Startpagina Melkvee

Veranderen van management of genetica helpt om de methaanemissie te verminderen

Met het Convenant Enterische Emissies Rundvee 2019-2030 engageerden 15 sectororganisaties zich om de enterische methaanemissies sterk te verminderen. Hoever staan we en wat zijn de mogelijkheden? Naast voedermaatregelen kun je ook maatregelen nemen met betrekking tot bedrijfsmanagement en/of genetica en selectie.

Leestijd : 5 min

In het Vlaams energie- en klimaatplan 2021-2030 werden specifieke doelstellingen geformuleerd om de methaanemissie bij rundvee te reduceren. Om de doelstelling te realiseren werd in 2019 door 15 partners in de brede rundveeketen het Convenant Enterische Emissies Rundvee 2019-2030 (CEER) ondertekend. De maatregelen kunnen we indelen in 3 groepen.

Naast voedermaatregelen kun je ook maatregelen nemen in je bedrijfsmanagement en/of in genetica en selectie.

Bedrijfsmanagement

De methaanemissie bij rundvee kan je ook verminderen door in te zetten op een doordacht veestapel- en bedrijfsmanagement.

Melkvee Bedrijven die streven naar langleefbare melkkoeien moeten minder jongvee aanhouden om deze koeien te vervangen en hebben aldus een lager vervangingspercentage. Wanneer zij er ook in slagen om de vaarzen op jongere leeftijd voor het eerst te laten afkalven, kunnen zij het aantal stuks jongvee op het bedrijf nog verder beperken.

Minder jongvee aanhouden resulteert niet alleen in een daling van de methaan- en andere emissies op het bedrijf, maar biedt ook economische voordelen. Het opfokken van een vaars is immers duur en kost gemiddeld 2.254 euro volgens het landbouwmonitoringsnetwerk (LMN, 2022).

De technische kengetallen uit het LMN 2022 tonen aan dat de sector op goede weg is, maar dat er vooral voor langleefbaarheid en de leeftijd van de eerste kalving nog vooruitgang kan geboekt worden (zie tabel) .

Om de streefcijfers te halen, is zowel een optimale jongveeopfok als een goede gezondheid en vruchtbaarheid bij de koeien aangewezen. Recent zijn via wetenschappelijk onderzoek verschillende aanbevelingen inzake jongveeopfok, vruchtbaarheid, transitiemanagement, uier- en klauwgezondheid geformuleerd ter ondersteuning van de melkveehouders. Daarnaast zijn tools ontwikkeld om de veehouder te helpen met het monitoren van de groei van het jongvee of met het samenstellen van een jongveerantsoen.

Meer informatie over lopend en afgerond onderzoek in de melkveesector is terug te vinden op de website van:

Kenniscentrum JongLeven | RUNDVEELOKET

Brochure en infographics helpen je op weg naar succesvolle kalveropfok

JongveeTool - Monitor de groei van het jongvee! | RUNDVEELOKET

ILVO rantsoenberekeningstool jongvee

Projecten rond uier-, klauwgezondheid, transitie en vruchtbaarheid – Koesensor

Vleesvee Vleesveebedrijven kunnen daarentegen streven naar een lagere slachtleeftijd van hun stieren. Door de voederbenutting te verbeteren, en zo de groei te stimuleren, kan de stier op een jongere leeftijd slachtrijp zijn. Een goede opvolging van de dieren, waarbij veel aandacht moet gaan naar het samenstellen van een uitgekiend rantsoen, is nodig om de groei en voederefficiëntie te optimaliseren. Dit kan tevens leiden tot een daling van de totale voederkosten per kilogram groei.

De technische kengetallen uit het LMN 2018 en 2022 (zie tabel) tonen aan dat ook hier nog op heel wat vleesveebedrijven verbetering mogelijk is.

08-3433-CEER

Minder dieren is minder methaan

De methaanemissiereductie van al deze maatregelen schuilt in de aanwezigheid van minder dieren. Wanneer de vrijgekomen plaatsen echter opgevuld worden door nieuwe dieren, zal er op bedrijfsniveau geen absolute reductie van enterische emissies plaatsvinden.

De doelstelling voor de rundveesector is om een reductie van de methaanemissie van 17.900 ton CH4 tegen 2030 tegenover 2021 te realiseren. Bij een gemiddelde afkalfleeftijd van 26 maanden produceert één stuk jongvee in totaal 87 kg CH4 (van geboorte tot afkalven). Volgens Statbel zijn er in Vlaanderen 71.109 vaarzen – zowel van melk-, gemengd als vleestype – ouder dan 2 jaar. Wanneer de leeftijd eerste kalving met 1 maand vervroegt, dan vermindert de methaanuitstoot van deze vaarzen met 284 ton CH4. Wanneer een bedrijf met 100 melkkoeien erin slaagt om het gemiddeld vervangingspercentage van 30% naar 28% te brengen, dan kunnen er 2 vaarzen minder gehouden worden en betekent dit een reductie van 174 kg CH4 voor dit bedrijf. In de veronderstelling dat het vervangingspercentage op alle melkveebedrijven met 2% daalt, zouden er in Vlaanderen 6.792 vaarzen minder gehouden worden, wat een reductie van 591 ton CH4 betekent.

Een stier produceert 70 kg CH4 (van geboorte tot slacht) bij een gemiddelde slachtleeftijd van 21,5 maanden. Wanneer er dus 1 stier minder gehouden wordt, daalt de methaanuitstoot met ongeveer 70 kg CH4. Hoewel ruim de helft van de jonge stieren tussen 17 en 21 maanden geslacht wordt, is nog steeds een derde ouder dan 21 maanden bij slacht (IVB-gegevens 2022). Indien deze groep stieren 1 maand vroeger zou geslacht worden, dan bedraagt de reductie bijna 70 ton CH4.

Voorgande reductiecijfers zijn berekend met emissiefactoren 2021 en hebben enkel betrekking op enterische emissies. Methaanemissie uit mestopslag is niet meegeteld.

Genetica en selectie

De methaanemissie kan sterk verschillen van dier tot dier en is sterk genetisch bepaald. Uit onderzoek blijkt dat de erfelijkheidsgraad voor methaan 23% bedraagt. Momenteel voeren Wageningen University & Research (WUR) en Coöperatie Rundveeverbetering (CRV) volop onderzoek uit om fokwaarden voor methaanemissie te bepalen. Hiervoor verzamelen ze data van methaanemissies, productiegegevens, rantsoenen, afstammingsgegevens, gezondheid… op 100 Nederlandse melkveebedrijven. In 2025 is het onderzoek afgerond en zullen er fokwaarden voor methaanemissie beschikbaar zijn. Door methaanemissie op te nemen in het fokdoel hoopt men de methaanemissie van de koe met 1% per jaar te kunnen verminderen. In Canada is een gelijkaardig onderzoek afgerond, met als resultaat dat sinds midden 2023 sperma op de markt is van stieren die nakomelingen geven die minder methaan zouden uitstoten.

Ook tussen veerassen zijn er verschillen in methaanuitstoot. Dubbeldoelrassen hebben een methaanuitstoot die lager is dan hoogproductief melkvee, maar hoger dan hoogproductief vleesvee. Bedrijven die een dubbeldoelras houden, hebben bij gelijke dierenaantallen een lagere absolute methaanemissie dan bedrijven met een hoogproductief melkveeras. Op vleesveebedrijven die kiezen voor een dubbeldoelras bij omschakeling naar melkvee zal de methaanemissie van het bedrijf wel stijgen (bij gelijke dieraantallen), maar in minder sterke mate dan bij omschakeling naar een hoogproductief melkveeras.

Ook tussen de melkveerassen zijn er verschillen in methaanemissies: Jersey-koeien hebben een lagere methaanuitstoot dan Holstein-koeien. De lagere methaanemissies van deze rassen zijn te danken aan de lagere bruto-energieopname om melk te produceren. Die is immers lager als gevolg van hun gemiddeld lagere melkproductie en/of onderhoudsbehoefte. Bovendien produceren dubbeldoelkoeien meer vlees en hebben Jersey-koeien een hoger vetgehalte dan Holstein-koeien.

Extra inspanningen nodig

Voorlopig zitten we nog niet op schema om de doelstelling van het Convenant Enterische Emissies Rundvee 2019-2030 te halen. Integendeel, de methaanemissies zijn de laatste jaren nog gestegen. Ook de implementatie van de methaanreducerende voedermaatregelen komt moeilijk op gang. Ondanks de subsidie vanuit de Vlaamse overheid (pre-ecoregeling ‘voedermanagement 2022’) en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (ecoregeling ‘voedermanagement 2023-2027’) en de financiële, technische en logistieke ondersteuning van de partners van het CEER, passen slechts een kleine groep rundveehouders de voedermaatregelen reeds toe.

Om deze redenen werd de ecoregeling ‘voedermanagement bij rundvee’ bijgestuurd. Vanaf 2024 komen enkel nog de meest effectieve voedermaatregelen in aanmerking voor de ecoregeling ‘voedermanagement’ en zijn de subsidiebedragen verhoogd (zie tabel in het artikel over voedermaatregelen). Ten slotte zijn de randvoorwaarden van enkele voedermaatregelen aangepast, waardoor ze gemakkelijker en op meer bedrijven implementeerbaar zijn.

In het Convenant Enterische Emissies Rundvee 2019-2030 is voorzien dat in 2025 de behaalde reductie wordt afgetoetst ten opzichte van de doelstelling, om te bepalen of bijkomende maatregelen noodzakelijk zijn. Deze evaluatie wordt vervroegd naar 2024, maar het is nu reeds duidelijk dat extra inspanningen noodzakelijk zullen zijn om de vooropgestelde doelstelling (-24% tegenover 2021) tegen 2030 te realiseren.

Wil je jouw steentje bijdragen, maar zoek je naar meer info en advies, neem dan een kijkje op de website van het Rundveeloket (www.rundveeloket.be).

Agentschap Landbouw en Zeevisserij

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken