Startpagina Aardappelen

Hoe presteerden de frietrassen in 2023?

Vorig jaar was een opmerkelijk teeltjaar voor aardappelen. Toch slaagde het Landbouwcentrum Aardappelen (LCA) er opnieuw in om de prestaties van frietrassen in Vlaanderen op te volgen. Binnen deze rassenproeven worden de variëteiten Fontane en Innovator als referentie beschouwd.

Leestijd : 11 min

Het ras Fontane blijft met ruime voorsprong het belangrijkste ras in Vlaanderen en vormt dan ook het referentieras bij de friet-rassen. Zoals gewoonlijk verloopt zijn opkomst heel vlot en verloopt zijn afrijping op eenzelfde snelheid als bij vele andere rassen in proef.

In een afzonderlijk artikel worden de karakteristieken van het rassenonderzoek per proeflocatie besproken, en ook het proefopzet en de weeromstandigheden worden daarin toegelicht.

Alanis

Alanis werd voor het eerst in de rassenproeven opgenomen en behoort tot het Innovator-segment. Wees voorzichtig, want, net zoals Innovator, is dit nieuwe ras heel gevoelig voor metribuzin! Interessant is ook dat Alanis een lagere stikstofbemesting nodig heeft. Zijn opkomst verliep zeer traag, maar aan de andere kant startte zijn afrijping later. Dit ras vormt weinig stengels per struik (2,9) en ook heel weinig knollen (8 per struik). Toch werd eenzelfde plantafstand geadviseerd als bij de referenties.

Alanis haalde in 2023 een zeer vergelijkbare opbrengst als Innovator, als we naar de bruto-opbrengst kijken. Omdat de knollen van dit nieuwe ras minder misvormd waren, haalde het bij de netto-opbrengst (+35 mm zonder uitval) wel 6% meer ten opzichte van Innovator. Dit ras kon grof uitgroeien met 89% van de opbrengst in de sortering +50 mm. Zijn knollen zijn wel ronder en de frietjes dus korter.

Het onderwatergewicht van dit nieuwe ras lag op elk van de locaties hoger in vergelijking met Innovator. Slechts op één perceel werd de norm van 360 g/5 kg net niet gehaald. Gemiddeld haalde Alanis 371 g/5 kg met 4% drijvers. Dit is ook het gemiddelde van de 11 frietrassen samen. Daarbij hoorde ook een gemiddelde blauwgevoeligheidsindex van 107. Zijn frietkleur bleek (zeer) goed te zijn, met weinig heterogene frieten. Alanis is ook interessant als kookaardappel, want het ras haalde de hoogste score in deze proef: op elke locatie werd een (zeer) goede score gegeven na het stomen, met weinig zwartverkleuring bij het afkoelen. Alanis lijkt dus mogelijk een dubbeldoelras te zijn. Gewone schurft werd niet opvallend veel opgemerkt, maar wel wat lakschurft. Bij het opensnijden van de grofste knollen bleken er weinig holle knollen of interne bruinverkleuring voor te komen.

Na één proefjaar blijkt dat Alanis traag opkomt, maar ook langer wacht met afrijpen. Met een vergelijkbaar laag knolaantal als Innovator was de sortering ook even grof. De bruto-opbrengst was dezelfde als die van de referentie, maar Alanis vertoonde wel minder misvormingen. Op het vlak van kwaliteit deed dit nieuwe ras het heel goed, met een behoorlijk onderwatergewicht, een zeer goede frietkleur, een (zeer) goede smaak na het koken en weinig holheid of interne bruinverkleuring.

Armedi

Armedi werd voor de tweede keer in de rassenproeven opgenomen en behoort tot het Fontane-segment. Interessant is zijn zeer brede aaltjesresistentie. Wees voorzichtig, want het ras is zeer gevoelig voor metribuzin. Zijn opkomst verliep zonder problemen en zeer gemiddeld in vergelijking met de andere frietrassen. Ook zijn afrijping startte op een gemiddeld tijdstip en ligt in de lijn van zijn vroegrijpheid. Dit ras vormde 3,3 stengels per struik (gemiddeld is 3,4), terwijl er met 11 knollen per struik toch iets meer knollen werden gevormd in vergelijking met veel andere rassen.

Zijn bruto-opbrengst eindigde niet veel lager in vergelijking met Fontane (-2%), met schommelingen over de proeflocaties heen. Omdat er minder uitval werd gevonden bij Armedi kwam zijn netto-opbrengst (+35 mm zonder uitval) wel 4% hoger uit dan de referentie. Armedi haalde, net als Fontane, een vergelijkbare grofte, met 88% in de sortering +50 mm. Zijn knollen zijn net ietsje langer dan de eerder rondere knollen van Fontane.

Over de 3 locaties heen haalde Armedi een onderwatergewicht van 390 g/5 kg; met nauwelijks drijvers. Dit is voor 2023 een mooi resultaat voor elk van de proefvelden. Zijn blauwgevoeligheid lag met een index van 108 niet veel boven het gemiddelde van de frietrassen samen. Zijn frietkwaliteit was overal zeer goed en daarmee de beste van alle frietrassen. Ook zijn smaak na het koken was net goed tot zeer goed en daarmee de op één na beste in proef (na Alanis). Enkel zijn meligheid scoorde soms te hoog (te bloemig). Toch lijkt Armedi mogelijk een dubbeldoelras te zijn, want ook in 2022 werden een goede friet- én kookkwaliteit behaald. Armedi had weinig last van interne gebreken (weinig holheid of roest), maar er was wel wat lakschurft terug te vinden op de schil.

Uit de resultaten van 2 proefjaren lijkt Armedi een zeer ‘gemiddeld’ ras te zijn, zowel op het vlak van opkomst, afrijping, opbrengst, sortering, knollengte, onderwatergewicht, blauwgevoeligheid … Met een uitstekende frietkwaliteit en vaak goede smaak na het koken kan dit ras geschikt zijn als dubbeldoelras. Zijn knolaantal ligt niet veel lager in vergelijking met Fontane.

In de proef wordt de plantafstand in de rij aangepast naargelang het ras.
In de proef wordt de plantafstand in de rij aangepast naargelang het ras. - Foto: TD

Etana

Etana werd voor het derde jaar op rij in de rassenproeven opgenomen. Dit ras behoort tot het Innovator-segment. Interessant is zijn brede nematodenresistentie tegen zowel Globodera rostoschiensis (pathotype1,4) en Globodera pallida (pathotype 2,3). Omwille van zijn gevoeligheid voor inwendige gebreken en tabaksratelvirus wordt geadviseerd om Etana niet op de lichte zandgronden te telen (cfr. Innovator). Het ras zou geschikt zijn voor lange bewaring. Metribuzin bij de onkruidbestrijding kan je het best enkel gebruiken in de vooropkomstbehandeling.

Zoals tijdens de voorbije jaren verliep ook in 2023 zijn opkomst zeer vlot, in combinatie met een afrijping die gelijktijdig met Fontane begon. Opvallend is zijn vaak hoge stengelaantal (4,9), waarbij toch slechts 8 knollen per struik werden geteld.

Etana haalde dit jaar een mooie meeropbrengst van 11% in vergelijking met Innovator (bruto). Ook de voorbije 2 proefjaren werd een meeropbrengst van 4 en 17% genoteerd. De uitval bij Etana was vergelijkbaar of lager dan bij de referentie, waardoor ook de netto-opbrengst hoger was dan bij Innovator. Door zijn lage knolaantal groeit dit ras grof uit, met 93% in de +50 mm. Etana had een mooie knollengte van net geen 10 cm en was daarmee even lang als Innovator.

Zijn onderwatergewicht ging op elke locatie vlot over de norm van 360 g/5 kg, met een gemiddelde van 398 g/kg. Dit is het hoogste cijfer van de frietrassen en niet evident voor een ras in het Innovator-segment. Er werden nauwelijks drijvers gevonden. Zelfs zijn blauwgevoeligheid bleef de laagste van alle rassen (index 80). Ook de voorbije 2 jaar had Etana een hoger onderwatergewicht met een lager of gemiddelde blauwgevoeligheid. Op elke proefplaats werd een uitstekende frietkwaliteit gezien. Op één proefplaats waren wel meer heterogene frieten te zien. Etana is niet geschikt om te koken (te melig en gevoelig voor zwartverkleuring na het koken). In 2023 werden bij Etana wel holle knollen gevonden (vooral op één proeflocatie), met soms enkele roestvlekjes (Innovator had nog meer last van deze interne bruinverkleuring). Op het vlak van uiterlijke kenmerken scoorde Etana prima.

Na 3 jaar proeven toont Etana zich als een ras met een zeer vlotte opkomst, met een zeer laag knolaantal (ondanks een hoog stengelaantal), een meeropbrengst (tot 19%) ten opzichte van Innovator, een grove sortering, een mooi onderwatergewicht, geen hoge blauwgevoeligheid en een uitstekende frietkwaliteit. Etana is niet geschikt om te koken. Let op met de perceelskeuze voor zijn gevoeligheid op interne gebreken (roest). Dit ras toonde gedurende 3 jaar een beperkte gevoeligheid voor (lak)schurft.

Lugano

Lugano werd in 2023 voor de derde keer beproefd. Het is een variëteit die in het Fontane-segment past. Interessant is zijn brede nematodenresistentie tegen zowel Globodera rostoschiensis (pathotype1,2,3,4) en Globodera pallida (pathotype 2,3). Lugano kent over het algemeen een vlotte opkomst en gemiddelde afrijping. Zijn vroegheid is vergelijkbaar met Fontane. Lugano vormt niet zo veel stengels per struik en opvallend weinig knollen per struik (slechts 6!). Het advies voor de grote potermaat is dan ook om te planten op 30 cm in de rij.

Ondanks de nauwere plantafstand bleef de bruto-opbrengst 8% lager dan deze van Fontane. Ook de voorbije 2 jaar werd een (kleine) minopbrengst ten opzichte van de referentie waargenomen. De hoeveelheid uitval was vergelijkbaar met Fontane. Door het zeer lage knolaantal groeiden de aardappelen grof uit, met 94% in de sortering +50 mm en ook ruim de helft in de +70 mm. Lugano behaalde wel een mooie knollengte, die met ruim 10 cm de hoogste van de rassen was (samen met Innovator).

Lugano haalt doorgaans een lager onderwatergewicht. Ook in 2023 werd slechts op één perceel de norm van 360 g/5 kg gehaald. Gemiddeld over de 3 locaties lag het onderwatergewicht op 361 g/5 kg. Toch ligt zijn blauwgevoeligheid met een index van 131 het hoogst van alle frietrassen in proef. Zijn frietkwaliteit was goed tot aanvaardbaar op de 3 locaties. Daarmee scoort het nieuwe ras vaak iets minder goed dan de andere rassen in proef. Zijn smaak na het koken is heel wisselvallig over de proefvelden en jaren heen. Het optreden van schurft bleef beperkt. Ondanks zijn grofte werd in 2023 weinig holheid opgemerkt (wel in 2021).

Lugano vormde tijdens de 3 proefjaren enorm weinig knollen per struik (5 à 6). Daardoor was zijn sortering heel grof en kon er geen topopbrengst behaald worden. Lugano haalt hierdoor wel een aanzienlijke knollengte. Ondanks een laag onderwatergewicht blijkt dit ras toch redelijk blauwgevoelig te zijn. Zijn frietkwaliteit ligt vaak lager dan de andere rassen in proef en ook zijn smaak na koken is wisselvallig. Ondanks zijn zeer lage knolaantal treedt holheid niet algemeen op (cfr Fontane).

09-Kenmerken en resultaten late frietrassen (3)

Messi

Messi is een witvlezig ras dat behoort tot het Innovator-segment. Het werd in 2023 voor de eerste keer in de proeven opgenomen. Deze variëteit zou een heel lage stikstofbemesting vragen en toch zeer vlot grof worden. Pas wel op, want Messi heeft geen resistenties tegen aardappelcystenaaltjes en zijn gevoeligheid voor metribuzin is nog niet gekend. Op de proefvelden verliep zijn opkomst vlot en zijn afrijping kende een gemiddeld verloop ten opzichte van de andere rassen. Hij vormde in dit eerste proefjaar slechts 8 knollen per struik, met een normaal aantal stengels per struik (3,6). De geadviseerde plantafstand is dezelfde als bij Innovator en Fontane.

Op elk van de 3 proefvelden haalde Messi vlot een hogere opbrengst dan Innovator, met een gemiddelde van +14% (bruto). Vooral op één locatie werden wel veel misvormde knollen aangetroffen, maar ook de netto-opbrengst (+35 mm zonder uitval) bleef ver boven de referentie liggen. Door het lage knolaantal groeide Messi zeer grof uit, met 95% in de sortering +50 mm en tot 60% in de sortering +70 mm. De knollen van deze variëteit groeiden wel iets ronder in vergelijking met Innvotor (iets kortere knollengte).

Qua onderwatergewicht scoorde Messi vergelijkbaar als Innovator, met een gemiddelde van slechts 357 g/5 kg. Vooral op één veld bleef het onderwatergewicht onder de norm, met heel wat drijvers. Zijn blauwgevoeligheid bleef net onder het gemiddelde van de frietrassen. Op elk van de 3 proefvelden was zijn frietkleur de slechtste van de groep, met een onvoldoende score. Messi is niet geschikt om te koken. De knollen hadden weinig gewone schurft en een beetje lakschurft (cfr. het gemiddelde van de proef). Door zijn grofte kwamen wel enkele holle knollen aan het licht.

Messi liet zich tijdens het eerste proefjaar zien als een ras met vlotte groei en een laag knolaantal. Zijn opbrengst lag 14% hoger dan de referentie Innovator en was grof met lange ovale knollen. Net zoals bij Innovator, bleef zijn onderwatergewicht iets te laag en daardoor was zijn frietkwaliteit niet goed.

Otolia

Ook Otolia werd in 2023 voor het eerste jaar geplant. Volgens het kweekbedrijf is het ras sterk op phytophthora, heeft een zeer goede kiemrust en een lagere stikstofbehoefte. Dit geelvlezige ras kende een gemiddelde snelheid in opkomst en begon iets later aan zijn afrijping. Met een normaal aantal stengels van 3,2 per plant werden 8 knollen per struik gevormd. Ook dit knolaantal is vergelijkbaar met veel andere rassen in proef, al ligt zijn aantal heel wat lager dan bij Fontane.

Op elke locatie bleef zijn opbrengst lager (-2 tot -20%) in vergelijking met Fontane. De hoeveelheid uitval lag wel lager in vergelijking met de referentie. 94% van zijn opbrengst behoorde tot de +50 mm. Met zijn ovale knolvorm was de knollengte langer dan Fontane (korter dan Innovator).

Op het vlak van onderwatergewicht haalde dit ras het op één na laagste resultaat, met een gemiddelde van slechts 347 g/5 kg en heel wat drijvers. Toch lag zijn blauwgevoeligheidsindex op een gemiddelde score. Door zijn tekort aan droge stof bleef de frietkwaliteit hangen op een goede tot aanvaardbare bakkleur. In 2023 bleek Otolia niet geschikt om te koken (te laag onderwatergewicht). Uitwendig was heel weinig gewone schurft te zien, wel wat meer lakschurft. Door zijn grofte werden wel wat holle knollen gevonden (minder dan bij Fontane). Interne bruinverkleuring (roest) werd niet gezien.

Na één proefjaar bleek dat Otolia een mooi groeiverloop kende met een lager knolaantal. Zijn opbrengst bleef duidelijk lager dan die van Fontane, met iets langere knollen dan deze referentie. Zijn onderwatergewicht bleef te laag, met meerdere drijvers, waardoor zijn frietkwaliteit goed tot aanvaardbaar bleef.

De bruto- opbrengsten van  de geteste  aardappelrassen lagen in 2023 hoog.
De bruto- opbrengsten van de geteste aardappelrassen lagen in 2023 hoog. - Foto: TD

Poseidon

Ook Poseidon is een nieuwkomer in deze rassenproeven en hoort toe aan het Fontane-segment met ovale knolvorm en latere afrijping volgens het kweekbedrijf. Interessant is zijn zeer brede aaltjesresistentie. Poseidon is geschikt voor lange bewaring met behoud van bakkwaliteit. Op de proefvelden werd een tragere opkomst vastgesteld, in combinatie met een late start van de afrijping. Zijn stengelaantal was iets lager in vergelijking met veel andere rassen, maar haalde wel een aanzienlijk knolaantal van 12 per struik (13 bij Fontane). Zijn knollengte is net iets langer (8,6 cm) in vergelijking met Fontane.

Op elk van de locaties blijft de opbrengst van Poseidon iets lager dan bij Fontane, met een gemiddelde van -7% (bruto). Er werd weinig uitval opgemerkt (minder dan bij Fontane), waardoor zijn netto-opbrengst (+35 mm zonder uitval) al dichter in de buurt kwam van de referentie (-3%). Door zijn mooie knolaantal bleef de sortering iets fijner, maar nog steeds grof genoeg, met 83% in de +50 mm.

Poseidon haalde een van de hogere onderwatergewichten, met een gemiddelde van 395 g/5 kg. Toch bleek dit nieuwe ras niet gevoeliger te zijn voor stootblauw (index 98). Daarmee ging ook een (zeer) goede frietkwaliteit gepaard, weliswaar met wat variatie over de locaties heen. Enkel op één proefveld hadden de knollen een goede smaak na het koken. Poseidon had weinig last van schurft in 2023 en er werden geen holle knollen of knollen met interne bruinverkleuring gevonden.

De resultaten van dit nieuwe ras wijzen op een laatrijpe variëteit, met een knolaantal vergelijkbaar met Fontane. Zijn opbrengst bleef iets lager in vergelijking met de referentie en iets minder grof. Zijn onderwatergewicht lag hoog, zonder hierdoor gevoeliger te zijn aan stootblauw. Zijn frietkleur was goed. Poseidon leek weinig last te hebben van uitwendige of inwendige gebreken.

Shepherd

Shepherd kwam in 2023 voor de derde keer aan bod en hoort thuis in het Innovator-segment. Interessant is zijn dubbele nematodenresistentie tegen zowel Globodera rostoschiensis (pathotype1) en Globodera pallida (pathotype 3). Net zoals de voorbije 2 proefjaren verliep ook in 2023 de opkomst bij Shepherd trager, terwijl zijn afrijping eerder aan een gemiddeld tempo verliep. Dit ras vormde in 2023 iets minder stengels, maar de voorbije 2 jaar was dit eerder een gemiddeld cijfer. Net zoals in 2021, bleef zijn knolaantal laag, met slechts 7 knollen per struik.

Shepherd haalde, ook net zoals in 2021, een lagere opbrengst in vergelijking met Innovator, namelijk –7% bij de bruto-opbrengst. Er werd veel uitval gezien bij Shepherd op elk van de 3 proefvelden. Daardoor kwam zijn netto-opbrengst nog wat lager uit (-12% ten opzichte van Innovator). Shepherd vormt lange knollen, net zoals de referentie. Mede hierdoor behoorde 94% tot de sortering +50 mm.

Net zoals de voorbije proefjaren haalde Shepherd het laagste onderwatergewicht van 345 g/5 kg, met overal wel drijvers (± 12%). Het ras is daardoor iets minder gevoelig voor stootblauw. Op 2 locaties was zijn frietkleur (zeer) goed, met weliswaar meerdere heterogene frieten. Shepherd is helemaal niet geschikt om te koken. Shepherd is niet speciaal gevoelig voor schurft (gemiddelde scores). Het optreden van holheid valt goed mee en op een beperkt aantal proeflocaties werd interne bruinverkleuring vastgesteld.

De 3 proefjaren werden gekenmerkt door een tragere opkomst en vaak door een lager knolaantal. In de 2 moeilijke groeiseizoenen (2021 en 2023) bleef zijn opbrengst lager in vergelijking met Innovator; in 2022 werd dan wel een hoge meeropbrengst genoteerd. Met zijn lange knollen komt een aanzienlijke hoeveelheid van de opbrengst in de frietsortering +50 mm terecht. Zijn onderwatergewicht bleef 3 jaar (zeer) laag, met meestal een goede frietkleur, ondanks enkele heterogene frieten. Shepherd is niet gechikt om te koken.

Veerle De Blauwer (Inagro), Ilse Eeckhout (PCA), Femke Moors (PIBO)

Lees ook in Aardappelen

Meer artikelen bekijken