 22 januari 2024 onder een emissiereductieplan. Dit houdt in dat er striktere regels worden opgelegd met bufferzones en ruggenteelten om afstroom ervan naar oppervlaktewater te vermijden.

Systeemdenken biedt mogelijkheden

De toekomst van belangrijke herbiciden in de graanteelt is onduidelijk. Dat geldt zeker voor basismiddelen om resistente duist te bestrijden, geeft het LCG aan. Zij zien mogelijkheden om dit op te vangen. Proefveldwerking wees reeds uit dat een dubbele zaaidichtheid het voorkomen van duist met 30% reduceert, hoewel de meerprijs deze maatregel minder interessant maakt. Er kan 40% duistreductie worden bekomen als wintertarwe in combinatie met klaver wordt ingezaaid. Er wordt hier voor een laagblijvende soort gekozen om dit bij oogst niet in de maaidorser te hebben.

Laat zaaien én een vals zaaibed aanleggen reduceert het voorkomen van duist met de helft. Door zeer laat te zaaien en een vals zaaibed aan te leggen loopt de reductie op tot 75%. Bij het LCG benadrukken ze dat het hier om systeemdenken gaat. De techniek van het vals zaaibed en (zeer) laat zaaien moet vooraf gepland worden. Er zijn dus mogelijkheden, was de positieve noot die ze zeker wilden meegeven.

Geïntegreerde ziektebestrijding

Een eerste stap bij een geïntegreerde bestrijding, ook wel IPM genoemd, is altijd het voorkomen van ziekten of plagen. Een tweede stap is op je percelen gaan waarnemen welke ziekte, onkruid, insecten voorkomen én aan de hand van schadedrempels nagaan of een bestrijding noodzakelijk is. Landbouwcentra en praktijkdiensten doen zelf waarnemingen en toetsen deze af tegen spuitdrempels en de economische schade die geleden zou worden als er niet ingegrepen wordt. Het LCG communiceert in het seizoen hierover aan de landbouwer via de gratis nieuwsbrief.

Een derde stap is dan de bestrijding uitvoeren en in een vierde stap gaan evalueren of het gewerkt heeft en dit alles registreren.

Het voorkomen van ziektes in granen kan door de juiste rassenkeuze te maken. Het LCG helpt hierbij met haar rassenkeuzetool en rassenfiches. Kennis van ziektes helpt om een gerichte behandeling uit te voeren. Volgens het LCG is een gewasrotatie heel belangrijk om ziektes te voorkomen.

Het voorkomen van een te weelderig gewas helpt om ziekten te beheersen. Een beredeneerde bemesting draagt hieraan bij. Dit is tevens belangrijk voor de legering. Het onderwerken van gewasresten verhindert dat schimmelsporen kunnen overleven en verlaagt dus het risico op bepaalde ziekten.

Ziekten in wintergerst

Om graanplanten te beoordelen op de aanwezigheid van ziekten werd aangeraden om de drempelwaarden af te toetsen op de hoofdstengel en niet de zijscheuten. Hou hierbij rekening met de hoogste bladniveaus.

Een van de belangrijkste ziekten in wintergerst is de bladvlekkenziekte of Rhynchosporium. Koele en natte omstandigheden in het voorjaar en de zomer leidden tot bleke waterachtige vlekken met een zwart-bruine begrenzing.

Netvlekkenziekte (Helminthosporium) en ramularia zijn 2 bladziekten die sterk op elkaar lijken qua ziektebeeld, maar netvlekkenziekte komt vroeger in het seizoen voor. Ramularia kan enkel preventief behandeld worden. Regenrijke periodes zijn nefast voor het voorkomen van de ziekte.

Dat geldt ook voor dwergroest, dat vroeg in het seizoen kan voorkomen, maar zich exponentieel ontwikkelt bij temperaturen boven 15 °C. Je kan het ziektebeeld herkennen aan gespreide oranje vlekken die later op het seizoen zwart worden. De focus op de bestrijding van dwergroest moet liggen in de ‘T2’.

Tijdens de graanavonden presenteerden de coördinatoren van het LCG proefveldwerking met fungiciden in gerst. Talrijke schema’s werden hier uitgeprobeerd op verschillende locaties. Combinaties die het op de ene locatie minder doen, doen het ook op een andere locatie minder. Dat is eigenlijk goed nieuws, want het wijst op consistentie. Een andere vaststelling is dat spuitcombinaties die een lagere korrelopbrengst lieten zien en die ook visueel minder goed scoren, eigenlijk actieve stoffen hadden die minder goed op ramularia scoren. Om deze ziekte aan te pakken, moeten als basis in de spuitcombinatie SDHI-middelen zitten.

In de presentatie werd nadrukkelijk gewezen op het respecteren van bufferzones. Middelen op basis van benzovindiflupyr zijn toxisch voor het waterleven en middelen op basis van bixafen en fluopyram zijn gevoelig voor uitspoeling naar het grondwater. Dit is wat Nederlands onderzoek, ‘CLM Meetlat’ genaamd, aantoont.

Samenvattend stellen de coördinatoren van het LCG om in de T1 (eerste knoopstadium) aandacht te hebben voor meeldauw, blad- en netvlekkenziekte in wintergerst. Deze kunnen aangepakt worden met middelen op basis van cyprodinil, fenpropidine en/of een triazool. Zaai je een tolerante variëteit, dan hoef je niet zo kort op de bal te spelen en kan je bij afwezigheid van ziekte de T1-behandeling overslaan.

In de T2 (laatste blad ontrold) in wintergerst wordt gefocust op het aanpakken van ramularia, netvlekkenziekte en roest. Daarvoor worden middelen op basis van SDHI’s als basis genomen, aangevuld met een triazool en strobilurine voor een bredere werking en een langere nawerking. Kies voor een pyraclostrobine om netvlekkenziekte aan te pakken. De andere types strobilurine hebben een matig of sterk verlaagde werking door resistentie tegen die middelen.

Bladbehandeling in wintertarwe

In de wintertarweteelt is echte meeldauw een ziekte om op te volgen. Dit komt vooral voor bij een weelderig gewas en eerder op lichtere gronden. Vorig jaar werd echter in West-Vlaanderen (zwaardere grond) echte meeldauw ook frequent gezien. Het ziektebeeld bestaat uit witte vlekken op het blad. Het is niet nodig om te behandelen als dit enkel op de stengel voorkomt.

Gele roest uit zich eerst in verspreide gele vlekken op het blad, gevolgd door vlekken in strepen. Een goede rassenkeuze helpt deze bladziekte te beheersen. De rasgevoeligheid eraan is ruim gekend. Gevoelige variëteiten worden het best behandeld van zodra de eerste puntjes zichtbaar zijn in het eerste knoopstadium. Bij tolerante variëteiten moet voor het tweede knoopstadium niet behandeld worden. “Er wordt pas behandeld na het tweede knoopstadium, maar dat is een fase waarin er sowieso behandeld wordt”, duidt het LCG.

De eerste ziektebehandeling in granen kan gecombineerd worden met een groeiregulatie.
De eerste ziektebehandeling in granen kan gecombineerd worden met een groeiregulatie. - Foto: TD

Bladvlekkenziekte of septoria zit nu al op de wintertarwepercelen. Het ziektebeeld uit zich door bruine vlekken met zwarte puntjes. In een regenrijke periode kan de ziekte zich makkelijk verspreiden en doorbreekt met deze reproducties vlot rastoleranties.

Bruine roest komt eerder op het einde van het seizoen voor in het tarwegewas en uit zich via verspreide bruine vlekken op het blad. Via tolerante variëteiten kan hierop ingespeeld worden.

Het LCG geeft de graanteler het advies om de eigenschappen van de rassen die hij heeft uitgezaaid te kennen én om de aanwezigheid van graanziektes in zijn veld zelf te gaan waarnemen. Daarna is het absoluut sterk aanbevolen om in het kader van resistentiemanagement actieve stoffen af te wisselen in spuitschema’s doorheen het seizoen en om ze te combineren in de tankmix. Het LCG staat de landbouwers in het voorjaar bij met informatie over de aanwezigheid van de bladziektes via de gratis nieuwsbrief.

Aarbehandeling

Over de ervaringen met de aarziektebestrijding in wintertarwe vorig jaar kon het LCG kort zijn: door de droogte in juni 2023 kon er uit de proefveldwerking niet veel geconcludeerd worden. Er is weinig, maar wel enig, verschil met de niet behandelde objecten te zien, al hebben deze wel een bladbehandeling gehad. Het effect van de bladbehandeling speelt hierin dus sterk mee, wat dit kleine verschil verklaart.

Samenvattend stellen ze bij het LCG dat in de T0 de focus ligt op de aanpak van gele roest in gevoelige variëteiten. “Kiezen we voor een tolerante variëteit, dan moet de graanteler niet echt wakker liggen van beperkte ziekteverschijnselen in het veld, maar dient hij wel alert te zijn. Heb dit jaar zeker ook aandacht voor oogvlekken. Door de natte omstandigheden in het najaar kunnen die nu frequenter voorkomen.” De actieve stoffen metrafenone en cyprodinil pakken deze ziekte aan in de T0. In de T1 (tweedeknoop) ligt de focus op de bestrijding van septoria en gele roest. In de T2 (laatste blad – aar uit) wordt dan vooral gekeken naar de behandeling van septoria en roest en naar de behandeling van aarfusarium. Wissel in de verschillende schema’s af van triazool, zet niet steeds dezelfde in. Dit vermijdt het risico op resistentieopbouw en dus verminderde werking van de middelen.

Rassen en rendementen

Bij het belang van een goede rassenkeuze werd nogmaals stilgestaan door de financiële kosten van de ziektebehandeling(en) af te wegen tegen de opbrengsten. Daarom heeft het LCG de voorbije 3 jaar op 3 locaties proefveldonderzoek gedaan.

De eerste conclusie daaruit is dat een gevoelig ras eenmaal behandelen, bijbrengt in relatieve opbrengst; maar dat er toch 2 behandelingen nodig zijn om het hoogst potentiële opbrengstniveau te halen van een gevoelige variëteit.

Uit de driejarige proefresultaten op 3 locaties kan voorzichtig geconcludeerd worden dat bij de keuze voor een ziektetolerant ras en een minder intensief bespuitingsschema met fungiciden een gelijkaardig financieel rendement kan bekomen worden als bij het intensiever behandelen van een ziektegevoeliger ras, wat bovendien minder impact heeft op het milieu. Beredeneerde rassenkeuze en behandelingen kunnen dus een invloed hebben, maar het is een zeer dunne lijn.

De LCG-medewerkers wijzen erop dat tolerante variëteiten eigenlijk een must zijn op het veld, al beseffen ze ook dat een optimaal rendement bekomen, kennis en opvolging van de teelt vraagt. Het blijft echter een evenwichtsoefening.

Tim Decoster

Lees ook in Granen

Biowanze schept duidelijkheid over herkomst van tarwe

Granen Biowanze wilt duidelijkheid scheppen over foutieve informatie die circuleert over de herkomst van tarwe die ze in hun vestiging in Wanze gebruiken. Hierom informeerden ze landbouworganisaties en pers met een informatiedocument midden april.
Meer artikelen bekijken