Startpagina Melkvee

Hoe maak ik mijn rundveebedrijf klaar voor de toekomst?

Vanuit het stikstofakkoord wordt elk rundveebedrijf een ammoniakemissiereductie opgelegd, en dat naast de vooropgestelde sectordoelstellingen. Daarbovenop komen er op een rundveebedrijf ook nog andere luchtemissies vrij, zoals methaan en lachgas. Vlaanderen stelt bijkomende doelstellingen om deze emissies te reduceren. Maar hoe bereid je je als rundveehouder daarop voor?

Leestijd : 8 min

Begin juli 2023 organiseerde het departement Landbouw en Visserij 2 infomomenten (dus voor het ontwerp-stikstofdecreet of de 2 ministeriële instructies bekend werden gemaakt). De toelichting is gebaseerd op de goedgekeurde conceptnota Programmatische Aanpak Stikstof (10 maart 2023) (PAS) en is de basis voor de uitwerking van de PAS-wetgeving.

Verschil tussen milieu- en klimaatmaatregelen

Katrien Boussery, sectoradviseur emissies, geeft kort mee wat het verschil is tussen klimaat- en milieumaatregelen. “De stikstofproblematiek valt onder het luik ‘milieu’, waar ook ammoniak deel van uitmaakt. Stikstof en ammoniak zijn 2 stoffen die een heel lokaal effect op de natuur hebben. Om het milieu te beschermen heeft men PAS en het mestdecreet opgesteld.

Daarnaast zijn er de broeikasgassen, en die hebben een invloed op het klimaat. In de landbouw gaat het over methaan, lachgas en koolstofdioxide. Methaanemissies kunnen we opdelen in enterische emissies (alles wat uit de pens van de koe komt) en emissies uit de mestopslag.

Ongeveer 70% van de methaanuitstoot van de veeteelt komt van de enterische emissies en zo’n 30% komt van de mestopslag. Het lijkt dus logisch dat we een groter verschil in emissie-uitstoot kunnen maken door harder in te zetten op het verlagen van de enterische emissies. Deze niet-energetische broeikasgasemissies moeten in de landbouwsector tegen 2030 met 31,3% verminderen.”

PAS: Generieke maatregelen op sectorniveau

“De overheid stelde de PAS-doelstellingen op voor de rundveesector, en dit op sector- en bedrijfsniveau. De melkveesector moet 15% reduceren ten opzichte van 2015, maar doordat het quotum werd afgeschaft, is de melkveesector sindsdien sterk gegroeid. Dat zorgt ervoor dat we ondertussen 25% moeten reduceren.

De vleesveesector moet ook 15% reduceren, maar die sector is sowieso al kleiner geworden de afgelopen jaren, waardoor daar nog 0% reductie moet plaatsvinden. Dat wil niet zeggen dat de vleesveebedrijven geen actie zullen moeten ondernemen, want er kunnen nog steeds maatregelen op bedrijfsniveau worden opgelegd.

De vleeskalverensector moet 20% reduceren ten opzichte van 2015, en doordat ook die sector mee groeide met de melkveesector, moet daar ondertussen 28% gereduceerd worden.”

De vleesveesector moet 15% reduceren, maar die sector is sowieso al kleiner geworden de afgelopen jaren, waardoor daar nunog 0% reductie moet plaatsvinden.
De vleesveesector moet 15% reduceren, maar die sector is sowieso al kleiner geworden de afgelopen jaren, waardoor daar nunog 0% reductie moet plaatsvinden. - Foto: SN

PAS: Generieke maatregelen op bedrijfsniveau

“Op bedrijfsniveau is het wat ingewikkelder”, gaat Boussery verder. “Daar moet een minimale inspanning van 5% plaatsvinden tegen eind 2025. Dat is niet lang meer, en geldt voor elk rundveebedrijf. Begin 2026 zal men nakijken of de rundveesector halfweg is. De vleesveesector zal daar een goed steentje aan hebben bijgedragen, maar nog vrees ik dat dat onhaalbaar is.

Als blijkt dat de sector niet halfweg is, zal de overheid nutriëntenemissierechten (NER) opkopen van melkveehouders en kalverhouders: eerst vrijwillig, en daarna waarschijnlijk gedwongen. Een bedrijf dat al meer dan 15-20% reduceerde, krijgt daar een vrijstelling voor, maar aangezien eind 2025 er zo snel aankomt, wordt het voor veel bedrijven moeilijk om die doelstelling nog te halen.”

Drie vergunningopties

“Doe je helemaal geen aanpassingen aan je bedrijf? Dan zal je je vergunning kunnen behouden tot 2026. Realiseer je toch een reductie van 5%? Dan kan je een vergunning krijgen tot 2030, maar als de sector niet halfweg is tegen begin 2026, kan de afroming van NER nog steeds gebeuren.

Wil je je vergunning langer behouden dan 2030? Dan moet je een reductie van 15-20% bekomen. Reduceren kan je doen door minder dieren te houden, PAS-maatregelen toe te passen, of intern te salderen”, aldus Boussery.

Reductie op basis van welke gegevens?

“Momenteel is het nog steeds heel onduidelijk op basis van welke bedrijfsgegevens men de reductie op bedrijfsniveau zal berekenen. Als referentiejaar kan 2015 genomen worden, maar doordat veel bedrijven gegroeid zijn, zal dat betekenen dat zij nog veel meer reductie moeten bekomen. Het zou ook berekend kunnen worden op mestbankaangiften van 2021, of op basis van je vergunning.

Daar zou heel snel meer duidelijkheid over moeten komen, want nu weet niemand wat hij moet reduceren op bedrijfsniveau. Dat is het grootste vraagteken voor rundveehouders op dit moment.

Het WeComV stelde een PAS-lijst op met technieken waar ze reductiecijfers aan koppelden volgens wetenschappelijk onderzoek, maar doordat men nog steeds geen emissies kan meten op natuurlijk geventileerde stallen, zal de discussie over reductiecijfers nog een tijd lang blijven bestaan.”

Het WeComV stelde een PAS-lijst op met reductietechnieken, maar doordat men nog steeds geen emissies kan meten op natuurlijk geventileerde stallen, zal de discussie over reductiecijfers nog een tijd lang blijven bestaan.
Het WeComV stelde een PAS-lijst op met reductietechnieken, maar doordat men nog steeds geen emissies kan meten op natuurlijk geventileerde stallen, zal de discussie over reductiecijfers nog een tijd lang blijven bestaan. - Foto: LBL

Nieuwe piekbelasters

“Word je gezien als een (nieuwe) piekbelaster? De overheid zal dan een nieuwe berekening uitvoeren voor de bepaling van de piekbelasters”, legt Boussery uit. “Men zal de ammoniakemissie van het bedrijf gedurende de afgelopen 3 jaren herrekenen. Als 2 van die 3 jaren resulteren in een impact hoger of gelijk aan 50%, word je aangeduid als piekbelaster.

Je kan verder boeren tot het einde van de vergunning of tot uiterlijk 2030. Pas op, want er kunnen dus ook nieuwe rode bedrijven opduiken door die herberekeningen. Deze nieuwe piekbelasters kunnen langer dan 2030 blijven boeren, indien ze via maatregelen de impactscore onder de 50% kunnen brengen. Piekbelasters die stoppen voor eind 2024 krijgen een vergoeding van 130%. Piekbelasters die stoppen in 2030 krijgen een vergoeding van 100%.”

Bemesting

“Voor groene bestemmingen in de Speciale Beschermingszones van de Habitatrichtlijn (SBZ-H) geldt een nulbemesting vanaf 2028. Enkel huiskavels zijn vrijgesteld. Wie nulbemesting toepast vanaf 2024, krijgt 15.000 euro/ha, wie stopt met bemesten in 2028 krijgt 12.500 euro/ha.”

PAS-maatregelen op jouw bedrijf

“Op vleesveebedrijven kan je het best de emissie-uitstoot reduceren door te beweiden in combinatie met leegstand van de stal. Je kan, net zoals bij melkvee, ook het ruweiwitgehalte in het voeder verlagen. Momenteel is dat nog geen PAS-maatregel, omdat het moeilijk aan te tonen is dat een veehouder die maatregel effectief toepast. Er is een project ‘EIP-Beef’ lopende dat zoekt naar een methodiek om dat toch aan te kunnen tonen.

Melkveehouders kunnen ook aan beweiding doen, ze kunnen een mestrobot aanschaffen, een nieuw vloersysteem installeren of een luchtwasser op de stal zetten. Dat laatste raad ik niet meteen aan voor bestaande stallen, omdat de stal moet aangepast worden naar een gestuurd ventilatiepatroon en omdat de luchtwasser veel water- en energie verbruikt.

Om melkveehouders te informeren over de PAS-maatregelen, hebben Innovatiesteunpunt, Hooibeekhoeve en Inagro een demoproject ‘PAS-partout’ opgestart. Binnen dat project ontwerpen ze fiches, beurzen, adviezen, artikels, enzovoort via welke de melkveehouder zich kan informeren. De resultaten uit die projecten zullen zeker nuttig zijn voor de melkveevouders”, sluit Boussery af.

Methaanreductie en Convenant Enterische Emissies Rundvee

Het Vlaams Energie en Klimaatplan heeft als doelstelling om tegen 2030 40% broeikasgasuitstoot te reduceren ten opzichte van 2005. Voor de landbouw is dat 31,3%, en specifiek voor de rundveesector is dat 22,2%. “De manieren om dat doel te bereiken zijn veestapelmanagement, genetica en selectie, en voedermanagement”, zegt Laurence Hubrecht, sectoradviseur rundvee. Zij gaf tijdens het infomoment tips voor het verlagen van de methaanuitstoot op een landbouwbedrijf.

“In de melkveesector is het aantal dieren fel toegenomen, terwijl in de vleesveesector het aantal dieren daalde. Als we beide sectoren samen nemen, is het aantal runderen met 4,5% afgenomen in 2021, maar de methaanproductie is toegenomen met 8,5%, onder andere door een verhoogde productie per koe. We staan dus nog ver van de vooropgestelde doelstelling.

Om de emissie-uitstoot op je bedrijf te verlagen, kan je op het rundveeloket alle maatregelen terugvinden die een wetenschappelijke werkgroep al goedkeurde (Convenant Enterische Emissies Rundvee). Zo kan je streven naar een betere langleefbaarheid van je koeien en dus ook naar minder stuks jongvee per koe. Het doel is om 30% vervangingspercentage te hebben. Nu is dat gemiddeld voor Vlaanderen 31,1%. Langleefbaarheid zorgt logischerwijs ook voor financiële voordelen, want de kostprijs voor het opfokken van een vaars bedraagt gemiddeld 1623 euro, exclusief vergoeding van eigen arbeid.

Minder vaarzen aanhouden betekent natuurlijk ook minder mest en dus ook minder emissies als ammoniak en methaan.

Als je minder vaarzen moet opfokken om je eigen veestapel te vervangen, krijg je ook meer ruimte om aan doordachte gebruikskruising te doen. Dan ga je een deel van je veestapel insemineren met sperma van vleesstieren, wat ervoor zorgt dat die kalveren meer zullen opbrengen dan zuivere Holstein-kalveren.

Je kan ook je vaarzen op een jongere leeftijd (24 maanden) laten kalven. De leeftijd bij de eerste kalving is nu gemiddeld 26,6 maanden. Om die doelen te realiseren moet de jongvee-opfok optimaal zijn. Zo is de niet-productieve periode van het dier zo kort mogelijk, en de productieve periode waarin ze melk geven zo lang mogelijk.

Dan heb je ook nog verschillende voederadditieven of -middelen met een methaanreducerend effect. De voederadditieven nitraat en 3-NOP kan je via het krachtvoeder en/of mineraalvoeder toedienen aan je koeien, elke dag gedurende de volledige lactatie. Dit verlaagt de methaanuitstoot met 10% bij nitraat en 26% bij 3-NOP. Voedermiddelen zoals bierdraf in combinatie met koolzaadschroot, geëxtrudeerd lijnzaad en koolzaadvet, resulteren ook in een methaanemissiereductie van 5 à 9%, als je ze de eerste 200 dagen van de lactatie verstrekt. Voor vleesvee is enkel nitraat goedgekeurd met een reductie van 8%. Wie deze voedermaatregelen toepast, kan ook een subsidie ontvangen door in te schrijven op de ecoregeling ‘voedermanagement bij rundvee’ via de verzamelaanvraag 2024. De voorwaarden in 2023 voor deze ecoregeling kan je nalezen op de website van het departement Landbouw en Visserij (‘fiche voedermanagement rundvee’).

Van verandering naar transitie

Riccy Focke, die door het departement Landbouw en Visserij aangesteld werd als transitiemanager PAS, helpt bedrijven met onder andere een rode PAS-brief zoeken naar bedrijfseigen oplossingen. “Ik zeg altijd dat verandering de enige constante is in de landbouwsector, al is die verandering de laatste jaren soms te gek om waar te zijn.

De landbouwsector gaat door zware veranderingen, waardoor we niet meer gewoon van verandering, maar van transitie spreken. Transitie is moeilijker, en vraagt een totaal nieuwe mindset van de hele sector. De prioriteit verschoof de afgelopen jaren plots van produceren naar milieu en klimaat. Wat dat juist als gevolg heeft voor onze landbouwsector, blijft onduidelijk, maar het is al wel duidelijk dat er een golf aan verandering aan zit te komen.

Moesten al de veranderingen die opgelegd worden, nu ook rendabel zijn, dan zou geen enkele boer twijfelen. Ze zouden zelfs geen subsidies nodig hebben, maar boeren worden gedwongen om te doen waar nu nog geen markt voor is.

Toch moeten boeren beseffen dat alles goed komt, want zolang dat niet zo is, doen we samen verder tot dat wel zo is. Als ik landbouwers bezoek die met de handen in het haar zitten over hun toekomstplan, geef ik hun eerst de raad om stil te staan bij wat ze zelf graag doen op hun bedrijf, en om daarnaar te streven. Niets is immers belangrijker dan doen wat je graag doet. Daarna is het belangrijk dat ze zich goed informeren, voorbeeldbedrijven bezoeken en vragen durven stellen. Er kruipt veel tijd in het opbouwen van een bedrijf dat voldoet aan toekomstdromen, maar het zal het waard zijn. Ik ben altijd bereid om te helpen. Zo ging ik al langs op elk bedrijf dat een rode PAS-brief in de bus kreeg.”

Sanne Nuyts

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken