Startpagina Recht

Omgevingsvergunningsprocedure wordt vereenvoudigd

Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA) wil de omgevingsvergunningsprocedures drastisch vereenvoudigen tot één basisprocedure. Ook het milieueffectenrapport mag voor haar een heel stuk eenvoudiger worden.

Leestijd : 7 min

Vlaanderen staat volgens minister Demir aan de vooravond van de grootste hervorming van vergunningsprocedures sinds de samenvoeging van de milieu- en stedenbouwkundige vergunningen in 2016.

Om een omgevingsvergunning te bekomen in Vlaanderen bestaan er op dit moment liefst 5 verschillende procedures, die elk een andere beslissingstermijn hanteren tussen de 60 dagen tot 180 dagen. Door de veelheid aan procedures en een gebrek aan voldoende flexibiliteit om plannen tijdens de aanvraag bij te sturen, moeten veel aanvragers opnieuw vanaf nul beginnen omdat ze bijvoorbeeld de verkeerde aanvraagprocedure kozen.

Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir snoeit drastisch in de wirwar aan omgevingsvergunningsprocedures en vereenvoudigt het geheel tot 1 modulaire basisprocedure van 60 dagen met een grote flexibiliteit voor bijsturingen. Hierdoor kunnen aanvragers nooit meer een verkeerde procedure kiezen. Enkel wanneer een aanvraag gewijzigd wordt of een de aanvraag een specifieke aard heeft, komen daar 60 dagen bij. Voor projecten waarvoor niet enkel een vergunning maar ook een beperkte planwijziging vereist is, voert ze het Omgevingsbesluit in. Dit besluit neemt slechts 180 dagen in versus 2 tot 4 jaar bij een klassiek ruimtelijk uitvoeringsplan (rup), wat een gigantische tijdswinst oplevert.

Aan de hervorming werd ruim 2 jaar gewerkt. Het ontwerpdecreet gaat nu naar de Raad van State.

Evaluatie bestaand beleid

“Vriend en vijand zijn het er over eens dat de bestaande vergunningsregels in Vlaanderen - nog los van de stikstofdiscussie - onvoldoende flexibele procedures en onvoldoende duidelijkheid bevatten. Omdat de afbakening van het toepassingsgebied van de verschillende procedures niet steeds duidelijk is, gebeurt het maar al te vaak dat een verkeerde procedure gekozen wordt waardoor een aanvrager nodeloos tijd verliest en op een bepaald moment vanaf nul moet beginnen. De discussies over het toepassingsgebied van elke procedure zijn talrijk en bovendien kan niet gewisseld worden tussen procedures.”

“Een tweede vaststelling is dat de huidige procedures onvoldoende mogelijkheden bieden om ingediende aanvragen aan te passen om oplossingsgericht te komen tot een vergunning. Zo kan de behandelingstermijn slechts tweemaal verlengd worden, éénmaal door de overheid via een zogenaamde administratieve lus en éénmaal door de aanvrager om de aanvraag te wijzigen. Zo’n wijziging die een aanvrager wil aanbrengen moet bovendien goedgekeurd worden door de administratie, wat vaak voor discussie zorgt. Als tijdens de beroepsprocedure blijkt dat een aanvraag onvolledig is, kan het dossier bovendien niet zomaar aangevuld worden en dreigt een herstart met de bijhorende tijdverlies.”

Aanvullingen kunnen altijd

Daarom verankert Demir een grote mate van flexibiliteit in de vaste basisprocedure. Wijzigingsverzoeken van de aanvrager moeten straks niet langer goed- of afgekeurd worden door de administratie. Ook aanvullingen van het dossier kunnen altijd. De enige beperking is dat de aanvrager het volledig verloop van het openbaar onderzoek moet afwachten om een wijziging aan te brengen, zodat die wijziging direct met alle standpunten kan rekening houden. Vanaf nul beginnen zal niet meer nodig zijn. De behandelingstermijn verlengen kan steeds, zodat een aanvrager zijn plannen desnoods meermaals kan verbeteren of bijsturen. Dat laat volgens de minister toe dat administraties en aanvragers oplossingsgericht kunnen samenwerken.

Een ondernemer of organisatie die vandaag een afwijking wil op Vlarem-milieuvoorwaardenmoet een procedure van 180 dagen doorlopen, om daarna nog eens een omgevingsvergunningsprocedure van 120 dagen te doorlopen. In de toekomst zal dat 120 dagen zijn. Een aanvrager die dergelijke afwijking nodig heeft, kan die via een extra module op zijn basisprocedure verkrijgen, zonder 2 procedures te doorlopen. In plaats van minstens 180 dagen te wachten, zal de afwijkingsmogelijkheid op 60 dagen beantwoord worden.

Introductie van het Omgevingsbesluit

Demir wil ook voorkomen dat voor kleine ruimtelijke ingrepen een volledige procedure voor een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) moet worden opgesteld, wat makkelijk 2 jaar duurt. Daarom introduceert ze voor 3 belangrijke categorieën van aanvragen het Omgevingsbesluit. Dit is een module binnen de omgevingsvergunningsaanvraag waarbij slechts 180 dagen gebruikt worden om een planwijziging, zoals bv. een beperkte herbestemming, door te voeren. De 3 categorieën zijn:

* Een wijziging die zorgt voor verdichting en dorpskernen in functie van de bouwshift, zogenaamde ruimtelijke impulsprojecten;

* Werken van algemeen belang, zoals fietspaden, rioleringen, wegenwerken, enzovoort.

* Bedrijvigheid, zoals de huidige planologische attestenprocedure en beperkte ontwikkelingen aan bestaande bedrijven.

Er moet voor deze projecten slechts een vereenvoudigd bestemmingsplan worden ingediend en er moeten géén specifieke stedenbouwkundige voorschriften worden uitgedacht. De standaardvoorschriften zijn automatisch van toepassing. De doorlooptijd zal maar 180 dagen bedragen, zonder administratieve beroepsmogelijkheid tegen de planwijziging, wat een enorme tijdswinst oplevert. Doorgaans vergen ruimtelijke uitvoeringsplannen 2 jaar, met uitschieters tot meer dan 4 jaar.

Na 2 jaar wordt het Omgevingsbesluit geëvalueerd voor deze 3 specifieke toepassingsge. Zodra deze gunstig geëvalueerd wordt, vervangt het Omgevingsbesluit bestaande procedures zoals de planologische attesten en de afwijkingen ten aanzien van de algemene bestemming.

Hervorming milieueffectenrapporten

Ook de milieueffectenrapporten (MER) staan in Vlaanderen bij menig initiatiefnemer bekend als onduidelijke, dikke bijbels met overbodige informatie waar een kat haar jongen niet in terugvindt. En ook voor derden is de leesbaarheid erg moeilijk zodat er onduidelijkheid blijft over de milieueffecten van een project. Daarom heeft minister Demir een ontwerpdecreet klaar waarmee de MER tot een slanker en eenvoudiger instrument omgevormd wordt.

Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir brengt de zogenaamde MER-screening naar eigen zeggen terug naar de essentie, schaft de ontheffingsmogelijkheid af en vereenvoudigt de regelgeving, ook om ‘goldplating’ te voorkomen. “De bedoeling is de milieuimpact maximaal beter in kaart te brengen en de administratieve overlast tot een minimum te beperken. Een huzarenstukje, maar cruciaal voor ons leefmilieu en voor de investeringszekerheid”, aldus Demir, die het ontwerpdecreet nu aan de Raad van State bezorgt voor advies.

Slinger is doorgeslagen

Het is voor de minister van cruciaal belang dat bij investeringsprojecten de impact op het milieu en de omgeving in kaart wordt gebracht. Zo kan een vergunningverlener oordelen of hij al dan niet doorgaat met een project, en zo ja, welke variant van het project de kleinste impact heeft. In de huidige werkwijze voor milieueffectenrapporten (MER) in Vlaanderen is de slinger volgens Demir echter doorgeslagen. “Wanneer een initiatiefnemer het woord MER hoort, schiet die veelal in een kramp terwijl dit instrument net zou moeten leiden tot een beter plan of project en een kwalitatieve politieke besluitvorming. En ook voor derden is een MER steeds moeilijker leesbaar, zodat men zich vragen stelt bij de milieuimpact.”

“We hervormen de MER van een onduidelijk, verplicht en zwaar administratief nummertje tot een slanker, eenvoudiger instrument waar de milieuimpact helder getoond wordt”, zegt Demir. “Er zijn geen 3 soorten procedures, die elk energie en tijd vergen, nodig om te bepalen of een MER nodig is en die dan doorgaans leiden tot dikke bijbels met overbodige informatie. Er is wél nood aan een slank en zinvol instrument met een goede focus dat zich richt op de concrete knelpunten op het vlak van leefmilieu en omgeving, ontdaan van alle overbodige ballast”.

Een MER moet zich voortaan focussen op de essentie.Meerdere actoren staan mee in voor een gerichte scoping, zoals het expertisecentrum, erkende MER-coördinatoren en MER-deskundigen, adviesinstanties en bevoegde overheden. Een gerichte scoping is een gedeelde opgave en verantwoordelijkheid. Overbodige en generieke informatie moeten vermeden worden als weerslag in milieueffectrapporten.

Vlaanderen deed aan ‘goldplating’ en zorgde er daarmee voor dat er veel onduidelijkheid was over welke MER-procedure een project moest doorlopen. Dat lokte bovendien ook beroepschriften uit. Daarom aligneert Demir de Vlaamse regelgeving op de Europese MER-richtlijnen. Er is slechts een MER nodig in de gevallen dat dit door de MER-richtlijnen wordt gevraagd. Dit resulteert in 1 lijst van MER-plichtige initiatieven en 1 lijst van projecten die MER-screeningsplichtig zijn. Al de rest is vrijgesteld. Voor plannen, programma’s, projecten of beleidsvoornemens die niet onder de werkingssfeer vallen of niet van rechtswege onder de MER-plicht vallen, kan steeds (vrijwillig) een MER gemaakt worden.

De MER-ontheffingsprocedure, waarmee een uitzondering op de verplichting wordt gevraagd, wordt geschrapt omdat dit in de praktijk leidt tot uiteenlopende rechtspraak. Dit betekent een vereenvoudiging en leidt tot meer duidelijkheid en rechtszekerheid.

Sneller duidelijkheid

De MER-screening wordt terug naar de essentie gebracht en vereenvoudigd. Er moet sneller duidelijkheid komen of een MER wel of niet opgemaakt moet worden. Van zodra uit een beperkt onderzoek al blijkt dat er mogelijks aanzienlijke milieueffecten te verwachten kunnen zijn, is namelijk een milieueffectrapportage en de opmaak van een MER aan de orde.

Het juridisch bindende karakter van de als te strikt ervaren richtlijnenboeken wordt geschrapt.

Demir voert ook het principe van ‘tiering’ in. Dat houdt hergebruik in van informatie uit eerdere/ andere rapporten. Op dit moment is daar geen flexibiliteit in.

Het team MER wordt omgevormd tot een Expertisecentrum MER bij de Vlaamse overheid, waarbij kennis zo breed mogelijk wordt gedeeld. Dat moet ervoor zorgen dat expertise niet verloren gaat en lokale besturen voldoende bijstand krijgen. Het expertisecentrum biedt een digitale screeningstool aan ter ondersteuning van initiatiefnemers van plannen en projecten. Deze digitale tool moet de overheid helpen bij de screening naar eventuele aanzienlijke effecten.

Vandaag wordt door het team MER een goedkeuring gehecht aan een milieueffectenrapport. Vlaanderen is één van de weinige landen die dat doen. Dit goedkeuringstoezicht zou initieel afgeschaft worden en worden vervangen door een facultatief kwaliteitsadvies. Verschillende actoren vonden die beslissing te voorbarig. Daarom zal er eerst een evaluatie gebeuren van het Expertisecentrum MER na 3 jaar, waarna de Vlaamse regering beslist over het al dan niet vervangen van het goedkeuringstoezicht door een advies.

Het erkenningssysteem voor MER-deskundigen zal verbeterd worden, met focus ook op controle op de kwaliteit.

Ook dit ontwerpdecreet moet nog naar de Raad van State. Minister Demir wil het decreet begin 2024 definitief laten goedkeuren.

Filip Van der Linden

Lees ook in Recht

Belangrijkste bepalingen uit het uitvoeringsbesluit toegelicht

Recht Op 1 november 2023 is het Vlaams Pachtdecreet van 13 oktober 2023 in werking getreden. In het decreet zelf werden nog een aantal praktische zaken overgelaten aan de Vlaamse regering. Deze heeft nu haar voorontwerp van uitvoeringsbesluit aan de Raad van State overgemaakt voor advies.
Meer artikelen bekijken