Startpagina Veeteelt

“Via fokkerij kan je emissies verminderen”

CRV is één van de vaste waarden op veeteeltvakbeurzen en ook op deze editie van Agribex is het bedrijf opnieuw op de afspraak. Landbouwleven vroeg Eric Lievens en Peter Vercauteren van CRV naar de grote en kleine trends in genetica. Van methaanarm melkvee gaat het via hoornloze en hittetolerante runderen naar China.

Leestijd : 7 min

Zopas was er nog een parlementaire vraag over de fokwaardeschatting stikstof. CRV is de organisatie die zo’n fokwaardeschatting in Vlaanderen kan realiseren. Hoe ver staan jullie daarmee?

Eric Lievens: Als voer efficiënter wordt omgezet in melk leidt dat tot lagere methaan en stikstofverliezen. Dat is genetisch bepaald en daar kan je op inspelen bij het fokken. Maar om een stabiele en waarheidsgetrouwe fokwaardeschatting te hebben voor stikstof, dat vergt nog onderzoek en voorbereiding. Ons onderzoek kijkt vooral naar voerefficiëntie en methaanuitstoot. We verwachten een fokwaarde voor methaan in 2024 of 2025. Het is vroeg om te zeggen wanneer deze fokwaarde ook voor stikstof ingevoerd kan worden.

Wat kan een veehouder dan doen met die fokwaarde?

EL: We moeten de verwachtingen misschien wat temperen. De fokwaardeschatting inzake stikstof van een bepaalde veestapel zullen op zich alleen waarschijnlijk niet bepalen of een veehouder een vergunning krijgt of kan verlengen. Je moet dat bekijken in het grotere geheel van inspanningen om stikstof te verminderen, samen met voer en management.

Peter Vercauteren: Je mag deze fokwaarde ook nooit isoleren. Bij het kiezen van het meest geschikte rietje om te insemineren selecteert de veehouder op een aantal parameters: algemene gezondheid, kg melk, vet- en eiwitgehalte in de melk, weerstand tegen ziektes, klauwgezondheid, vruchtbaarheid, enz. Als veehouders enkel gaan selecteren op stikstofuitstoot, zou het kunnen dat ze hun veestapel verzwakken op andere cruciale elementen. Bij genetica moet je altijd in totaalpakketten denken. Economische factoren als kg melk, vet- en eiwitgehalte in de melk zullen altijd belangrijk zijn.

EL: Een goede fokwaardeschatting inzake stikstof is bovendien geen absolute garantie op een lage uitstoot in de realiteit. Als een veehouder niet het ‘juiste’ voer geeft of in het management steken laat vallen, kan zijn vee misschien net zo veel stikstof uitstoten als dat van een collega die minder interessante fokwaarden inzake stikstof heeft maar wel het juiste voer geeft.

Welk voordeel heeft een fokwaarde voor stikstof dan?

EL: Er moet een voordeel aan gekoppeld worden. Anders krijg je de veehouders niet mee. Dat kan bijvoorbeeld door de overheid via een ecoregeling in het GLB of door de melkophalers. De melkerijen geven premies voor weidemelk en dat zou net zo goed kunnen voor melkvee met een goede fokwaarde inzake stikstof. Wie ook de incentive geeft: een beloning werkt in deze sector altijd beter dan het bestraffen van wie nog niet mee is. De jonge generatie veehouders zal dit eerder meenemen in hun bedrijfsvoering. Maar dan moet dit gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek dat niet in vraag wordt gesteld.

Een fokwaardeschatting op stikstof zou in de praktijk in de buurt zitten van de fokwaarde voor voerefficiëntie en methaanemissie. Waarom duurt het dan zo lang om zo’n fokwaarde op te zetten?

PV: We hebben al 3 jaar een fokwaarde voor voerefficiëntie. Maar veeverbetering gaat niet snel. Dat kan je niet versnellen omdat je het zou willen. Als je dieren wil bekomen met een ‘betere’ waarde, door stieren en koeien met reeds goede waardes te combineren, dan heb je vooral geduld nodig. Niet elke kruising is succesvol. En we streven zoals eerder aangehaald naar betrouwbare en voorspelbare waardes.

EL: Elk dier in het testprogramma moet individueel gevolgd worden om individueel de stikstof-uitstoot te bepalen. En er zijn duizenden dieren nodig. Bovendien moet je in het achterhoofd houden dat bijna elk Europees land zijn eigen accenten legt in de wijze waarop fokwaardes worden berekend. Die zijn onderling niet altijd vergelijkbaar. Je kan voor zo’n specifieke fokwaardeschatting dus geen kosten of inspanningen spreiden over meer landen en regio’s dan Vlaanderen en Nederland.

Loopt dat onderzoek ook in Vlaanderen?

EL: In Vlaanderen werkt het ILVO hieraan mee als één van de onderzoeksbedrijven. In Nederland zijn er 10 bedrijven met 200 voerbakken voor zowat 2.500 koeien. Hoe meer data er zijn, hoe juister de afgeleide fokwaardes. Wereldwijd waren wij als CRV de eerste die hierin investeerden. Nu zijn we niet langer de enige, maar we hebben wel een grote voorsprong in gegevens, wat de betrouwbaarheid van onze fokwaarde ten goede komt. PV: In Vlaanderen zien we overigens maar weinig interesse uit politieke hoek. Iedereen wil minder methaan- en stikstofemissies, terwijl de overheid weinig investeert in de onderzoeken die gedaan worden.

Moet de overheid meer doen?

EL: De politiek kan meer doen, maar moet – net als de maatschappij als geheel – af en toe ook eens in de spiegel durven kijken. De verwachtingen ten opzichte van de melkveesector zijn soms tegenstrijdig. Stikstof wordt bijvoorbeeld vooral als een probleem beschouwd op het niveau van de stal. Zodra een melkkoe in de wei staat, is er bij wijze van spreken geen stikstofprobleem meer en krijgen de veehouders zelfs weidepremies. Terwijl als je stikstof wil reduceren, je dat net efficiënter kan doen in de stal. PV: Hetzelfde met de trend naar dubbeldoel-koeien. Dat klinkt allemaal mooi in theorie, maar in de praktijk betekent dat dat je meer koeien nodig hebt om hetzelfde volume melk te produceren. Zelfs met de beste genetica zullen 2 koeien nog altijd meer stikstof produceren dan 1.

De maatschappij en de politiek willen dat er minder runderen gehouden worden in Vlaanderen. Welke rol kan genetica daarin spelen?

PV: Via de genetica kunnen we een deeltje opvangen van het productieverlies aan melk als er minder melkkoeien zijn, door te kiezen voor hoogproductief melkvee met een langere levensduur. Die 2 aspecten waren vroeger misschien tegengesteld, maar vandaag niet meer. Als we inzake volume melk in de buurt willen blijven van het niveau van vandaag, dan betekent dat dat de veehouders nog intensiever zullen werken. Terwijl de politiek net het omgekeerde vraagt. De meest klimaatvriendelijke en stikstof-arme melkkoe kan enkel een hoogproductieve koe zijn. EL: De overheid goochelt met getallen, modellen en aantallen, maar maakt geen berekening van wat financieel haalbaar is voor veehouders. In de praktijk zien we dat wie kiest voor dubbeldoelrassen meer moeite heeft om een lening te krijgen bij de bank dan wie kiest voor Holstein.

In het kader van diversiteit merk je soms interesse voor ‘oude’ rassen als West-Vlaams Rood, Witrood en Witblauw Mixte.

EL: Voor melkvee hebben zulke ‘oude’ rassen enkel een plaats bij hobbyboeren, in natuurbeweiding of in de korte keten. Dat Natuurpunt die ‘oude rassen’ laat grazen op hun weilanden. Dat zou correcter zijn dan die Schotse Galloways die daar nu rondlopen.

Is er in Vlaanderen een generatiekloof tussen de oudste nog actieve veehouders en de jongste generatie?

PV: De ‘oudere’ veehouders geven aan dat ze al genoeg aan hun hoofd hebben, onder meer om met al hun administratie in orde te zijn. De jonge veehouders hebben door dat de discussies over voerefficiëntie, methaan en stikstofuitstoot niet meer weggaan. Die zetten in op dalende emissies, duurzaamheid en langleefbaarheid. Bij die nieuwe generatie koeien zien we almaar meer koeien die 100.000 kg melk produceren, met bovendien hogere gehaltes aan vet en eiwit. EL: Het is voor de nieuwe generatie veehouders duidelijk dat hun bedrijf een zekere grootte moet hebben om te kunnen overleven. Gewoon het ouderlijke bedrijf voortzetten is financieel vaak niet interessant. Als er voor jonge boeren geen vergunningen mogelijk zijn voor uitbreidingen van het aantal dieren, zullen de kleinere, niet-rendabele maar vergunde veeteeltbedrijven overgenomen worden door de grotere, als tweede locatie.

Zijn er recente trends in de veeverbetering?

PV: Hoornloze runderen worden populairder. CRV kan sinds kort sperma van hoornloze topstieren aanbieden en deze zijn vooral populair in Duitsland. De interesse groeit voorts voor runderen met een betere hittetolerantie, maar dat staat nog in zijn kinderschoenen. In vleesvee wordt vooral gewerkt op gezondheid en zien we een voorkeur voor grotere, zwaardere en robuustere runderen. Er is in rundsvlees, in vergelijking met vroeger, minder vraag naar de beste stukken en meer naar gehakt. Daarom kiest men bij vleesvee nu voor runderen met een hoog karkasgewicht, waardoor Blonde d’Aquitaine al iets vaker voorkomt in Vlaanderen.

Hoe ziet CRV zichzelf op de internationale markt?

EL: In Vlaanderen gaan we op termijn wellicht naar minder runderen. Dat zien we nu al in het vleesvee en dat zullen we straks zien in het melkvee. Op een slinkende markt zal de concurrentie met onze collega’s harder gespeeld worden. Omdat ook in onze buurlanden de markt slinkt, verwachten we dat er hier nog spelers zullen bijkomen. Er zullen waarschijnlijk fusies en overnames komen, want hoe groter een bedrijf is, hoe groter de overlevingskansen zijn. CRV is momenteel in zijn sector één van de grootste in Europa, maar tegenover Amerikaanse groepen hebben we het niet altijd makkelijk. PV: Wat meespeelt is dat wij de lokale markt zo goed kennen. In Europa heeft elk land, soms zelfs elke regio, zijn eigen fokdoel, terwijl ze in de Verenigde Staten slechts met één kengetal werken. Inzake rundveeverbetering is er nog absoluut geen ééngemaakte Europese markt. Nederland en Vlaanderen hebben als enige regio een betrouwbare fokwaarde voor voerefficiëntie en voor klauwgezondheid. Er zijn al veel gesprekken geweest om al die nationale afspraken en normen op één Europese lijn te krijgen, maar dat is nog niet gelukt.

Voor heel wat politici komt het gevaar uit China. Geldt dat ook voor rundergenetica?

PV: China heeft het nadeel dat ze wel een grote bevolking en een grote oppervlakte hebben, maar dat hun aandeel vruchtbare grond niet in verhouding staat tot hun bevolking. Als ze daar massaal runderen willen gaan fokken om het vlees en de melk naar ons te exporteren, zijn ze afhankelijk van relatief duur ingevoerd veevoer. EL: Wat ze ook niet hebben, is passie voor het vak. Hier wordt niet alleen kennis gedeeld binnen bedrijven, maar ook de liefde voor de stiel. Rundveefokkerij is emotie. Dat kan je niet kopen. China bekijkt de fokkerij als wiskunde, als een objectieve wetenschap. Maar een staatsambtenaar zal met alleen wetenschap niet altijd de juiste keuzes maken. Dat zien we als we kijken welk sperma ze kopen op de internationale markt. Dat zijn keuzes op basis van budget en beschikbaarheid, maar er zit geen langetermijnvisie achter. Voorlopig hebben we inzake melk en vlees nog niet veel te vrezen uit China.

Filip Van der Linden

Lees ook in Veeteelt

Michael Gore: “Als het zo doorgaat, glijden we opnieuw af naar een crisis in de vleesveesector”

Vleesvee Het aantal runderslachtingen staat op een historisch laag niveau. We produceren vandaag de dag minder rundvlees dan in 1970 en als je het aan Michael Gore, afgevaardigd bestuurder van de nationale beroepsvereniging voor slachthuizen, uitsnijderijen en groothandels (Febev), vraagt is de bodem nog niet in zicht. “We kunnen deze neerwaartse trend alleen stoppen bij de basis: de boer, alsook de tussenschakels in de vleesproductieketen, moeten een eerlijke prijs ontvangen voor hun product. Dat is de impuls die we nodig hebben om de hele keten draaiende te houden.”
Meer artikelen bekijken