Startpagina Melkvee

Laat je kalfjes niet onnodig kou lijden

Naast hittestress kan rundvee ook te maken krijgen met

koudestress. Vooral kalveren kunnen een duwtje in de rug gebruiken om koudeperiodes goed door te komen.

Leestijd : 6 min

H ittestress bij koeien is de laatste jaren een meer en meer besproken onderwerp binnen de veehouderij. De temperaturen in de zomer zijn extremer geworden en er wordt steeds meer aandacht besteed aan de impact van onder andere de omgeving op het dierenwelzijn. Naast de zomers kennen ook de Belgische winters meer extrema dan de voorgaande jaren. Periodes van ongewone warmte voor die tijd van het jaar, gevolgd door periodes van extreme koude, zijn geen uitzondering meer. Daardoor krijgen niet alleen onze koeien omwille van de hitte maar ook onze kalveren omwille van de koude het soms moeilijk en zouden ze een duwtje in de rug kunnen gebruiken om dergelijke koelere periodes door te komen.

Thermoneutrale zone

Binnen welke omgevingstemperaturen kunnen onze kalveren goed functioneren? Om het over koudestress bij kalveren te hebben, wordt de term ‘thermoneutrale zone’ eerst geïntroduceerd. De thermoneutrale zone wordt beschreven als het interval van de omgevingstemperatuur waarbinnen een dier geen extra energie – boven op de onderhoudsenergie – moet steken in het behouden van zijn lichaamstemperatuur. Het kan beschouwd worden als de ‘comfortzone’ wanneer men het over temperatuur heeft. Dit interval wordt afgebakend door enerzijds een laagste en anderzijds een hoogste kritische temperatuur.

Wanneer de omgevingstemperatuur buiten deze grenzen valt, zal het kalf dus bijkomende energie moeten steken in (en bijgevolg energie nodig hebben om) zijn lichaamstemperatuur binnen de normen te houden. Deze kritische temperaturen zijn echter niet constant en worden niet enkel bepaald door de omgevingstemperatuur. De temperatuur die een kalf waarneemt, wordt immers niet alleen bepaald door de omgevingstemperatuur, maar ook de aanwezigheid van wind en zonlicht, door de relatieve vochtigheid, de dikte van de vacht en de bedding, maar ook door de herkauwactiviteit.

Hoewel de gevoelstemperatuur door meerdere factoren bepaald wordt, spreekt men toch van een thermoneutrale zone om richtgetallen mee te kunnen geven. Zo kunnen kalveren jonger dan een maand temperaturen aan die tussen de 10 en 20 °C liggen. Zakt de temperatuur onder de 10 °C, dan zullen zij extra energie moeten steken in het op peil houden van hun lichaamstemperatuur. Kalveren ouder dan 1 maand tot speenleeftijd hebben een bredere thermoneutrale zone, namelijk van 5-25 °C.

Het verschil tussen deze groepen ligt voornamelijk aan de grootte van de dieren en aan de herkauwactiviteit. Kleinere kalveren hebben relatief meer lichaamsoppervlakte waarlangs ze warmte kunnen verliezen en hun herkauwactiviteit, die een grote bron is van warmteproductie, is gering tot onbestaande. Daarnaast worden kalveren geboren met relatief weinig bruin vet. Bruin vet kan op een efficiënte manier energie in warmte omzetten en draagt bij andere diersoorten op die manier een steentje bij in de warmteproductie van een dier.

Gevolgen koudestress

Kalveren die een periode van koudestress ondergaan, lopen risico op allerlei bijkomende negatieve effecten. Zo zullen deze kalveren een daling van hun immuunsysteem doormaken, waardoor ze zich minder goed kunnen weren tegen allerhande infecties en waardoor de kans vergroot dat ze kwaaltjes zoals ademhalings- en spijsverteringsproblemen oplopen.

Andere gevolgen van koudestress zijn een verminderde dagelijkse groei, minder wateropname en een duidelijke toename van de onderhoudsenergie. Daarbij komt dat pasgeboren kalveren die een periode van koudestress doormaken, de antistoffen die in de biest zitten later zullen absorberen. Hoe vroeger het kalf deze antistoffen binnen heeft, hoe sneller het kalf voorzien is van een passieve immuniteit en hoe beter het kalf zich kan verweren tegen infecties.

Invloed van omgeving

Zoals reeds vermeld speelt de omgeving een grote rol in de perceptie van temperatuur. De kalverhutjes waarin de kalveren gehuisvest worden, voorzien de kalveren van een microklimaat waarin ze de eerste weken van hun leven doorbrengen. De oriëntatie van de kalverhutten speelt hier vooreerst een belangrijke rol. Kalverhutten staan het best georiënteerd met hun opening naar het zuidoosten. Daardoor staan ze loodrecht op de dominante windrichting in België – het zuidwesten – en kunnen de kalveren alsnog de sporadische winterse zonnestralen opvangen. Op deze manier wordt enerzijds tocht beperkt en anderzijds zonlicht maximaal benut.

Daarnaast dient er gekeken te worden naar de bedding van de kalveren. Om te beoordelen of er voldoende stro in de hokken – hetzij kalverhutten, hetzij gedeelde stroboxen – ligt, wordt er een nesting score aan de box toegekend. De nesting score beschrijft in welke mate de pootjes van de kalveren bedekt worden door het stro waarin ze liggen. Een score van 1, 2 of 3 wordt toegekend. Score 1 impliceert dat geen enkel deel van de pootjes en klauwen bedekt zijn door stro. Score 2 betekent een gedeeltelijke bedekking en bij score 3 zijn de pootjes en klauwen volledig bedekt door het stro waarin de kalveren liggen. Met omgevingstemperaturen die onder de laagste kritische temperatuur van de kalveren liggen, wordt aangeraden dat kalveren gehuisvest worden in hutjes of boxen met een hoeveelheid stro die aan score 3 voldoet.

Verder is het belangrijk dat de vacht van de kalveren droog gehouden wordt. Dit kan men bereiken door onder andere diarree te voorkomen (en snel te genezen indien het zich toch zou voordoen) en door vaak en genoeg bij te strooien in de hokken van de kalveren. Een droge en propere vacht voorziet het kalf immers van een isolatielaag die helpt met het behouden van de lichaamstemperatuur.

Kalverjasjes zijn voornamelijk aan te raden bij kalveren tot een leeftijd van 3-4 weken.
Kalverjasjes zijn voornamelijk aan te raden bij kalveren tot een leeftijd van 3-4 weken. - Foto: Louise Vanlommel

Kalverjasjes en warmtelamp

Naast de oriëntatie van de kalverhutten en de bedding, kunnen kalverjasjes en warmtelampen ingezet worden in koudere periodes. Deze 2 hulpmiddelen hebben het grote voordeel dat ze op eender welk moment aangebracht maar ook weer weggenomen kunnen worden. Ze zijn dus ideaal om te gebruiken bij wisselende omgevingstemperaturen.

Kalverjasjes zijn voornamelijk aan te raden bij kalveren tot een leeftijd van 3-4 weken. Doordat deze kalveren een grote hoeveelheid warmteproductie ontbreken door een tot hiertoe niet-functionele pens, is een externe warmtebron (of extra hulp van buitenaf zoals een kalverjasje) geen overbodige luxe. Belangrijk bij het gebruik van kalverjasjes is dat de kalveren hier overdag niet in mogen zweten en dat de jasjes ‘mee moeten groeien’ met het kalf.

Warmtelampen kunnen de kalveren ook van extra warmte voorzien. Ook hier zullen voornamelijk de jongere kalveren hulp kunnen gebruiken in koudere periodes. Opnieuw dient vooral overdag gekeken te worden dat de kalveren het niet te warm krijgen (indien de lamp dag en nacht aan staat). Uit onderzoek is tevens gebleken dat, wanneer de kalveren in een ruim hok gehouden worden waarin ze vrij kunnen bewegen en wanneer ze de lamp zowel kunnen ontwijken als kunnen opzoeken, de lamp meer succes zou hebben bij oudere kalveren. De oudere dieren kunnen immers sneller actief op zoek gaan naar warmere plaatsen om in perioden van koelte aan thermoregulatie te doen. Juist daarom is een warmtelamp bij jongere kalveren ook aan te raden als de temperaturen extreem zakken, omdat hun thermoregulerend vermogen nog niet goed genoeg ontwikkeld is.

Voeding

Kalveren in koudestress verbruiken meer energie om zich warm te houden. Zoals eerder vermelde tips kunnen veehouders enerzijds ingrijpen door het kalf van een voldoende warme omgeving te voorzien. Als het kalf alsnog meer energie moet steken in het behouden van zijn lichaamstemperatuur, kan er met de voeding gespeeld worden.

Op het vlak van de melk kunnen er 2 aanpassingen gebeuren. Men kan meer melk geven door een extra voederbeurt in te lassen, of men kan – indien de veehouder kunstmelk voedert – de concentratie van de melk opdrijven. Op deze manier worden de kalveren van meer energie voorzien in perioden waarin ze het kunnen gebruiken. Het opdrijven van de concentratie van het melkpoeder dient echter geleidelijk te gebeuren en is enkel aan te raden als de periode van koude langdurig aanhoudt. Een grote wijziging in concentratie kan immers leiden tot nutritionele diarree, wat de vacht van het kalf bevuilt, nat maakt en zorgt voor een slechtere isolatie. Tot slot wordt aangeraden om de kalveren 2 tot 3 keer per dag van lauw water te voorzien om de opname van startbrok te stimuleren.

Conclusie

Kalveren kunnen door hun nauwe thermale ‘comfortzone’ de strengere winters in België vaak niet aan zonder een extra duwtje in de rug. Ze kunnen hierbij geholpen worden door enerzijds de omgeving aan te passen. Dit kan door onder andere de kalverhutjes juist te oriënteren, door de hutjes in te strooien met voldoende stro en door de kalveren eventueel te voorzien van een kalverjasje en/of een warmtelamp.

Anderzijds kan het voedingsschema van de kalveren aangepast worden. Zo helpt het om een extra voederbeurt in te lassen of om de concentratie van het melkpoeder geleidelijk op te drijven. Daarnaast zal het meermaals per dag aanbieden van lauw water de kalveren helpen om sneller startbrok op te nemen. Daardoor zal hun pens sneller functioneel worden en zijn de kalveren voorzien van een extra interne warmtebron.

Louise Vanlommel (UGent)

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken